Helaas, er valt hier weinig te beleven
alleen verstrengeling van toen en nu kan nog wat leven brengen in de brouwerij
PANORAMAVIEW MET BLINDE VLEK?*
Piet Boksweert's pulserende emergentie theorie
Hier begint het. In de navel van Europa. Op het dorpsplein dat inmiddels is verdwenen werden in 1810 nog Napolitaanse volksliedjes gezongen. Ooit heeft een jonge geitenhoeder hier afscheid genomen van zijn moeder, om later op de slavenmarkt van Djerba te worden verkocht aan Barbarijse zeerovers. In 1707 werden de katholieke bewoners onthaald op de occulte profetieën van rondtrekkende Camisards. Tevergeefs, de vonk sloeg niet over. De profetieën van vóór het Christendom hadden de gemeenschap meer bekoord.
De omgeving is bezaaid met rotsblokken vol persoonlijke inscripties uit vroeger tijden, als een lithografisch equivalent van Facebook. Het duidt erop dat dit een druk bezochte plek geweest is. Als je om je heen kijkt, zie je niets van de imposante bouwwerken van weleer maar met behulp van drones en remote sensing kun je de uitgestrekte fundamenten zichtbaar maken. Hier lag ooit een welvarende stad.
Uit alle hoeken van de wereld stroomden mensen hier naartoe. Toen, net als nu. Het sjamanistisch heiligdom van deze ‘bedevaartplaats’ wordt nog gemarkeerd door de onthoofde slangenzuil, de opgerichte navelstreng. Vanaf haar zetel op de driepoot die gevormd werd door de drie reptielenkoppen maande het enige ware orakel ooit tot zelfbezinning en relativiteit. Haar uitspraken staan in de rotswanden gegrift. In Delphi.
Lang, heel lang geleden, maar al wel nadat er leven op aarde was gevormd, lag er een deken van archebacteriën en soortgelijke wezentjes over de wereld. Deze microben krioelden in het toen nog warme water dat het grootste deel van de planeet omvatte en ze streden om het beschikbare voedsel – opgeloste zouten en gassen uit de oeratmosfeer – dat steeds schaarser werd. Om genoeg te bemachtigen konden ze twee dingen doen: zo dicht mogelijk bij de rand van de deken zien te komen omdat daar de minste concurrentie was, of samenwerken. Voor de meeste microben werd de deken te dik om de rand nog te kunnen bereiken zodat voor hen alleen de laatste optie – samenwerken – soelaas zou kunnen bieden. En sommigen waren daartoe zo erg bereid dat ze hun onafhankelijkheid opgaven en deelnamen in een soort maatschap: een associatie van lilliputters die samen een reus werden. Het eerste echte eencellige organisme op aarde zag het levenslicht.
Dit gebeurde bijna twee miljard jaar geleden. En er gebeurde toen ook nog iets anders, namelijk de grootste milieuramp die ooit op aarde heeft plaatsgevonden. Een aanzienlijk deel van de microben dat zich aan de kant van de deken bevond waar genoeg zonlicht kon doordringen had het vermogen ontwikkeld om dat licht aan te wenden voor het maken van voedsel. Ze hadden de fotosynthese uitgevonden. Maar zoals wel vaker bij succesvolle innovaties had ook deze medaille een keerzijde. Bij de bereiding van de voedzame suikers kwam een uiterst schadelijk gas vrij: zuurstof. De meeste microben konden daar helemaal niet tegen. In de oeratmosfeer was dat gas niet voorgekomen en nu werden ze levend verbrand. Maar dat weerhield veel bacteriën niet om door te gaan met fotosynthese zodat langzaam maar zeker de dampkring werd gevuld met zuurstof. De een zijn dood, de ander zijn brood want de as zat natuurlijk volop voedingsstoffen.
De maatschap had zich goed beschermd. Eén van de dreumesen had voor een afdekkend omhulsel gezorgd en een ander voor verbrandingsovens waar de zorgvuldig getransporteerde zuurstofmoleculen hun energie afgaven. De oersoep werd spoedig gedomineerd door het conglomeraat van de ware eencelligen. Maar het succes van de vooruitgang keerde zich ook tegen hen. Door overbevolking raakten de coalities letterlijk in het gedrang. Er zat maar één ding op: aaneensluiten. De cellen vormden een alliantie en smolten samen tot meercellige organismen. De eerste planten, schimmels en diertjes vestigden zich op aarde.
