HEMELSE GLOED OF VALSE SCHEMER?
Voor Hij Zijn laatste adem uitblies, noemde Hij Uw naam.
Het Zwitserse wonderkind Nicolas Facio de Duillier (1664-1753) ontwikkelde in het begin van de jaren tachtig van de 17e eeuw een Cartesiaanse verklaring van Cassini’s zodiakaal licht*. Na een aanslag te hebben verijdeld op Willem van Oranje, de latere stadhouder der Nederlanden en koning van Engeland, vestigde hij zich in het Noorden* waar hij zich manifesteerde als de wetenschappelijke muze van zowel Christiaan Huygens als Isaac Newton.* Met zijn scherpe verstand en onweerstaanbare charme beroerde hij wiskundigen, filosofen, diplomaten en politici.
Om aan geld te komen, moest hij lesgeven, waardoor hij in contact kwam met fanatieke Hugenoten (withemden). Eén van hen was de protestante (on)heilsprofeet Elias Marion, van wie Facio zelf weer in de ban raakte en samen verkondigden ze aan het begin van de 18e eeuw het einde van het ondermaanse en de terugkeer van Christus op aarde.*
Ten tijde van zijn intieme omgang met Newton werd Facio’s brein in toenemende mate geperverteerd door de dampen die vrijkwamen bij hun alche-mistische experimenten. Dit leidde in 1692 tot een identiteitscrisis waarin hij zich afvroeg welke profeet hij moest volgen.
Sterrenkind! Sterrenkind noemt hij mij. Vader Isaac. Zo eigenwijs als het achtereind van een pierlala. Slimme kop, maar altijd tegenspartelen als ik het beter weet. En vooral niets laten merken als het eindelijk begint te dagen. Jammer dat hij dat niet toegeeft, dat hij mij te kakken zet waar anderen bij zijn, al is hij verloren zonder mij. Zegt-ie tenminste.
Soms kan hij zo kil doen. Altijd als er anderen bij zijn. Laatst deed hij of hij mijn naam niet wist, vraagt hij aan iedereen hoe ik ook weer heet. Niet als een oud verstrooid mannetje maar als de gevierde geleerde die wel wat beters aan zijn hoofd heeft dan een profiteurtje. De klootzak. Onder ons piept hij heel anders.
Sterrenkind. Ik ben het licht in de schemer van zijn eenzaamheid.
'Een dwaallicht' zou Chris smalend zeggen. Vadertje Christiaan. Hij is er wel een beetje van af. Zit vaak dagenlang te kniezen en heeft het dan alleen over zijn Zus. Leeft gelukkig altijd op als ik er ben. Dan wil hij alles horen over aantrekking en afstoting en wat ze in Londen van zijn lichtgolven vinden. Die liggen hem nader aan het hart dan de golven van de Noordzee♣. Is hier in Londen maar één keer geweest, ging liever naar die paapse koning in Parijs. Samen met zijn broer Constantijn. Die steekt nu regelmatig over, nu Willem van Oranje hier koning is. Maar met Isaac praat-ie niet, dat is mijn terrein. Boodschappertje vind ik geen koosnaam, maar het is beter dan koerier, dat klinkt pas lachwekkend: que rire!
Ik ben Lucretius’ tong die spreekt , de tong die proeft van de Royal sodomieten, de tong die roert in Huygens’ Haagse hofgebeuren. Maar ook de tong die kwijlt op Newtons Principia. Zijn mechanica is goddelijk, maar meer ook niet dan dat. Nergens wordt de zwaartekracht verkláárd! En zijn wet van de omgekeerde kwadraten was al bekend in de oudheid, toch?♣
God! Er zit een braam in m’n borst. Het voelt helemaal zwart vanbinnen.
Wordt ik gestraft voor mijn hovaardij? Omdat ik Zijn raadselen ontwar? Dat is toch waarom ik hier op aarde ben? Om het mysterie te ontsluiten ter meerdere glorie van Hem!
Vader Christiaan heeft er ook last van. Ziet soms zelfs geen heil meer in een goed gesprek. Voelt zich volslagen verlaten en zou het liefst … Zover is het bij mij nog niet gekomen. Vader Isaac heeft daar ook geen last van. Nog niet. Hij ziet zichzelf slechts als Gods chroniqueur. Maar er is veel meer! Wat verblindt hem?
Wij zijn verenigd in onze passie voor zwavel en kwikzilver, de zon en de maan, de heer en zijn dame. Onze liefde komt voort uit het zien van en denken aan de schoonheid van het eindeloze mysterie, de absolute werkelijkheid. Maar de amor hereos verscheurt mij, een knecht van meerdere meesters.
Alle beweging is machinaal; alleen de ziel is goddelijk. Mijn onbewogen ziel is vervuld van Gods adem. Mijn wijsheid en inzicht is Zijn wijsheid en inzicht. Mijn ziel Zijn ziel … loopt over … mijn zie … zie … zie …
Een verkwikkend slaapje, dat heeft me goed gedaan. Over Descartes’ dualisme heb ik zo mijn twijfels, lichaam en geest kunnen niet zonder elkaar. Of is dat blasfemisch gezever?
Soms wil ik daar zo graag met Vadertje Christiaan over praten dat ik spontaan naar Den Haag vertrek. Ik heb hem gevraagd of hij er geen moeite mee had om te werken voor een katholieke koning die het edict van Nantes had herroepen. Volgens hem had calculus geen kerk, stond de wiskunde boven politiek en religie. Geloof in God en logisch denken hadden niets met elkaar te maken. God maakt het niet uit of gravitatie wordt veroorzaakt door oneindig kleine deeltjes (materiaal) of door de hand van God (immateriaal) hoewel hij het laatste vermoedt.
Het rijkeluiszoontje Facio de Dullier beleefde zijn apenjaren in Parijs waar hij zich onderhield met diplomatieke notabelen en weten-schappers. Hoewel zijn ouders hem graag hadden gezien als de protestante vertegenwoordiger van God op aarde, raakte hij als kind bedwelmd door zijn acht jaar oudere broer, die hem op de bekoringen van de sterrenhemel wees. Het uitspansel was gelijk een man-tel van goddelijke kennis die slechts bestond om door uitverkoren te worden doorgrond.
