SAMEN VOOR ONS EIGEN
Vrije jongens van de 'elektrische tijd'
Tijd is een cyclisch proces, althans zo lijkt het. Zeker als het om een subtiel evenwicht gaat dat schommelt rond één punt. Zoals het geval is bij de mens die voortdurend heen en weer wordt geslingerd tussen mededogen en zelfzuchtigheid. De onvergetelijke leus van de Tegenpartij vat het menselijk dilemma van de samenwerking krachtig samen: bundeling van elkanders expertise om vervolgens zelf de eer (en de poen) te kunnen opstrijken.
De exploitatie van steenkool en de ontwikkeling van stoomaandrijving tegen het einde van de 18e eeuw werd in Engeland op logische wijze in de 19e eeuw voortgezet met de aanleg van een spoorwegnetwerk voor stoomtreinen. Omdat hiermee snelheden konden worden bereikt als nooit tevoren en trajecten werden afgelegd binnen een tot dan toe ongekend tijdbestek, was er bij de spoorwegen grote behoefte aan snelle berichtgeving.
In 1800 bouwde een wetenschapper aan de universiteit van Pavia een proefopstelling, met immense gevolgen. De wetenschapper was graaf Alessandro Volta en de proefopstelling was een soort batterij waarmee voor het eerst een elektrische stroom kon worden opgewekt. Statische elektriciteit was al lang bekend maar pas na deze uitvinding werd duidelijk dat elektriciteit kon stromen en daarbij bovendien een magnetisch veld opwekte. Deze stroom leidde tot de eerste stapjes op het gebied van de elektrische telegrafie.
In de 19e eeuw kreeg veel natuurwetenschappelijk denkwerk onmiddellijk een praktische toepassing. De daarvoor benodigde vaardigheden waren zelden in één persoon verenigd. Bovendien vereisten de ontwerpen de handigheid van vakbekwame instrumentmakers die hun eigen inventiviteit inbrachten.
Wie het meest profiteerde was geen uitgemaakte zaak. Gewoonlijk gold wel: wie het eerst komt, het eerst maalt.
Intellectueel eigendom door de toekenning van octrooi werd al sinds de late middeleeuwen in Europa toegepast. Aan het begin van de industriële revolutie werden de wettelijke regelingen in Engeland verscherpt en dat was maar goed ook want de nieuwe uitvindingen buitelden over elkaar. Voor de toekenning van een octrooi kon men niet volstaan met een beschrijving en wat tekeningen, hoe nauwkeurig ook. De eis om een werkend model te tonen, verschafte ook menig instrumentmaker gelegenheid om een graantje mee te pikken. Men moest bovendien over voldoende geld beschikken of in elk geval veel vertrouwen hebben in de opbrengst van de eigen vinding, want het aanvragen van een octrooi was een kostbare (en relatief langdurige) aangelegenheid.
In de eerste week van februari 1825 ontving de kunstschilder Samuel Morse tijdens zijn werkzaamheden in Washington D.C. het bericht dat zijn vrouw was opgenomen in het ziekenhuis. Zij was nog maar enkele weken daarvoor bevallen van hun derde zoon en Samuel reisde in grote spoed terug naar zijn woonplaats in New Haven, Connecticut. Daar bleek zijn vrouw inmiddels te zijn overleden en zelfs al te zijn begraven. In een vlaag van onbeschrijflijk verdriet besloot Samuel zich te gaan inzetten voor het bevorderen van een snellere manier van berichtgeving.
In het begin van de jaren dertig bezocht Morse verschillende Europese landen om inspiratie op te doen waarmee hij zijn schilderkunst zou kunnen verrijken. Op de terugreis ontmoette hij de wetenschapper Charles Jackson die beweerde dat hij de elektrische telegraaf had uitgevonden en die hem de beginselen ervan uiteenzette. Met behulp van deze kennis (Jackson beschuldigde Morse er later van zijn idee te hebben gestolen) vond Samuel de seinsleutel uit om elektrische pulsen op te wekken.* Het lukte hem echter niet om de signalen te versturen over een langere afstand dan een paar honderd meter. Pas met behulp van de chemicus Leonard Gale, die een persoonlijke vriend was van Joseph Henri, de uitvinder van het relais, lukte het om elektrische signalen over een grotere afstand te versturen. Samen met zijn assistent Alfred Vail, de eigenlijke ontwerper van de beroemde ‘Morse-code’, demonstreerde Samuel in 1838 zijn elektrische telegraaf. Maar de Amerikaanse overheid zag er geen brood in en stelde geen financiële middelen beschikbaar.