Dit gebeurde ongeveer zeshonderd miljoen jaar geleden. En daarna groeiden de diertjes uit tot zeemonsters en veroverden korstmossen het land zodat alle meercellige organismen een maagdelijk leefgebied konden veroveren waar dieren in navolging van planten konden evolueren en uiteindelijk het menselijk brein voortbrachten. Dit brein dat zich in alle bescheidenheid afvraagt of deze geschiedenis uniek is voor de planeet aarde? Gezien de gigantische hoeveelheid planeten in alleen al onze melkweg lijkt het mij aannemelijk dat deze planetaire identiteit (pi) slechts één van de talloze pi’s in ons universum is.
Het was stil geworden in de collegezaal. Waar anders altijd een gestaag geroezemoes, krantengeritsel en ongedurig geschuifel van puberlijven een onlosmakelijk akoestisch element van alle universitaire leslokalen had geleken, kon je nu de spreekwoordelijke (haar)speld horen vallen. Natuurlijk weer die bakvissen schuin voor me – zij is er ook – zag ik vanuit een ooghoek. Maar de aandacht was overweldigend. Piet Boksweert stond er inmiddels om bekend dat hij zijn gehoor met simpele power point presentatie genoeg wist te boeien om ze te laten nadenken. Wat voor een hoogleraar paleontologie als uitzonderlijk gold. Daarom had de faculteit hem gevraagd een reeks colleges te geven over het ontstaan van het leven. Niemand anders had veel zin om daaraan zijn handen te branden. Met al die multicultis.
De overgangen tijdens de evolutie, van bacterie naar amoebe, van groenwier naar woudreus, van piepmuis naar spreekgestoelte, noem ik faseovergangen, analoog aan wat natuurkundigen een verandering van aggregatietoestand noemen (vast-vloeibaar-gas). Kenmerkend voor faseovergangen is een verandering van informatieopslag en –overdracht. Van een ringvormig DNA-molecuul via chromosomen in een celkern en daarvan vervolgens miljarden identieke exemplaren in één lichaam naar bibliotheken en digitale geheugenopslag.
De faseovergangen zijn evolutionaire transities met een veel grotere omvang dan de bekende natuurlijke selectie (met alle respect) heeft. En er moeten er meer geweest zijn dan ik zojuist heb genoemd. De bacterie is niet zomaar uit de lucht komen vallen. Hoewel, ha ha… volgens Crick, inderdaad, samen met Watson bedenker van de genetische code, zijn ze met meteorieten op aarde terecht gekomen. Hoe het ook zei, eerst was er abiogenese: bacteriën ontstonden uit niet-levende moleculen. Hoe? Dat weet niemand, maar als het hier op aarde gebeurd is heeft het minder tijd gekost dan de periode die nodig was om door symbiose van microben tot een coöperatief celverband te komen. Dat duurde bijna twee miljard jaar. Daarna ongeveer een miljard jaar voor de meercellige organismen ontstonden en toen nog maar zeshonderd miljoen jaar voor de eerste mensachtigen elkaar de hersens insloegen. Alleen die van Homo sapiens bleven gespaard. Minder dan een miljoen jaar geleden. Menselijke taal is in elk geval niet ouder. Het schrift is ongeveer vijfduizend jaar oud en digitale communicatie bestaat ruim een eeuw. Het lijkt erop dat de ontwikkelingssnelheid waarmee we afstevenen op een volgende transitie toeneemt. Volgens mijn berekeningen zal de pi van onze aarde halverwege het derde millennium een nieuw stadium bereiken waarin cyborgs en robots de informatieverspreiding interplanetair zullen voortzetten.
Ze is er weer bij. Het viel me steeds zwaarder om mijn aandacht bij Boksweert te houden. Al een paar keer was mijn blik afgedwaald van zijn ppp naar de zwarte vlechten die ze strak rondom haar hoofd had gedrapeerd. Hoeveel tijd kost haar dat niet? Haar vriendinnen laten het allemaal gewoon hangen. Ik had uit de gilletjes en het gekakel vooraf aan de colleges begrepen dat ze Josje of zoiets heette en ik voelde een groot verlangen om haar te strelen. Maar dat zou ik natuurlijk nooit durven. Ik durfde haar nog niet eens aan te kijken.