Zijn fascinatie voor het hemelse verwoorde Nicolas als zeventienjarige in een brief aan de beroemde astronoom Jean-Dominique Cassini waarin hij suggesties deed om de afstand tot de zon te bepalen en de ringen van Saturnus te verklaren. Diens uitnodiging om naar het observatorium van de zonnekoning te komen, leidde een leven in vol avontuur en buitensporige contacten. Nicolas behoor-de tot de uitverkorenen.
Paris, Île de la Cité, 1683
Op een regenachtige maartse namiddag ziet een oplettende paleiswacht twee mannen de Rue de la Pelleterie oversteken. Ze lopen arm in arm naar de oever van de Seine waar ze elkaar onstuimig omhelzen. In het westen breekt zonlicht door. De hemelse gloed spiegelt in de mottige rivier en op het natte plaveisel. De omhelzing is nu een tedere tongzoen. Als van één wezen prijkt hun silhouet tegen het gouden licht.
In de ban van hun liefdeblijk dreigt het paar te water te raken. De gardevil snelt nader om een latente ordeverstoring te voorkomen. De oudere heer herkent hij onmiddellijk, een notabele die geregeld ten paleize wordt geëscorteerd, ook door hem. Als het heerschap met een verderop gereedstaande koets is vertrokken, kan de surveillant niet laten om de achterblijver, een blozende jongeman, naar zijn antecedenten te vragen. Hij blijkt werkzaam aan de sterrenwacht, het Observatoire van Cassini, als een soort geleerde. Geen schooier.
Sodemieter op. In die kringen denken ze anders. Ga ik mij niet tegenaan bemoeien.
De gardevil verontschuldigt zich, trekt zijn rode jas recht en vervolgt zijn moralistische speurtocht naar clochards, zatlappen en andere bedreigers van ‘zijne koninklijke veiligheid’.
Steelse neerslag vervalt tot fijn verspreide valse schemer. De adolescent Nicolas Facio de Dullier heeft het zodiakale licht gezien. En begrepen. Nu de wereld nog.
In die tijd pendelde hij geregeld tussen Parijs en Genève, niet in de laatste plaats om thuis financiële middelen los te peuteren om zich te midden van de beau monde te kunnen handhaven. Onderweg logeerde hij soms in zijn grootvaders huis in de Elzas, dat bekend stond als een Lutherse schuilkerk. Daar maakte hij in 1684 kennis met de ondergedoken graaf Fenil van Piemonte. De graaf had de woede van de katholieke adel op zich geladen door de hertog van Savoye en de koning van Frankrijk voor rotte vis uit te maken. Hij vertrouwde Nicolas toe dat ze een complot hadden beraamd om de protestante Prins van Oranje op het strand van Scheveningen te ontvoeren. Een brief van de markies van Louvois, François-Michel le Tellier, bevestigde de koninklijke goedkeuring en de toekenning van een beloning voor de uitvoering van het snode plan.
Facio nodigde de graaf uit om hem te vergezellen naar Dullier waar hij in zich in protestante kring meer op zijn gemak kon voelen. Terug in Parijs onthulde hij de samenzwering aan zijn vriend Gilbert Burnet, een diplomaat die veel aanzien genoot onder de aanhangers van de protestante Reformatie. Samen reisden ze naar het noorden om Prins Willem op de hoogte te stellen en als dankbetuiging werd Nicolas Facio op voorspraak van Christiaan Huygens een professoraat met een riant inkomen en particuliere pensioenregeling in het vooruitzicht gesteld. Politieke strubbelingen en zijn eigen ongedurige aard voorkwamen dat hij zich vestigde als hoogleraar aan een universitaire instelling.
Door zijn gebrekkige geldmiddelen en onderdanige persoonlijkheid was Nicolas voortdurend op zoek naar steun en erkenning. Zijn genie leek vooral tot ontplooiing te komen als hij zich verzekerd wist van de genegenheid en waardering van geleerden van formaat. Overigens liet hij zich zelf nogal geringschattend uit over filosofen die geen verstand hadden van wiskunde en over wiskundigen die hun kennis niet aanwendden om de natuur beter te begrijpen.
In Parijs had Nicolas Fatio de Britse diplomaat Gilbert Burnet ontmoet met wie hij een vertrouwelijke relatie onderhield. Via hem maakte hij in 1687 kennis met de familie Huygens en werd stadhouder Willem III tijdig geïnformeerd over het Franse complot om hem te ontvoeren en mogelijk zelfs te vermoorden.
Op uitnodiging van zijn Parijse vriend bezocht de jonge Facio een bijeenkomst van de Royal Society waar hij kennisnam van Newtons nog ongepubliceerde Principia. Enthousiast schreef hij aan Huygens: “… een schitterende verhandeling vol prachtige voorstellen…” Terzelfder tijd begon hij na te denken over een mechanisme waarmee Newtons universele zwaartekracht zou kunnen werken.
In de vijf jaar die hij afwisselend doorbracht bij Huygens en Newton smeedde Facio een soort intermediaire zwaartekrachttheorie (die later bekend werd als de gravitatietheorie van Le Sage) en ontwikkelde hij analytische technieken die hem in conflict brachten met Leibniz, namelijk over de vraag wie de eigenlijke bedenker van de wiskundige methode was. Zijn aanvankelijke waardering voor Leibniz sloeg faliekant om ten voordele van Newton.
In het begin van de 17e eeuw ontwikkelde Descartes een mechanistisch wereldbeeld waarin hij veronderstelde dat elke gebeurtenis wordt veroorzaakt door direct contact tussen materiële entiteiten. Net als Aristoteles verwierp hij het idee van een vacuüm in de overtuiging dat er geen ruimte zonder stof kan bestaan. Hij voerde aan dat voorwerpen op de grond vallen door de impuls van deeltjes van ‘een tweede soort materie’ die voortdurend vanuit alle richtingen op aarde aankomen.