In de winter van 1836 volgde de dertigjarige William Fothergill Cooke colleges anatomie aan de Universiteit van Heidelberg op kosten van zijn vader. In Heidelberg konden studenten met een kunstzinnig talent zich bekwamen in het vakkundig boetseren van anatomische wasmodellen en William had kunstzinnige talenten. Zijn vader, die als arts verbonden was aan de universiteit van Durham, koesterde de hoop dat William hem ooit zou assisteren met een demonstratieve ondersteuning van zijn colleges voor medische studenten in Durham.
De creatieve Fothergill tekende graag en maakte schetsen van anatomische preparaten om als als hulpmiddel te dienen bij het maken van de wasmodellen. Via de nalatenschap van Petrus Koning, die een waar kunstenaar was geweest op het gebied van wasmodellen, wist William Fothergill een onbeschreven aantekenboek te bemachtigen dat ooit van de inmiddels opgeheven VOC was geweest. De blanco pagina’s van deze ‘Naamlyst’ kon hij uitstekend gebruiken voor het maken van schetsen van de preparaten.*
Maar het zou anders lopen.
Begin maart van datzelfde jaar woonde William Fothergill toevallig een natuurkundecollege bij in Heidelberg. Tijdens dit college werd een demonstratie gegeven van de elektromagnetische telegraaf die was ontworpen door de Russische uitvinder Baron Pavel Schilling. Deze demonstratie zou het leven van William Fothergill Cooke voorgoed veranderen.
Als jonge onderzoeker had Charles Wheatstone grote belangstelling aan de dag gelegd voor uiteenlopende natuurlijke fenomenen. Niet alleen verslond hij boeken over dat soort onderwerpen, ook was hij erg handig in knutselen. Na het lezen van een boek over elektriciteit had hij als kind de Zuil van Volta (een soort batterij) nagebouwd en als telg van een muzikale familie zette hij zelfbedachte muziekinstrumenten in elkaar. Als 19-jarige trok hij de aandacht met een geluidshow waarbij hij het publiek verraste met de ‘tover-lier’. Deze was opgehangen aan het plafond en met dunne stalen draden verbonden met een piano en enkele andere instrumenten in een kamer er boven. Als deze instrumenten bespeeld werden, leek het of de muziek afkomstig was van de lier zelf. De Deense natuurkundige Hans Christian Ørsted bezocht de show en stimuleerde Wheatstone om een artikel over zijn uitvinding te schrijven. Het zou Wheatstone’s eerste publicatie worden, waarmee hij de aandacht van de wetenschappelijke wereld op zich vestigde. In de jaren daarna ontwikkelde Wheatstone nog meer muziekinstrumenten, waaronder de populaire Engelse concertina, een klein soort trekharmonica.
Met deze bezigheden had hij zoveel faam geoogst dat hij een aanstelling kreeg als professor aan de universiteit van Londen ook al miste hij een formele wetenschappelijke opleiding. Zijn bedeesdheid belette hem om les te geven aan grote groepen studenten maar de universiteit had zoveel vertrouwen in zijn experimentele genialiteit dat hij er de rest van zijn leven bleef werken. Een groot deel van zijn experimenten was gewijd aan de vraag hoe hij niet alleen muziek maar ook spraak door een draad kon geleiden.
In Heidelberg schreef William Cooke een brief aan zijn moeder waarin hij zich verontschuldigde dat hij zijn studie had afgebroken. Hij zou binnenkort terugkeren naar Engeland. Hij had het licht gezien en was ervan overtuigd dat elektrische telegrafie de toekomst had. En hij was de man die daarvoor zou zorgen. Hij wist ook dat, voordat het zover was, hij een armlastig leven zou moeten leiden en hij vroeg daarom zijn ouders om begrip en financiële steun.
Terug in Londen besteedde William al zijn tijd aan het uitwerken van zijn telegrafische ideeën. Hij maakte nauwkeurige tekeningen van ontwerpen die hem voor ogen stonden en leende zijn schetsboek, die zogenaamde Naamlyst, aan John Moore, een klokkenmaker in de wijk Clerkenwell, voor het maken van een model. Om zijn uitvinding onder de aandacht te brengen, schreef hij een pamflet waarin hij het idee presenteerde van een telegrafisch netwerk dat in samenhang met de uitbreiding van het spoorwegnetwerk een snelle communicatie kon bewerkstelligen voor politieke, commerciële en particuliere doeleinden. Het lezen van een populair wetenschappelijk boek van Dionysius Lardner over de stoommachine had hem op het idee gebracht dat de spoorwegen spoedig behoefte zouden hebben aan een snelwerkend seinsysteem voor een veilige en efficiënte exploitatie.