Nou was dat overigens niet iets om me zorgen om te maken: ze gunde me nog geen blik waardig. Vandaag draagt ze haar Dorische chiton. Tijdens het college had ze zich geruisloos bevrijd uit de rode cape die ze gewoonlijk aanhield. Kennelijk was Boksweerts warme pleidooi voor zijn emergentie theorie haar niet in de koude kleren gaan zitten. Al vroeg ik me af of ze er iets van begreep.
Maar dat viel mee. Zoals gebruikelijk bij de colleges van Boksweert werden studenten aangemoedigd tussentijds het woord te vragen en zij had dat, keurig met een opstoken vingertje, gedaan. Of de professor ook kon verklaren waarom onafhankelijke organismen hun eigen individualiteit opgaven? Boksweert gaf te kennen dat een hele zinnige vraag te vinden (al vond ik het nogal pedanterig klinken). Hij wees op het belang dat een sporttrainer zou hechten aan teamgeest en die soms verkiest boven individuele kwaliteiten. Het vermoeden bestond, speculeerde hij verder, dat eiwitten die altruïstisch gedrag bevorderden een selectievoordeel hadden. Hij herinnerde ons, biologiestudenten, aan het knuffelhormoon oxytocine, toch ook maar een eenvoudig eiwit, dat ook zo’n werking had. Maar hij moest toegeven dat er nog veel onduidelijk was.
Naar de mechanismen die aan de grote evolutionaire transities ten grondslag liggen kunnen we voorlopig slecht gissen. Over het algemeen is er duidelijk sprake van het samenvoegen van kleinere eenheden tot een groter en vooral complexer geheel dat meer overlevingskans heeft dan de oorspronkelijke delen. De vraag blijf voorlopig overeind waarom die oorspronkelijke eenheden hun eigen identiteit ondergeschikt maakten aan een samenwerkingsverband. Zijn er bijzondere uitwendige factoren of is er een toename van verwantenselectie?
Altruïstisch gedrag staat haaks op de individuele drang van organismen om zelfstandig te overleven. Mensen vormen daarop geen uitzondering. Religie, nationaliteit of de voetbalclub mogen dan saamhorigheidsgevoelens opwekken, uiteindelijk kiest men toch voor verwantschap. Dichtbij (gezin, familie) verdient de voorkeur boven veraf. En, hoe dichterbij hoe liever.
Maar soms zijn de dingen zo dichtbij dat je ze over het hoofd ziet. Het is of je het te pakken hebt en tegelijkertijd is het ongrijpbaar. Zoals je IK, je ZELF.* Ondanks de persoonsgegevens uit het bevolkingsregister en een gedegen zelfanalyse blijft het een raadsel wat je IK werkelijk is. Je krijgt je vinger er niet achter, alleen een vaag vermoeden dat het er is. Zoals het vermoeden van de honingbij dat er een kolonie is waarvan ze deel uitmaakt. Of de anticipatie van het H2O-molecuul op de natheid van water en de preoccupatie van neon-atomen met de kleur rood. Het zijn allemaal voorbeelden van een (emergente) eigenschap waarvan men zelf nog geen weet heeft ( maar wel een vermoeden). Alleen in grote getale kunnen watermoleculen nat zijn en neon-atomen rood oplichten. Wellicht is dat onkenbare ZELF niets anders dan een vermoeden van het collectieve wij-gevoel.
We zouden samen hele fijne dingen kunnen doen. Ik zou haar kunnen laten zien dat ik best handig ben. Ik zou haar kunnen laten voelen wat ze vast nog nooit gevoeld heeft. Wat zou ze zelf eigenlijk het lekkerst vinden? Misschien gaf ze niets om jongens, hield ze meer van haar vriendinnen. Nou, dat maakt mij niet uit…
Maar wat zijn WIJ eigenlijk? We vormen een gemeenschap van miljarden zielen, verbonden door handel, strijd, liefdadigheid en een wereldwijd communicatie netwerk. Maar wat weten we van elkaar? Elk van ons is een uniek individu. Ieder van ons heeft wel eens een beleving die zo intiem is dat je je afvraagt of er nog wel iets anders is dan je eigen IK.* Gemeenschappelijkheid komt tot uiting in religie maar sommige religies propageren de persoonlijke beleving.* In kunst en wetenschap wordt de individuele creativiteit hoog gewaardeerd terwijl sociale democratie en nationalisme op sentimenten en saamhorigheid drijven.