In de tweede helft van de eeuw leidde Newton uit een combinatie van aardse en hemelse verschijnselen zijn wet van de omgekeerde kwadraten af waarbij twee materiedeeltjes elkaar aantrekken met een kracht die omgekeerd evenredig is met het kwadraat van hun onderlinge afstand. Deze ’universele gravitatie’ verklaarde veel voorheen onbegrepen verschijnselen maar was in strijd met Descartes’ mechanistische voorschriften omdat het impliceerde dat gescheiden lichamen elkaar zonder tussenliggende substantie konden beïnvloeden. De algemene benadering van Newton was meer in overeenstemming met oude atomisten als Democritus en Epicurus die meenden dat de natuur is opgebouwd uit ondeelbare deeltjes die zich volgens abstracte wiskundige wetmatigheden bewegen in een lege ruimte. Regelmatig opperde hij dat gravitatie een primaire eigenschap van de materie zou zijn en zonder tussenliggend materiaal kon functioneren.
Veel continentale wetenschappers, zoals Huygens, Leibniz en de gebroeders Bernoulli, zochten naar een synthese: ze probeerden de universele gravitatie te verklaren in termen van direct contact tussen materiële entiteiten. Daarbij stuitten ze op twee problemen. Direct contact tussen lichamen had per definitie betrekking op hun oppervlakte; hoe kon het lichaam dan toch zijn vorm behouden zonder enige inwendige aantrekkingskracht? Een primitief soort zwaartekracht bleef kennelijk noodzakelijk. Een ander punt was de Cartesiaanse gelijkstelling van ruimtelijke uitbreiding en materiële substantie. Wat was dan dichtheid, als er geen onderscheid tussen ruimte en materie bestond? Als materie in sommige ruimtes minder dicht kon zijn dan in andere, kon moeilijk worden volgehouden dat een willekeurig lage dichtheid, of zelfs de afwezigheid van dichtheid (vacuüm), onvoorstelbaar zou zijn. Om toch tot een mechanistische verklaring te komen van de Newtoniaanse zwaartekracht keerden de meeste mechanistische filosofen terug naar het oude idee van atomen in een lege ruimte.
Deze atomistische filosofie is bekend geworden door het monumentale gedicht De Rerum Natura (“over de aard der dingen”) van de Romeinse dichter Lucretius. Door de atomaire visie te aanvaarden, was het mogelijk om Descartes’ mechanistische model van de zwaartekracht te rehabiliteren en om het tenminste nominaal in overeenstemming te brengen met de kwantitatieve dynamische aspecten van de universele zwaartekracht van Newton.
Nicolas Facio ontwikkelde als eerste een oorzakelijk model dat aansloot bij Newtons Principia. Als uitgangspunt nam hij het bombardement van de ‘tweede soort materie’ deeltjes zoals Descartes had voorgesteld, maar paste dit toe in een Lucretiaans universum vol atomen. Dit laatste verloste hem van de Cartesiaanse noodzaak om ruimte en stof gelijk te stellen zodat hij materiële lichamen uit grotendeels lege ruimte kon laten bestaan. In zijn ongepubliceerde manuscript Over de oorzaak van de zwaartekracht schreef hij dat ondanks het gewicht van goud dit metaal misschien wel een biljoen (1012) keer meer leegte dan stof bevat Ter illustratie merkt hij op dat water en glas weliswaar dichte stoffen zijn maar toch volledig transparant voor de doorgang van licht. Op dezelfde manier zouden alle materialen, ook ondoorzichtige, nagenoeg vrije doorgang kunnen verlenen aan voldoende kleine deeltjes.
Hij veronderstelde dat ook hemellichamen vol poriën zaten waardoor het grootste deel van de oneindig kleine deeltjes waaruit de etherische stof zou bestaan, hen in elke richting kon passeren. Sommige deeltje zouden desalniettemin botsen met materiële substantie waardoor het totaal aantal botsingen evenredig zou zijn met de hoeveelheid materie, ongeacht de vorm of dichtheid van het lichaam.
De gedachte was in zoverre niet nieuw dat Huygens al in een appendix van zijn Traité de la lumière over zijn eigen zwaartekrachttheorie had gezegd dat de etherische deeltjes oneindig klein moesten zijn. Huygens kon zich echter minder goed onttrekken aan de invloed van Descartes dan Facio en bleef ervan overtuigd dat de ether zich rondom de aarde gedroeg als een draaikolk waardoor een dichtheidsgradiënt ontstond die voorwerpen deed vallen. Facio daarentegen verwierp de cartesiaanse wervels en poneerde dat elk lichaam onderhevig was aan een gelijke stroom van etherische deeltjes vanuit elke richting (zuiver isotrope omni-directionele stroom). Om de netto aantrekkingskracht tussen twee lichamen te verklaren, ging hij ervanuit dat de botsende deeltjes een teruggekaatste stroom vormden (flux) met een iets geringere snelheid dan de invallende stroom.
Voor de bouw van vaste stoffen stelde Facio zich een soort rooster structuur voor. Hij vermoedde dat, analoog aan (sneeuw)kristallen, alle materie was opgebouwd uit geometrische figuren. Zijn manuscript bevat een schets van een regelmatig veelvlak opgebouwd uit driehoeken waarbij hij opmerkt dat elke driehoek weer in kleinere driehoeken kan worden verdeeld (hoewel het Facio ging om de bouwstenen van de materie werd een dergelijke geodetische koepel in de 20e eeuw ontworpen door architect Buckminster Fuller).
Facio benadrukte dat bij de opwekking van zwaartekracht wij dienen uit te gaan van een omgekeerde evenredigheid tussen de grootte en snelheid van de deeltjes waardoor vanzelf de weerstand die wordt veroorzaakt door de beweging van ‘grove’ lichamen verwaarloosbaar klein wordt. Door de snelheid van de etherische deeltjes extreem groot te maken, zo stelde hij, kunnen we mate waarmee de teruggekaatste deeltje worden vertraagd zo klein maken als we willen, zodat er na verloop van tijd geen merkbare vermindering van hun beweging hoeft te hebben plaatsgevonden.