Hij bezocht natuurwetenschappelijke colleges aan de Universiteit van Londen en ontmoette er verschillende geleerden, waaronder Lardner en Faraday, en diverse werknemers. Eén van hen was de curator Francis Kerby. Hij beheerde het instrumentarium en assisteerde bij de experimenten van Charles Wheatstone en Michael Faraday. Een andere natuurkundige die werkzaam was op de universiteit, William Ritchie, bracht Fothergill in contact met de zoon van Kerby, Frederick, die ook mechanicus was maar heel wat goedkoper dan de gerenommeerde John Moore. Frederick Kerby zou de komende jaren als hoofdinstrumentmaker van William Fothergill Cooke een belangrijke bijdrage gaan leveren aan de ontwikkeling van de elektrische telegrafie.
Charles Wheatstone was op de universiteit van Londen uitsluitend belast met experimenteel werk. Zijn genialiteit was niet alleen van theoretische aard, hij was ook buitengewoon handig in het maken van proefopstellingen. De colleges van de schuchtere, licht autistische Wheatstone waren door Faraday overgenomen. Toen hij zijn collega bezig zag met het uitleggen van een enorme lengte aan draden die elkaar niet mochten raken, wees Faraday hem op het werk van de Amerikaan Joseph Henri. Henri had een manier bedacht om de stroomdraden te isoleren zodat ze op een klos konden worden gewonden en zelfs een inductiestroom konden opwekken. Met deze kennis was Charles Wheatstone aan de slag gegaan met een eigen ontwerp van de elektrische telegraaf. Totdat Michael Faraday hem op zekere dag voorstelde eens kennis te maken met William Fothergill Cooke.
Nadat John Moore het door Cooke ontworpen apparaat in november 1837 had voltooid, toog William aan de slag om de bruikbaarheid te testen. Helaas bleek al spoedig dat het niet lukte om een signaal over een afstand van meer dan 1500 meter te versturen. Hij zag in dat zijn technische kennis tekort schoot om dit probleem op te lossen en vertrouwde op het voorstel van zijn instrumentmaker Kerby om de expertise van een geleerde professor in te roepen. Hij wende zich tot Peter Mark Roget, de secretaris van de Royal Society. Deze stelde voor dat hij zich zou laten adviseren door professor Wheatstone. Faraday zorgde voor een afspraak tussen Fothergill en Wheatstone.
Cooke was onaangenaam verrast toen hij vernam dat de contactgestoorde Wheatstone zich ook bezighield met de telegrafie en daarin zelfs behoorlijk ver gevorderd was. Het probleem om langere afstanden te overbruggen had hij zowaar al overwonnen. Cooke moest al zijn charmes inzetten en bovendien een vorstelijke beloning in het vooruitzicht stellen om de schroomvallige natuurkundige over te halen de krachten te bundelen door met hem samen te werken. De technische en wetenschappelijke expertise vertrouwde hij Wheatstone toe. Zelf zou hij zorgen voor alle commerciële en organisatorische kanten om de elektrische telegrafie tot een succes te maken.
Alexander Bain kwam in 1837 naar Londen om zijn geluk te beproeven. Hij kon nauwelijks lezen of schrijven maar hij had een onstuimige belangstelling voor draaiende tandwielen en andere mechanieken. Nadat hij een tijdje in de leer was geweest bij een klokkenmaker in Schotland verwachtte hij dat een wereldstad hem meer had te bieden. In Londen verhuurde hij zichzelf als instrumentmaker bij John Moore, dezelfde, in Clerkenwell, de wijk waar bijna alle klokkenmakers en instrumentenbouwers hun werkplaats hadden.
Daar ontmoette hij Frederick Kerby, die zich het lot aantrok van de ongeletterde en nauwelijks verstaanbare noorderling. Kerby arrangeerde verschillende ontmoetingen voor Bain waardoor deze uiteindelijk een fatsoenlijke baan kreeg bij de chronometermaker John Barwise jr. Bain bezocht tal van openbare lezingen en demonstraties over elektromagnetisme en verwerkte de opgedane kennis in zelfbedachte apparaten. Dat kostte geld en hij maakte schulden. Om hem een handje te helpen, stelde Frederick Kerby hem voor om zijn diensten aan te bieden bij Charles Wheatstone op de universiteit. Bain bezocht Wheatstone en verkocht hem zijn laatste uitvinding, een elektrische klok, voor vijf pond. Daar bleef het bij. Voor dat moment.