Ze kijkt mijn kant op. Shit. Het is trouwens rumoerig achterin. Ik geloof dat er een paar vertrekken. Of komen die juist binnen? Op de eerste rij heeft iemand weer wat op zijn lever maar ik kan er niets van verstaan. De prof lijkt een gebaar te maken dat hij daar op terugkomt. Ben benieuwd. Oh, Josje heeft haar vingertje weer opgestoken. Keek ze nou weer naar mij? Nu vraagt ze wat dit allemaal met de evolutionaire transities heeft te maken. Boksweert maakt een licht aangeslagen indruk als hij antwoord dat je als paleontoloog gewend bent aan perspectieven van vele miljoenen jaren waardoor de huidige werkelijkheid zo dichtbij komt te staan dat die je eenvoudig ontgaat. Waarvoor excuses. Eén van de bakvissen vraagt met een onderdrukte giechel of dit tentamenstof is waarop Boksweert bijna enthousiast reageert. We worden verwacht op het tentamen onze eigen mening te geven over de zaken die hij nu te berde brengt. Prompt wordt het weer stukken stiller in de zaal. Zal ik haar na afloop …?
Wat het dichtste bij is, het hier en nu, dat eist de meeste aandacht op. Daarin lijkt alles uitvergroot in vergelijking met de rest van de wereld. Het ‘nu’ is zo veelomvattend dat het de miljoenen en miljarden jaren van vroeger reduceert tot een soort ‘gisteren’. En de ruimte waarin we hier bij elkaar zitten is groter dan het heelal, bij wijze van spreken. Ik wil maar zeggen, onze alledaagse beslommeringen, onze genoegens, verlangens en fantasieën overstijgen een werkelijkheid waar het allemaal om te doen is. De grove lijn. De zin van ons bestaan.
Nu breekt de pleuris uit. Maar nee, iedereen is vol afwachting naar wat komen gaat.
God, wat ben ik geil.
Recente gebeurtenissen worden veel uitgebreider en nauwkeuriger beschreven dan voorvallen uit het verleden. Daarom trekken recente gebeurtenissen meer aandacht en ontnemen het uitzicht op een historisch kader.
Oké, ik ga nu weer verder terug in de tijd.
Tijdens de geschiedenis van de mens worden een aantal sleutelmomenten onderscheiden. Zoals het ontstaan van spijkerschrift en de uitvinding van het wiel of, recenter, de boekdrukkunst en de microchip. Maar het is zinvoller om ze te beschouwen als onderdeel van twee grote processen die wezenlijke veranderingen teweegbrachten: de manipulatie van natuurkrachten (het maken van een vuistbijl tot en met de biotechnologie en cybernetica) en het vergroten van informa-tieopslag en –uitwisseling (het ontwerpen van tot en met het wereldomvattende communicatienetwerk). Het zijn univer-sele processen die worden gegenereerd door talloze emergente sub-fenomenen.
Enkele afzonderlijke emergente voortbrengselen van de mens zijn wiskunde, handel, symfonische muziek en Insta-gram. Niet gek, als je bedenkt dat deze ontwikkelingen in minder dan 10.000 jaar hebben plaatsgevonden. Culturele emergenties hebben beduidend minder tijd nodig om tevoorschijn te komen dat organische!
Ter vergelijking, de aarde is ongeveer viereneenhalf miljard jaar geleden ontstaan en de oudste oerfossielen, de zogenaamde stromatolieten, zijn zo’n drieënhalf miljard jaar oud. Als het leven al op aarde is ontstaan heeft de abio-genese – de ontwikkeling van mineralen met een moleculair vermogen informatie en energie op te slaan en door te geven – in de hete oersoep vele miljoenen jaren geduurd. En elders in het heelal was er nog meer tijd beschikbaar.
Goed. Even pauze. Ik snak naar een kop koffie.
Massaal verlieten we de zaal en zoals elke keer verbaasde ik me over de orde en regelmaat waarmee dat ook nu weer gepaard ging. Niettemin verzeilde ik in gedrang, kreeg een duw en stond plotseling oog in oog met Josje. Wat een pupillen! Licht spottend (of verbeelde ik me dat) gluurde ze vanonder de rand van haar capuchon aan de rode cape die ze zojuist van de kapstok had gepakt naar mij op en fluisterde dat ze wel in de gaten had dat ik een oogje op haar had “Vier uur. Pardoeza.” धत् तेरे की Ik snakte naar adem, wilde iets zeggen, iets gevats of onverschilligs. Maar ze was al weg. Bij de automaat verborg ik mijn rooie kop in de dampen van de koffie en durfde pas weer mijn ogen op te slaan toen iemand riep dat Boksweert weer verder ging. धत् तेरे की.