Facio was zeer in zijn nopjes met zijn zwaartekrachttheorie en oogstte waardering bij diverse vooraanstaande wetenschappers, zoals Huygens, Halley en Newton. Hij was vooral trots op de door hem opgevatte goedkeuring van Newton, hoewel de laatste meer geneigd leek gravitatie te beschouwen als ‘de Wil van God’. Het is onduidelijk hoeveel hun getoonde waardering werkelijk waard was. Wellicht waren ze alleen maar aardig tegen hem of hielden ze hem voor de gek zoals de wiskundige David Gregory suggereert met zijn vermelding dat Halley en Newton de manier waarop Facio de zwaartekracht probeerde te verklaren maar belachelijk vonden (bij een andere gelegenheid merkte Gregory overigens op dat bouwmeester Christopher Wren wat smalend moest glimlachen om Newtons geloof dat de zwaartekracht geen mechanische oorzaak heeft maar door God is geschapen. Kennelijk had Gregory snel een oordeel klaar als het ging om wat mensen amuseerde).
In de 18e eeuw zou Facio’s gravitatietheorie – zonder vermelding van zijn naam – worden gepubliceerd door de Zwitserse wiskundige Georges-Louis Lesage, uitvinder van een primitieve elektrische telegraaf. De theorie werd bekend als Lesage’s schaduwtheorie van de zwaartekracht. Nicholas Fatio de Duiller introduceerde een mechanistische verklaring van de zwaartekracht door de ether voor te stellen als een ruimte gevuld met een in alle richting voortsnellende stroom ultra kleine deeltjes waardoor objecten naar elkaar toe worden geduwd omdat ze elkaar afschermen van deze deeltjesstroom.
Volgens Lesage werpen grove objecten een schaduw in alle richtingen omdat ze een klein aantal gravitatiedeeltjes dat hen treft, absorberen. Als twee grote lichamen dicht bijeen gebracht worden, schermen ze elkaar gedeeltelijk af van de deeltjesstroom, wat resulteert in een netto kracht in elkaars richting (Lesage onderscheidde zich van Facio door te beweren dat de deeltjes werden geabsorbeerd. Facio had betoogd dat de deeltjes met een geringere snelheid werden teruggekaatst; een doelmatiger mechanisme waaraan een veel geraffineerder redenatie ten grondslag lag.♠
London, Spitalfields, 1700
Facio’s briljante geest wordt verscheurd door een verlangen om botsende ideeën over de kosmos met elkaar te verenigen. Enerzijds bestaat er de klassieke opvatting over een allesomvattende sfeer waarin zich de perfecte orde afspeelt, aan de andere kant is er de wereld van wanorde die het aardse bestaan beheerst.
Hij meent deze paradox rationeel het hoofd te kunnen bieden met behulp van de infinitesimaalrekening, de wiskundige methode om het minimale verschil te kunnen beschrijven tussen ‘goddelijke’ perfectie en het menselijk streven om die perfectie te bereiken. Wat hij onder het inspirerende oog van Christiaan Huygens aanvangt, wordt samen met Isaac Newton voltooid en leidt zelfs tot een ordinaire ruzie met andere vooraanstaande mathematici over het vermeende plagiaat van Leibniz.
Ondertussen probeert hij met magische middelen de kosmos van zijn januskop te ontdoen. Zijn liefdevolle omgang met Newton, zijn erotische mentor, die hij assisteert bij diens alchemistische experimenten en Kabbalistische rituelen, versterkt alleen maar zijn gevoel dat hij tekort schiet. Hoe rechtschapen hij Isaac ook liefheeft, de gewenste eenwording, het verlangde ideaal, blijft uit.
Ondanks de universele aantrekkingskracht blijft er een onoverbrugbare kloof bestaan tussen het hemelse en het ondermaanse. De Platoonse liefde veronderstelt de eenwording van een wezen dat overal gelijk is aan zichzelf, maar de verstrengeling van hemzelf met de ander leidt hooguit tot genot, nooit tot een lucide openbaring. Het maakt hem depressief.
Rond de eeuwwisseling hoopt hij geestelijk herstel te vinden bij zijn protestante familie in de Zwitserse bergen en in de profetieën uit de Bijbel en Thora. Kort na zijn terugkeer in Londen raakt hij op de markt van Spitafields gefascineerd door een zeepkistspreker in witte pij.
“Ooit,” aldus de ‘witte monnik’, “hadden mensen vier armen en vier benen. Het waren in feite twee wederhelften, maar dan chronisch met elkaar verenigd. Voor straf worden ze door Zeus in twee stukken gesneden, als gekookte eieren. Een fatale paniek maakt zich van hen meester. Ze gaan op zoek naar hun wederhelft, maa de beide wederhelften zijn anatomisch niet meer bij machte zich met elkaar te verenigen. Het resultaat is depressiviteit en massasterfte. Zeus krijgt medelijden en onderwerpt de overlevenden aan een anatomische ingreep. Hij bevestigt hun geslachtsorganen aan de voorzijde van hun lichaam. Op die manier zijn ze in staat, zij het kortstondig en zo nu en dan, het perfecte genot van de sferische zijnswijze opnieuw te ervaren. Want wanneer ze zich, met behulp van hun geslachtsorganen, in elkaar schuiven, beantwoorden ze weer aan de sferische vorm.”♥
Nicolas barst spontaan in tranen uit. De platonische aantrekkingskracht van zijn mentor voelt hij wegvloeien als het bloed uit een kip zonder kop. Er is geen universele gravitatie. Affiniteit tussen mensen is onberekenbaar. De liefde van God is een woord, geen getal. Hij heeft op het verkeerde paard gewed. Kan hij weer opnieuw beginnen. Kan hij weer opnieuw beginnen?
Tegen het einde van de 17e eeuw sluit Facio zich aan bij de Hugenoten in London, onder wie de gebroeders Peter en Jacob Debaufré, succesvolle horlogemakers in Soho. In hun atelier aan Church Street ontwikkeld hij een methode voor het aanbrengen van juwelen op de draaipunten van horloges en klokken.