Bain had al snel door dat een uitvinding veel geld kon opleveren als daar een octrooi voor was aangevraagd. Voor zijn elektrische klok had hij dat, samen met Barwise, gelijk gedaan. Hij was dan ook behoorlijk in zijn wiek geschoten toen hij vernam dat Wheatstone de elektrische klok had gepresenteerd als een eigen bedenksel. Alexander beriep zich op zijn octrooi-aanvraag en Wheatstone moest zijn aanspraak intrekken.
Kort nadat William Cooke en Charles Wheatstone tot samenwerking hadden besloten, testten ze hun eerste telegrafieverbinding langs een traject van de London & Birmingham Railway. Het experiment werd een technisch succes en Wheatstone verklaarde dat hij nog nooit eerder zo’n onstuimige sensatie had gevoeld als toen hij daar in zijn eentje in de verlaten ontvangstkamer de naalden van het telegrafieapparaat hoorde klikken en de woorden spelde die de boodschap vormden die Cooke hem van een kleine twee kilometer verderop stuurde.
Ondanks het welslagen van het experiment was de leiding van de spoorwegmaatschappij minder enthousiast. Het bezwaar zat hem in de complexiteit van de methode en de hoge kosten die het met zich meebracht. Maar Cooke zat niet stil. Hij onderhield contacten met verschillende andere spoorwegmaatschappijen terwijl Wheatstone zich bezighield met de ontwikkeling van een goedkoper en eenvoudiger systeem. In 1838 vroegen Cooke en Wheatstone octrooi aan op de verbeterde methode waarbij het aantal naalden en daarmee ook het aantal verbindingskabels, wat de hoogste kosten met zich meebracht, sterk was gereduceerd. Cooke had ondertussen samen met zijn instrumentmaker Kerby verschillende signaleringssystemen uitgetest bij de Great Western Railway en halverwege 1839 bekostigde deze maatschappij een experiment waarbij de verbeterde telegrafie methode werd uitgeprobeerd. Het experiment werd een groot succes. Great Western Railway besloot om meer telegrafische verbindingen aan te leggen. Andere maatschappijen volgden spoedig en geleidelijk werd het telegrafisch netwerk steeds verder uitgebreid.
Charles Wheatstone had ondertussen niet stil gezeten. Hij had een apparaat ontwikkeld, de ABC-telegraaf, waarmee de berichten direct in letters op papier konden worden gedrukt. Deze werd in 1840 op het traject van de London & Blackwell Railway geïnstalleerd. Achteraf gezien was dit de eerste volmaakt werkende digitale telegraafverbinding die zelfs kan worden beschouwd als de voorloper van het internet.
Frederick Kerby was een toegewijd vakman. Hij bouwde instrumenten in opdracht van zowel Wheatstone als van Cooke, die voor de werking van hun gemeenschappelijke telegraaf onontbeerlijk waren. Hij was een zachtmoedig mens maar zijn aanvankelijke medeleven met Alexander Bain sloeg geleidelijk aan om in ergernis. De zucht van Bain naar eer en rijkdom stond hem tegen. Zelf was hij veel minder ambitieus. Hij voelde geen behoefte om voor het bouwen van Cooke’s ontwerpen een hogere beloning te vragen.
Dat veranderde na zijn huwelijk met Charlotte Warner in 1839. Zij vond dat Cooke haar man best wat meer kon betalen zodat hij niet voortdurend voor haar vader hoefde te werken. Maar de Cooke-Wheatstone telegraaf had nog niet het commerciële succes opgeleverd dat William Cooke ervan verwacht had. Zijn investeringen, of liever gezegd de giften van zijn ouders, waren aanzienlijk geweest en hij meende zich niet te kunnen veroorloven om Frederick meer te betalen.
Door de grote verwachtingen die de telegrafie wekte, zowel via verhalen in de nieuwsbladen als bij de ontluikende industriële onderneminkjes, begon er ook bij Frederick enige ontevredenheid te dagen. Was hij niet ook een belangrijke schakel in het tot stand komen van deze innovatieve techniek? Dat hij zich ergerde aan de geldzucht van anderen kwam natuurlijk ook voort uit een gevoel van afgunst. Toch miste hij de agressiviteit om dit misnoegen om te zetten in een betere verdienste. Om wat extra inkomsten te bemachtigen, verkocht hij een aantal modellen van stoommachines en andere apparaten die zijn vader ooit gemaakt had. Ondertussen zon hij op nieuwe mogelijkheden.