Terug in de zaal heb ik het gevoel dat er iets met de tijd is gebeurd. Alle zogenaamde zekerheid van wat is geweest is omgeslagen naar het zogenaamde uitzicht op wat gaat komen. Het is NU geworden.
Ik zie dat de prof een formule op het bord heeft geschreven. Zeker vergeten op te nemen in zijn PPP.
Elke gebeurtenis heeft nieuwe gebeurtenissen tot gevolg. Geen enkel voorval staat op zichzelf. Alles is met elkaar verbonden. Evolutionaire faseovergangen of transities komen tot stand door een wisselwerking van actoren. In een complex adaptief systeem leidt die wisselwerking tot een emergent collectief. Met complexe getallen kan de relatie tussen opeenvolgende gebeurtenissen heel eenvoudig worden weergegeven:
Zn = Zn-12 + e
Ik kom daar later op terug.
Aan de organische evolutie – het ontstaan van levende wezens op aarde (en hoogstwaarschijnlijk ook elders in het heelal – ging een niet-organische ontwikkeling vooraf die geleid heeft tot de vorming van planeten. Deze kosmische evolutie wordt voorgesteld als een aantal faseovergangen in de eerste seconde na de oerknal en de daarop volgende vorming en vernietiging van talloze hemellichamen. In de astrofysica spreekt men van kosmische transities.
Het fundamentele criterium dat geldt voor het onderscheiden van de grote evolutionaire transities op aarde – veran-dering/uitbreiding van informatieopslag/overdracht – kan ook op levenloze materie worden toegepast. Elke entiteit, of het nu een alledaags voorwerp is of een subatomair deeltje, bezit intrinsieke informatie (misschien is de bit wel de meest fundamentele eenheid in dit universum).
Volgens de modellen is ons universum 13,8 miljard jaar geleden begonnen als een singulariteit met een temperatuur van ongeveer 10 quadriljard graden Kelvin (oerknal). Wat er in het allereerste begin (de eerste biljoenste seconde) precies gebeurde is onderwerp van speculaties. Wiskundige modellen laten de fundamentele krachten ontstaan als-mede exotische deeltjes die elkaar vernietigen (annihilatie) en vermoeden een expansie met een factor 1080 (inflatie). Als de temperatuur is gezakt tot ongeveer een biljoen graden (nog binnen die eerste seconde) wordt het plaatje duidelijker.
In de gloeiendhete plasma van vrije quarks en gluonen gingen deze deeltjes zich samenvoegen tot hadronen (protonen en neutronen). De quarks en gluonen hebben afzonderlijke eigenschappen (lading, spin, massa, ‘kleur’). Samengevoegd tot hadron transformeerden die eigenschappen tot wat we nu de sterke kernkracht noemen.
De volgende faseovergang vond tijdens de eerste minuten plaats toen de temperatuur was gedaald tot ongeveer een miljard graden Kelvin. Protonen en neutronen gingen zich verenigen tot waterstof- en heliumkernen met vanzelfspre-kend weer nieuwe (emergente) informatie.
Na een kleine 400 000 jaar was het heelal zover afgekoeld dat de snelheid van vrije elektronen voldoende was afgenomen om door waterstofkernen te worden ingevangen en vastgehouden terwijl de tot dan toe onderschepte straling zich losmaakte van de materie en ontsnapte in de vorm van vrije fotonen. De atomen die toen zijn ontstaan (voornamelijk waterstof) hebben natuurlijk weer hele andere eigenschappen dan de subatomaire deeltjes waaruit ze zijn opgebouwd (het is niet een simpele optelsom; het is emergent).
De volgende faseovergang koste heel wat meer tijd. De gemiddelde temperatuur van het steeds verder uitdijende heelal daalde tot enkele graden boven het absolute nulpunt. Door fluctuatiedichtheden van de waterstofatomen gingen deze na verloop van miljoenen jaren (onder invloed van hun eigen aantrekkingskracht) samenklonteren en vormden ze zo de eerste sterren. Wat toen gebeurde vindt nog steeds plaats; de evolutie dendert voort.