De juwelen dienen twee doelen:
1. ze reduceren de wrijving in de oorspronkelijke lagers en verhogen daarmee de nauwkeurigheid. Wrijving veroorzaakt namelijk geringe variaties in de impulsen die op de balans worden overgebracht, waardoor er variaties ontstaan in de snelheid van de tijdwaarneming.
2. Ze verhogen de levensduur van de lagers. De zijwaartse kracht die de liggende tandwielen op elkaar uitoefenen veroorzaakt eenzijdige druk en wrijving. Daardoor kunnen de roterende assen het gat waarin ze gevat zijn ovaalvormig wegslijten, zodat het horloge uiteindelijk stopt.
Om de oorspronkelijke lagers te vervangen en zo wrijving en slijtage te verminderen gebruikt Facio robijn, een zeer bestendig materiaal. Het steentje wordt met zegellak bevestigd aan een boorkop die op een pedaaldraaibank is gemonteerd. Het te boren oppervlak wordt een mengsel van olie en diamantpoeder aangebracht. Vervolgens wordt er een gaatje in geboord met behulp van een door de draaibank aangedreven diamantboor.
In 1704 wordt deze methode gepatenteerd op naam van Facio en de gebroeders Debauvré. Pas in 1768 wordt het octrooi door de Engelsen vrijgegeven.
Geestelijk bezwangerd met Joods-Christelijke tradities probeerden veel Europese geleerden in de 17e en 18e eeuw de Goddelijke Waarheid te ontfutselen aan de Thora (Oude Testament), de stand der sterren (Macrokosmos) en het slijk der aarde (Microkosmos). De meesten waren natuurfilosofisch geschoold en ervan overtuigd dat wiskunde de sleutel was waarmee de hemelpoort kon worden geopend om antwoord te krijgen op alle vragen. (dat heeft aangehouden totdat Gödel onomstotelijk aantoonde dat wiskunde is gebaseerd op een cirkelredenatie en uiteindelijk nergens toe leidt. Hij beschouwde dit overigens als het bewijs dat God wel moest bestaan).
Als een kind van zijn tijd verdiepte Nicolas Facio zich in de differentiaal- en integraalrekening, de wiskunde van de verandering, alsmede in de astrologie en de alchemie. Zijn esoterische kennis sterkte de diep gelovige protestant in zijn overtuiging dat hij de waarheid aan zijn kant had. Dat zal zeker hebben bijgedragen aan zijn ontvankelijkheid voor de profetieën van de protestante Camisards.
De Camisards, of kinderen Gods zoals ze zichzelf liever noemden, waren Franse Hugenoten wier rechten hen, na de herroeping van het Edict van Nantes, waren ontnomen. Een kleine eeuw hadden de Calvinisten kunnen genieten van godsdienstvrijheid maar nu vond de roomse koning Lodewijk XIV het welletjes: politieke eenheid kon alleen bestaan als er maar één godsdienst was: de katholieke dus.
De Rotterdamse predikant en hugenoot Pierre Jurieu publiceerde onmiddellijk l’Accomplissement des Prophéties waarin hij voorspelde dat het katholicisme in 1689 ten onder zou gaan. Eén van zijn leerlingen verkondigde dit onder kinderen in de Cévennes waarna honderden van hen korte tijd later in geestelijke vervoering Bijbelse profetieën reciteerden en het einde van de clerus en de Franse koning verkondigden. Door de afwezigheid van getrainde predikanten werd de fanatieke boodschap verspreid als een lopend vuur en bleef niet langer beperkt tot kinderen.
In het zuiden van Frankrijk, waar de bevolking van oudsher geen autoriteit erkende buiten hun eigen goddelijke inspiratie, werden opstandige protesten evenwel gesmoord in toffelemone overheersing. Veel protestanten emigreerden, maar toen op gezag van Lodewijk XIV de grenzen werden gesloten voor de protestante uitbraak, ontspon een ware guérrillastrijd. Aangemoedigd door profeten die de overwinning in het vooruitzicht stelden, werden kerken vernietigd en priesters gedood. De royalistische Franse troepen reageerden met razzia’s en het platbranden van honderden dorpen in de Cévennes. Na verloop van tijd moesten steeds meer opstandelingen het onderspit delven en probeerde men door onderhandelingen het vege lijf te redden. De meeste leiders wisten het land bijtijds te ontvluchten. Een aantal onstuitbare vechtjassen werden tenslotte verraden en opgepakt. Na langdurige foltering op de pijnbank werden ze veroordeeld tot de brandstapel (1705):
De volgende dag werden ze uit hun gevangenis gehaald en op een kar naar het schavot gereden. Lopen ging niet meer omdat het bot van hun benen was verbrijzeld. Voor Catinat en Ravanel was een brandstapel opgericht; Villas en Jonquet wachtte het rad.
Allereerst werden Catinat en Ravanel ruggelings aan dezelfde paal gebonden, waarbij er angstvallig voor gezorgd werd dat Catinats gezicht naar de wind gekeerd was zodat zijn doodsangst langer zou duren als de stapel onder Ravanel werd ontstoken.
Zoals voorzien wekte deze maatregel grote instemming bij het publiek dat zolang mogelijk van de terechtstelling wenste te genieten. De straffe wind blies de vlammen in de richting van Ravanel zodat ze aanvankelijk alleen Catinats benen schroeiden – een omstandigheid die, zo meldt de auteur van De Geschiedenis van de Camisards, Catinat vertwijfeld naar het einde doet verlangen. Ravanel daarentegen gedroeg zich tot het eind zeer heldhaftig en staakte alleen zijn gezang om zijn onzichtbare leedgenoot, wiens gekreun en gevloek hij wel kon horen, moed toe te spreken; om dan zijn psalmen te vervolgen, net zo lang totdat zijn stem gesmoord werd door de vlammen.
Net toen hij zijn laatste adem uitblies werd Jonquet van het rad gehaald en met afhangende gebroken ledematen naar de brandstapel gedragen en erop gegooid. Temidden van de vlammen kon men zijn stem horen: “Heb moed, Catinat; we zullen elkaar spoedig weerzien in de hemel.” Enkele ogenblikken later brandde de paal aan de onderkant door en brak af waardoor Catinat in de verstikkende vlammen viel. Deze onvoorziene gebeurtenis veroorzaakte flink wat ongenoegen bij het publiek dat vond dat zich met een spectakel van amper drie kwartier door de organisatie belazerd voelde. Villas hield het nog, zonder een kik te geven, drie uur uit aan zijn rad voordat hij de laatste adem uitblies.*
Onder de Camisards die zich Londen vestigden was ook Elias Marion, één van de voormalige leiders, die zich opwierp als voorman van ‘les enfants de Dieu’, in Engeland beter bekend als de ‘French Prophets’. Hij publiceerde verscheidene boeken waarmee hij veel aandacht trok en die menig Engelsman bewoog om tot zijn sekte toe te treden. Eén van hen was Nicholas Facio de Duillier.
Zijn Calvinistische opvoeding en slechte ervaringen in Frankrijk (een astronomische aanstelling was ondanks Cassini’s aanbeveling onmogelijk omdat hij niet katholiek was) maakte Facio nogal ontvankelijk voor de boodschap van de streng protestante vluchtelingen uit Frankrijk. De Bijbelse profetieën over de terugkeer van Christus en het duizendjarige rijk Gods zullen hem zeker hebben aangesproken. Van sympathisant werd hij pamflettist en uiteindelijk secretaris van Marion.
Conflicten met de katholieke kerk en de Britse overheid leidden tot rellen waarna Marion werd veroordeeld tot twee dagen aan de schandpaal. Hij en enkele andere kopstukken, waaronder Facio, werden blootgesteld aan de sensatiebeluste rouwdouwers op het Londense beursplein (Charing Cross, 1707). De volgende tekst vermeldde het misdrijf van resp. Marion en Facio:
Elias Marion, veroordeeld voor het zich valselijk en godslasterlijk voordoen als een ware Profeet, en voor zijn talloze geschriften en verkondigingen als ware deze aan hem opgedragen en geopenbaard door de Heilige Geest, waarmee hij ons volk de stuipen op het lijf heeft gejaagd.
Nicolas Facio, veroordeeld als medeplichtige ten gunste van Elias Marion, medeplichtig aan diens verdorven en onechte profetieën, en het op schrift stellen en de verspreiding ervan, waarmee hij ons volk de stuipen op het lijf heeft gejaagd.
Enige tijd daarna vertrokken ze met een groep Franse Profeten naar het Continent om hun boodschap uit te dragen. In Holland werd Facio nog eens tweemaal tot de schandpaal veroordeeld voor het uit-geven van Marions godslasterlijke profetieën. Vervolgens werd hij in Den Haag zes weken gevangen gezet, volgens de geruchten op verzoek van een paar oude vrienden die hem zo hoopten te verlossen van de invloed van Marion en zijn ‘Broeders van Christus’. Hun pogingen mislukten echter waarna Facio, Marion en hun geestverwanten door centraal Europa trokken. Marion werd uiteindelijk ernstig ziek en overleed in Turkije 1n 1712.
Hierna keerde Facio terug naar Engeland en vestigde zich in Worcester waar hij de rest van zijn leven toegewijd bleef aan de nieuwe Profetieën.
Worcester, Worcester Bridge, 1719
Vanuit zijn ooghoeken ziet mister Facio de gepersonifieerde onverdraagzaamheid op hen afkomen. Een eigenzinnig soort déja vu. Het decorum verschilt. De Seine is Severn geworden en de paleiswacht een stadhuiswacht. Maar de rode jas is hetzelfde en het regent ook hier als de soldaat de zoenende mannen in de smiezen krijgt en zich in hun richting spoedt.
Zijn pupil - geen rekenwonder maar wel een lekker kontje - reageert verward als hij voelt dat de omhelzing van zijn leermeester verslapt. Heb ik me toch niet goed genoeg geschoren? Is de mentor me nu al beu? Kan het zijn …? Maar dan hoort hij het snuiven van de naderende dienaar der plaatselijke zedenprekers. En dat betekent niet veel goeds.
Na de dood van Elie Marion in 1714 was Nicolas Facio ingetrokken bij de French Prophet Jean Allut en zijn vrouw Henriette in hun cottage op het platteland van Worcestershire. Verder had hij een innige relatie met Charles Portalès, die ook al heel lang bij de beweging zat. Het groepje had connecties met andere gevluchte Hugenoten, speciaal met de Frères de Lyon, Jean, Marthe en Marie Huber, waarmee Nicolas goede vriendschapsbanden onderhield. Geruime tijd na het oproer in Londen was de Worcester-groep nog volop actief met het bestrijden van de katholieke schijnheiligheid op het vasteland.
Ondertussen had Facio het wetenschappelijk werk dat hem sinds zijn twintigste bezighield, hervat. Allut en Portalès waren klaarblijkelijk voldoende wetenschappelijk onderlegd om zijn werk te bespreken. Na tien jaar van afwezigheid ging Facio vanaf 1717 weer naar de bijeenkomsten van de Royal Society. Eerder had hij bekend de wiskunde te hebben opgegeven omdat hij er te sterk in de ban van raakte. Nooit had hij zich er dan ook helemaal los van kunnen maken.
Zijn wetenschappelijke ondernemingen leden daar geenszins onder. Vanaf de jaren twintig werkte hij aan een groot aantal uiteenlopende ideeën. Zolang het maar om problemen ging met een maatschappelijk nut. Hij verdiepte zich in de navigatie waarover hij een artikel publiceerde en probeerde alsnog, maar zonder succes, zijn zwaartekrachttheorie in dichtvorm aan de man te brengen. Ook hield hij zich bezig met het vinden van een optimale hellingshoek waaronder gewassen het best gekweekt kunnen worden; tegen toegepaste wiskunde had hij geen bezwaar. Hij gaf er tenslotte ook bijles in, aan jongelui die hem bevielen en het zich konden veroorloven.
Zijn onbegrensde weetgierigheid zette hem ertoe om het Oude Testament en een paar psalmen te vertalen uit het Hebreeuws en hij pochte dat hij ontdekt had hoe de regels van de Hebreeuwse poëzie door de Heilige Geest werden bepaald.