Samenklonteren is een zelfversterkend proces: de zwaartekracht en de lokale temperatuur nemen steeds verder toe. De waterstofatomen fuseren tot heliumatomen (waarbij veel energie vrijkomt). Als de stervorming bepaalde grenzen overschrijdt en de zwaartekracht te groot wordt, ontploft de ster en spreken we van een supernova. De daardoor gevormde interstellaire gaswolken bevatten grote atomaire bouwstenen zoals koolstof-, zuurstof-, stikstof-, zwavel- en fosforatomen. De ‘zware’ atomen ondergaan dezelfde onderlinge aantrekking als de waterstofatomen eerder. Uit deze gaswolken gevuld met ‘sterrenstof’ ontstaan kometen en planeten, het substraat voor samenvoeging van verschillende atomen tot moleculen.
Recapitulerend: tijdens een kosmische transitie wordt elke gebeurtenis die zich voordoet (Zn) voorafgegaan door een eerdere gebeurtenis (Zn-1) waarbij een emergente eigenschap (e) wordt toegevoegd. Door de variabele Z in het domein van de complexe getallen als een verzameling punten af te beelden kun je transities visualiseren. En wat blijkt? De evolutie is net een fractal. Het gaat maar door.
Daar heeft-ie een punt. Wat is een fractal anders dan een massa punten?
Ze heeft zich ingegraven, ze nestelt in mijn ZELF. Ah, zoete sloerie. Hé. daar staat die formule weer. Hij had hem dus helemaal niet op het bord hoeven schrijven. Ik wou dat ze nog hier zat. Die plaatjes van Mandelbrot ken ik nou wel. Gaat-ie ons daar nu mee paaien? Zou ze...
Een nadere beschouwing van de modellen wekt de indruk dat er afwisselend sprake was van macro- en micro-emergenties (g heeft betrekking op gravitatie en k op de andere krachten). Allereerst moet de tijd zijn begonnen, een dimensie zonder einde en zonder welke er niets kan zijn en daarna konden allerlei soorten van beweging, en dus veranderingen, plaatsgrijpen (g). Het is niet duidelijk wat voor soort faseovergangen zich in die eerste fractie van de tijd voordeden, alleen dat er een oneindig hoge energiedichtheid moet hebben geheerst. Aangenomen wordt dat tijdens de eerste faseovergangen de zwaartekracht een reciproke waarde en dus een afstotende werking had die de kosmische inflatie veroorzaakte waardoor de uitdijende emergente ruimte ontstond (g) die geheel gevuld was met een plasma van elementaire deeltjes als quarks en elektronen (k). Het uitdijen van de ruimte ging gepaard met een afname van de energiedichtheid (oorzaak en gevolg zijn in dit vroege stadium onbekend). Onder invloed van krachtvoerende deeltjes zoals gluonen en fotonen werden protonen en neutronen gevormd (k).
Tijdens de eerste overgangsfasen kwamen talloze deeltjes en antideeltjes met elkaar in botsing waarbij ze elkaar neutraliseerden en verdwenen (annihilatie). Nadat de energiedichtheid verder was gedaald ontstond er geen nieuwe materie en antimaterie. Er was alleen nog annihilatie. Doordat de antimateriedeeltjes in de minderheid waren (kwantumeffect?) bleven er uiteindelijk alleen protonen, neutronen en elektronen bestaan. Door de elektromagnetische kracht van de fotonen werden de materiedeeltjes aaneengesmeed tot atomen, voornamelijk waterstof (k).
Terwijl de ruimte verder uitdijde en afkoelde trokken de waterstofatomen elkaar aan en vormden sterren (g). Na langdurige fusie van lichte atomen werden ook zwaardere elementen gevormd en de ruimte ingeblazen. De kosmische gaswolken die daarop ontstonden bevatten naast waterstof en helium ook grotere atomen (k). De cyclus van ster-vorming en het ontstaan van interstellair stof en gas waaruit weer nieuwe sterren voortkwamen heeft zich herhaaldelijk voorgedaan. Tenslotte bevatten de stofwolken voldoende zware elementen om planeten te doen ontstaan (g). Tijdens de vorming en afkoeling van die hemellichamen vonden chemische reacties plaats tussen de verschillende elementen waardoor diverse verbindingen, zogenaamde moleculen, werden gevormd (k). Afhankelijk van de moleculaire samenstelling van de planeet (k) en externe invloeden zoals kosmische straling (g) konden er steeds grotere moleculen en polymeren worden gevormd en zelfs leven ontstaan.