Het belang dat hij hechtte aan toegepaste wetenschap hing nauw samen met een grote behoefte aan erkenning, zowel sociaal als financieel. Op tal van manieren probeerde hij aan geld te komen. Voor zijn verbeteringen op het gebied van navigatie stuurde hij bedelbrieven naar het Ministerie van Handel, de marine en zelfs naar het koningspaar. Hij benaderde de koning nogmaals om hem te herinneren aan vroegere beloftes aangaande de beloning voor zijn rol in het voorkomen van een aanslag op Willem van Oranje en schakelde bekende wetenschappers in om een goed woordje te doen. Zonder succes. Wat hem steeds bozer maakte. Maar ondanks die tegenwerking bleef hij ervan overtuigd dat de Goddelijke Voorzienigheid hem had uitverkoren om geheimen te onthullen, ook al werd dat door de burgermaatschappij en zijn wetenschappelijke collega’s niet herkend.
Madresfield, Malvern Hills, 1732
Het was een dag als alle anderen, de dag dat de oude heer Facio besloot om zijn dagelijkse ronde wat in te korten. Aan het weer lag het niet. Dat was zoals gewoonlijk net zo wisselvallig als zijn stemming. De reden om voor het ‘regenpad’ te kiezen, de route die hij volgde als hij door het kille verdriet van God werd bevangen, was dit keer zijn slechte geheugen geweest. Niet dat hij verdwaald was of zo, hij had zijn loodstift vergeten bij zich te steken! En nu hij geen aantekening kon maken, was hij bang dat zijn ingeving hetzelfde lot was beschoren: In Zijn goedertierenheid had de Heer hem geopenbaard hoe de gleuf kon worden uitgeboord waarin hij het mengsel van grafiet, zwavel en hars zou gieten om, oh ironie, zijn loodstift overbodig te maken.
Decennia geleden al had hij de roerselen der alchemie beleden maar zelden had een mengsel praktisch nut gehad. Dit stolsel echter zou, mits goed geprepareerd, wellicht winstgevend zijn. Vooral als wat ermee geschreven werd door de toegevoegde spiritualiteit van zijn sibillijnse bezweringen een welwillende inwerking op de lezer zou hebben. De gedachte aan zo’n toverstift deed hem zijn pas versnellen. Hij wilde direct aan de slag.
Nicolas had de voordeur van zijn woonstee nog maar net achter zich gesloten toen het geratel van een naderende koets zijn voornemen verstoorde. Hij hoorde het rijtuig tot stilstand komen en nieuwsgierig opende hij de deur weer. Verbaasd zag hij een deftig heerschap, dat ondertussen was uitgestegen, op zich toe schrijden. Toen herkende hij de knappe echtgenoot van Sir Isaacs adoptiedochter en direct daarop werd hij tot zijn ontsteltenis de rouwband pas gewaar.
“John!”
De aangesprokene naderde hem tot op een halve meter en keek hem ernstig aan.
“Voor hij zijn laatste adem uitblies, noemde hij uw naam.”
De mannen omhelsden elkaar ontroerd.
Hier bestaat niets anders dan een eeuwige rust in een vreugdevolle omhelzing van liefdevolle vervoering.
Later dronken ze thee bij een verwarmend haardvuur en haalden herinneringen op aan de Grote Meester. John Conduitt had zijn illustere oom zorgzaam onderdak verschaft op Cranbury Park, het landgoed dat hij sinds een jaar of tien bewoonde. Hij had al heel wat manuscripten van Sir Isaac verzameld en nu koesterde hij de wens om een bloemlezing te maken. Geestdriftig begon Nicholas te vertellen over de uren die hij met zijn oude vriend had doorgebracht in diens laboratorium in Cambridge, maar verstomde toen hij de afkeuring zag in de ogen van het parlementslid. Niet alle passies van Sir Isaac behoefden zo breed te worden uitgemeten. En zeker niet zijn illegale goudmakerij. Facio’s verdediging van de Britse nationale trots tegen de pedante aanspraken van die snobistische Leibniz werd meer gewaardeerd.
Weldra maakte Conduitt duidelijk wat de eigenlijke reden van zijn bezoek was.
“Ik ga mij inspannen voor een monument ter nagedachtenis aan Sir Isaac. Ik heb ook een voorlopig voorstel voor een grafschrift. Kunt u de goedheid opbrengen daar eens naar te kijken?”
Hij overhandigde enkele epistels aan zijn gastheer die er een vluchtige blik op sloeg.
“Neemt u er vooral rustig de tijd voor. De zaak moet terdege worden voorbereid. Zo’n grote geest verdient het uiterste van onze vermogens.”
Hij stond op van zijn stoel, zette zijn lege theekop op tafel en strekte beide armen uit naar de oude Nicholas die, een beetje teleurgesteld over het snelle vertrek van zijn gast, ook overeind was gekomen.
“Ik moet weer verder. Er is een politieke bijeenkomst in Warwick waar ik wordt verwacht. ’t Is hier vlakbij.”
De mannen omarmden elkaar ter afscheid en Nicholas begeleide zijn gast naar buiten. De opmerkzame koetsier sprong van de bok en opende het portier van de koets. Ze omhelsden elkaar voor een laatste keer.
Dit is de donkere stilte waarin al de liefhebbenden verloren zijn. Maar mochten we ons zo in deugden kunnen voorbereiden, dan zouden we onszelf snel van het lichaam ontdoen en zouden we in de wilde golven van de zee vloeien, van waaruit geen schepsel ons ooit zou kunnen terughalen.
Enkele maanden daarna had Nicolas Facio met behulp van zijn zelfgemaakte schrijfstiften diverse teksten opgetekend die voor het nageslacht bewaard zijn gebleven. Het gaat om het grafschrift voor Isaac Newton dat hij op verzoek van John Conduitt maakte*, om een brief aan de Academie* en om een verzoekschrift aan koning George II*. In alle gevallen was geld de voornaamste drijfveer.