De vermoedelijke wisselwerking tussen macro-emergenties met een afnemende reikwijdte en micro-emergenties met een toenemende complexiteit vormt de essentie van mijn ‘pulserende emergentie theorie’, namelijk de idee dat de evolutionaire ontwikkeling is samengesteld uit verschillende typen emergenties, structurele en conditionele.
…willen dat ik iets meeneem? Ik moet nog naar huis om me te wassen. Die kutfiets moet ik ook nog wegbrengen. Als ik nu wegga denken ze natuurlijk dat ik niet van formules hou. Nou inderdaad, die fractals komen mijn strot uit. Popu-plaatjes voor de vaak. Ik ga nu. Ik kom…
*
De fractals van Mandelbrot zijn inmiddels een halve eeuw oud en ze ergeren me nog steeds. Iconen van ongrijpbaar verlangen. Ze hebben Josje de weg naar de wiskunde gewezen en mij op het spoor gezet van de psychedelica. Tevergeefs. Hoopvolle doelen die hun beloftes niet hebben waargemaakt. Evenals onze relatie, die heeft ook een pulserend karakter, soms heel intiem, andermaal vol verwijt.
Boksweerts liefdeloze theorie hield geen rekening met vertrouwde emoties als afgunst, teleurstelling en trots ondanks hun onbetwistbare rol in de wereldgeschiedenis. Zijn relativistische ideeën over ruimte en tijd zijn inmiddels ook achterhaald. Alles ligt verankerd in data, bits, informatie.
Snelle dataverwerking heeft de wereld daadwerkelijk beïnvloed. Als de Britse overheid de codebrekers van Bletchley Park in WO2 niet van ruimere middelen had voorzien, zat ik nu wellicht achter de Scherbius Schreibmax SS17 een tekst te printen in plaats van op mijn Koreaanse IBM-kloon een bestand op te slaan. Op termijn zou het niets uitmaken. De loop van de tijd kan worden verlegd maar uiteindelijk wijst de pijl altijd in dezelfde richting. Maar dit terzijde.
Volgens Josje kun je met algoritmes muziek genereren en zo gevoelens in een wiskundige formule vatten. Verklaart dat haar hang naar hallu-cinogenen? Of ben ik nu psychedelisch aan het projecteren? Volgens Josje zijn gevoelens voer voor profeten. Koffiedik. Piskijken. Echte voorspel-lingen eisen logica, inzicht, transcendentie. Volgens haar moeten we dan bij de gedrogeerde Pythia van Apollo zijn. In Delphi.
Dus zijn we in Arachova. Of liever, ik ben hier, Josje is … ik weet niet waar ze is, ergens in de bergen, denk ik. Het gaat niet goed. We zijn weer terug bij af, maar wel tig rondjes later. Zij slikt weer als vanouds en ik hang maar wat rond, ook net als vroeger. Alsof er nooit iets is veranderd. Maar zo is het niet. We hebben nu herinneringen en kinderen en een flinke docynisme… Lekker, die wijn
[…]
Kwas ff weggesukkeld. Das’ ook nieuw, hè, oudje? Neem nog maar een slokkie.
Ik moet meself ff uitlaten. Geluksalig sijn de armen van geest. Soms sou ik wiln niets te weten. Kennis is de kern van alle kwaad. Hermes is een somber ventje, een bose demiurg. De brief in mijn binnensak… voor Josje… van die gast, Pacha… patser, sal je bedoeln. Pilndraaier. Godsamme.
[…]
De berglucht van de Parnassus is helend. Als herboren heb ik zowaar plaatsgenomen in zo’n sinistere cybercab die hier welig rondtoeren. De geprogrammeerde Frankenstein-piloot heeft een jubelend pleidooi gehouden voor een bezoek aan de Sarantavli. Maar het gewauwel over de muzen van Apollo en Yuthakon Yuthasatrakesol, de grondlegger van de nihilistische breuken (~ η = 0/0) die tijdreizen mogelijk hebben gemaakt, ergeren mij dusdanig dat ik opdracht heb gegeven om onmiddellijk te worden afgezet bij de Marmariá.
Toegangsheffing op cultureel erfgoed en natuurschoon is geautoriseerde afzetterij die nauwelijks protest oproept. Dat het aantal toeristen dat zich door spookachtige roboscopen holografische taferelen laat voorspiegelen zo gering is ligt niet aan de hoge entreegelden maar aan de mogelijkheid om te trippen op een transkairotische toverbal. Tegen flinke betaling kun je een pil slikken die je meeneemt naar de Myceense tijd waar je persoonlijk de Pythia kunt raadplegen. En dat is razend populair.
Geëxploiteerd verleden leidt echter de aandacht af van dingen die gewoon hier en nu te zien zijn. Ik verlaat de gebaande paden en geef me over aan de omgeving. Zwervend tussen de wilde pruimen en olijven ontdek ik plotseling een spleet in de rotsachtige helling. De opening is breed genoeg om toegang te verlenen tot een onverwacht heldere grot. Het is er zo licht doordat de spleet ver doorloopt naar boven. Achterin zie ik een gang die onweerstaanbaar lonkt. Het ruikt er wat bedompt maar op duisternis ben ik voorbereid. Bij het licht van mijn penlight schuifel ik door de spelonk. Ik voel een luchtstroom maar het ruikt niet naar buitenlucht. Aan de dansende schaduwen kan ik zien waar de doorgang smal of breed is, hoog of laag. Vanuit de richting waarin ik mij beweeg klinkt het kabbelende geluid van stemmen. En dan ineens:
Daar zit ze! In haar rode cape. Op een driepoot te midden van de hooggeëerde toeschouwers. De ruimte hangt vol roboscopen. Haar blik zweeft over hun hoofden naar de spreuken tegenover haar
το μέλλον είναι το νέο παρελθόν en το παρελθόν έχει το μέλλον
Ik weet niet wat het betekent, ‘het verleden heeft de toekomst?’ Modernistische prietpraat of wijsgerig aforisme? Of is het de zweverige bezwering van een gassnuifster?
Vroeger kweet ik Josjes bedwelmende oogopslag aan haar verblindende schoonheid in plaats van aan haar door belladonna verslapte regenboog-vliezen. Haar uiterlijk was even misleidend als Boksweerts geloof in kosmische emergentie, dat losjes was gebaseerd op het standaardmodel en de oerknaltheorie, zonder oog te hebben voor de synergetische wisselwerking die voorafgaat aan complex adaptief gedrag.
Tijdens zijn laatste college benadrukte Boksweert de continuïteit van het evolutieproces. Zoals het vroeger verliep zal het ook in de toekomst gaan, was de strekking van zijn betoog. Voorspellingen zijn altijd gebaseerd op het verleden. Ooit zal de mens het evolutionaire stokje doorgeven aan een nieuwe verschijningsvorm. Hij vroeg ons om commentaar.
Josje, wie anders, stak haar vinger op. Of de onbegrijpelijke uitspraken van het orakel van Delphi een verwijzing konden zijn naar onze eigen beperkt-heid? “Is elke Homo sapiens dan niets anders dan een symbiotische verzameling van microben, op weg naar een symbiotische verzameling van cyborgs?
Dat zou dan wel eens de ware zin kunnen zijn van de wijsgerige boodschap, γνῶθι σεαυτόν, boven de ingang van het heiligdom. In Delphi.
Piet Boksweert gaf in de jaren 70 van de vorige eeuw leiding aan een internationaal befaamde onderzoeksgroep in Leiden. In 1981 werd van hogerhand uit bezuinigingsoverweging verordonneerd dat het Instituut waaraan hij was verbonden diende te fuseren met een vergelijkbare instelling in Utrecht. De onderzoeksgroep van Boksweert werd ontbonden. Hijzelf vertrok naar Amerika waar hij een aanstelling kreeg bij het Santa Fe Institute in New Mexico. In 2005 keerde hij terug naar Nederland. Een tijdlang dreef hij met succes een antiekhandel in Wassenaar. Daarna vestigde hij zich in Spanje. Inmiddels is hij terug in Leiden en werkt er als onbezoldigd medewerker aan de universiteit.
Hollandse non-fictie
Peter Westbroek. De Ontdekking van de Aarde. Balans, 2012
Bronnen
Gerard ’t Hooft. De Bouwstenen van de Schepping. Prometheus, 1999
Stuart Kauffman. At Home in the Universe. Oxford University Press, 1996
Marios Koutsoukos. Navel of the Earth. Createspace Independent Publishing Platform, 2016
John Maynard Smith & Eörs Szathmáry. The Major Transitions in Evolution. Freeman, 1995