Nicolas Facio was niet gek. Hij was als wetenschapper een kind van zijn tijd en probeerde, net als andere wetenschappers, wetmatigheden te begrijpen en hoe die met het geloof zijn te verenigen. Welke rol God speelde in een wereld die door wetenschap geopenbaard werd? Wat was het draagvlak van zijn eigen werk nu de wetenschap zich onafhankelijk van religie begon te ontwikkelen? Dat verklaarde zijn betrokkenheid bij de French Prophets.
Veel van zijn tijdgenoten liepen met dezelfde vragen rond. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat ook Isaac Newton door zulke vragen werd gekweld en als zijn religieuze werk openbaar was gemaakt had men hem als een ketter beschouwd. Maar in tegenstelling tot Facio hield Newton zijn spirituele opvattingen voor zich en het grootste deel van zijn schrijfsels over God werden nooit gepubliceerd
Facio’s intellectuele tijdgenoten worstelden met dezelfde twijfels en gedachtenspinsels als hijzelf. In een poging om wetenschappelijke rationaliteit en Bijbelse openbaring te verenigen poneerde Thomas Burnet in Sacred Theory of Earth een natuurkundige benadering van de hemel. Edmund Halley probeerde elk soort kennis te rationaliseren, inclusief Bijbelse teksten. Menig wetenschapper had last van millenniumangst. Het einde van de wereld hing volgens Newton samen met het millenniumeinde. Volgens William Whiston was de ontdekking van Newtons principe een teken van menselijke perfectie en dus van de nadering van het millennium-einde.
De geschiedenis van Nicolas Facio de Dullier laat duidelijk zien dat ook tijdens de ‘wetenschappelijke revolutie’ er sprake was van een wisselwerking tussen rationaliteit en religie. Ze verrijkten elkaar en ze stimuleerden elkaar. Zijn ontdekking van een andere werkelijkheid veranderde Facio’s kijk op het universum en dwong hem te zoeken naar Gods plaats in de wereld. Zijn grote betrokkenheid bij de French Prophets was een inspiratiebron voor zijn wetenschappelijk werk. Het voornaamste verschil met zijn tijdgenoten lag in de wijze van zijn betrokkenheid. Helaas heeft hij geen theoretische verhandeling geschreven ter verdediging van zijn standpunten. Hij heeft nooit bekend gemaakt hoe hij God zag en welke rol hij Hem toebedeeld had. In plaats daarvan koos hij ervoor om zich in het openbaar bij de French Prophets aan te sluiten zonder zijn beweegredenen daarvoor te verdedigen, (behalve in zijn persoonlijke correspondentie). Facio maakte keuzes op grond van zijn geloof maar hij heeft nooit uitgelegd op welke manier dat overeenstemde met de theoretische achtergrond van zijn wetenschappelijk werk.
Wellicht heeft Nicolas Facio zijn bedenkelijke roem echt te danken aan geldgebrek. Met de geldelijke steun van zijn moeder (maar tegen de zin van zijn vader), klampte hij zich vast aan ogenschijnlijk lucratieve vooruitzichten. Zijn wiskundige genialiteit staat evenwel buiten kijf. Of, zoals de latere bisschop Gilbert Burnet hem had beschreven in een brief aan Robert Boyle: “… als 22- jarige de grootste van zijn generatie van wie we nog buitengewone ontwikkelingen kunnen verwachten.”
Het is niet bekend wat bovenstaande schrijfsels hem hebben opgeleverd. Zijn gravitatietheorie is tijdens zijn leven nooit gepubliceerd, in dichtvorm noch in proza. Na zijn dood zijn anderen ermee aan de haal gegaan waardoor de theorie tegenwoordig bekend is als de zwaartekrachttheorie van Le Sage. Vrij zeker is dat hij de toegezegde beloning voor de verhindering van de gijzeling van Willem van Oranje nooit heeft ontvangen.
Tijdens zijn jaren in Worcester (1714-1753) verdiende hij de kost met lesgeven en het geven van tuinadviezen. Aanvankelijk derfde hij ook nog wat inkomsten uit een gedeeld octrooi voor de door hem ontwikkelde techniek om gaatjes in robijnen te boren. Misschien hebben zijn sektarische sympathieën hem ook nog iets opgeleverd.
Er gaan wel geruchten dat zijn leven een aaneenrijging was van liefdesaffaires met heren en dat hij zich tot zijn dood in 1753 liet onderhouden door anderen. Dat neemt niet weg dat zijn genie eeuwig voortleeft in de juwelen van het raderenmechaniek van elk uurwerk.
Zijn lichaam ligt begraven in de St. Nicolas kerk, Worcester.
Met zijn citaat uit Plato’s Symposium wilde de witte monnik Facio een hart onder de riem steken. Liefde overwint alles. Nicolas’ spirituele keus was een politieke stellingname die veel moed vergde.
Overige bronnen:
- Stephanie Darby. Watch me split the light ... 2016 http://applesandalchemy.blogspot.com/2015/05/nicolas-fatio-de-duillier.html
- Charles Domson. Nicolas Fatio de Duillier and the Prophets of London. Arno Press, 1981
- Rob Iliffe. Servent of Two Masters. Fatio de Duillier between Christiaan Huygens and Isaac Newton. In: Eric Jorink & Ad Maas (eds). Newton and teh Netherlands. Leiden University Press, 2012
- Scott Mandelbrote. Fatio, Nicolas, of Duillier (1664–1753), mathematician and natural philosopher. Oxford Dictionary of National Biography. Oxford University Press, 2016
- Geert Kimpen. De Geheime Newton. Arbeiderspers, 2008 www.geertkimpen.com/newton-inhoud.html
- Noémie Recous. Scientific passion and religious commitment in the Republic of Letters: Nicolas Fatio of Duillier (1664-1753). Colloque annuel de la Commission Internationale d’Histoire et d’Etude du Christianisme, CISH, Aug 2015, Jinan, China. ffhalshs-01243058f https://www.cairn.info/revue-historique-2016-1-page-83.htm
- Wikipedia. Nicolas Fatio de Duillier. https://en.wikipedia.org/wiki/Nicolas_Fatio_de_Duillier