Het jaar daarvoor was een enigszins berooide Samuel Morse bij Cooke op bezoek geweest. Hij was naar Europa gereisd in de hoop daar meer erkenning en sponsors te vinden dan in de VS. In Frankrijk was het hem gelukt om zijn vinding te patenteren maar in Engeland bleek al een octrooi te bestaan. Op naam van Wheatstone en Cooke. Frederick Kerby was in bespreking geweest met zijn werkgever over een aanpassing in een van Cooke’s laatste ontwerpen. Morse was duidelijk ontstemd geweest dat Cooke en Wheatsone hem vóór waren geweest met de realisatie van een telegraafverbinding in Engeland. Hij, Samuel Morse, was al veel langer bezig met telegrafie en hij had een veel efficiëntere en vooral goedkopere methode ontwikkeld! Cooke haalde zijn schouders op in de wetenschap dat deze bluf hem niet kon deren maar Kerby vermoedde dat het gemor van de Amerikaan wel eens een kern van waarheid kon bevatten.
Tijdens interviews liet de wetenschapper Wheatstone zich geregeld ontvallen dat veel van de technische bedenksels uit zijn koker kwamen. In de berichtgeving werd dit vaak uitgelegd als zou Wheatstone de uitvinder zijn van de telegraaf. Dat was tegen het zere been van Cooke. Er werd een commissie ingesteld die moest bepalen wie het meeste recht op octrooi zou hebben. Terecht werd besloten dat beide heren een gelijkwaardige aanspraak konden maken. Enige tijd daarna zou Wheatstone worden uitgekocht maar wel als technisch adviseur verbonden blijven aan het bedrijf dat door Cooke verder alleen werd voortgezet.
Door de chauvinistische aandacht die de Engelse nieuwsbladen schonken aan de vorderingen en potenties van de telegrafie, werd een groot publiek voorgelicht over de mogelijkheid om over grote afstanden met bliksemsnelheid berichten uit te wisselen. Toch kwamen de commerciële toepassingen slechts schoorvoetend op gang. Cooke schreef nota bene zelf een informatief en aanbevelend boek over telegrafie maar de zaken waren in 1843 in een financieel dieptepunt beland. Gelukkig kwam er uit onverwachte hoek gratis reclame voor de telegrafie.
De geboorte van prins Alfred, de tweede zoon van koningin Victoria, werd op 6 augustus 1844 binnen drie kwartier aangekondigd in The Times. Iedereen kon in de krant lezen dat die snelle berichtgeving te danken was aan de telegrafie. Een andere gebeurtenis betrof de verslaggeving over een gesignaleerde moordenaar die meende dat hij in de trein naar Londen aan zijn achtervolgers in Slough was ontsnapt. Zijn lange jas en breedgerande hoed werden onmiddellijk herkend toen hij in Londen arriveerde. Zijn signalement was hem per telegraaf vooruitgesneld.
Alexander Bain ontwierp ondertussen verschillende apparaten waarmee hij telegrafisch tijdsignalen kon uitwisselen en de gepatenteerde ontwerpen leveren overtuigend bewijs van zijn genialiteit. Ook op het gebied van isolatie van elektrische bedrading droeg hij zijn steentje bij. Daarnaast ontwikkelde hij een telegrafische printer die uiteindelijk leidde tot de uitvinding waarmee zwart-wit afbeeldingen konden worden verstuurd, een soort voorloper van de fax. Het chemische proces dat hij aanvankelijk gebruikte, verliep nogal traag, maar ook dat wist hij te verbeteren.
Bain vergaarde in de loop van de jaren veertig heel wat rijkdom met zijn octrooien en de oorspronkelijke herdersjongen was opgeklommen tot een respectabel en gefortuneerd heerschap. Hij woonde met zijn gezin in een groot huis aan de Thames in Hammersmith, een kleine voorstad van Londen. Er waren volop bediendes en de kinderen kregen les van een huisleraar. Hij werd alom geacht al had hij weinig vrienden. Wat hij tot stand had gebracht was vrijwel geheel het resultaat van zijn eigen inventiviteit en ijver. Als hij met iemand samenwerkte liep dat vroeg of laat altijd uit op ruzie. Hij was wat je noemt nogal onhandig in de omgang. En hij bleek uiteindelijk ook nogal onhandig met geld te zijn.
Tijdens de bemiddeling in het conflict tussen Wheatstone en Cooke over de vraag wie van hen de uitvinder van de telegrafie was, werd Frederick Kerby regelmatig gevraagd een toelichting te geven aan de hand van de instrumenten die hij voor één van beide heren gemaakt had. Langzaam maar zeker begon het tot de wat trage instrumentmaker door te dringen hoe cruciaal zijn bijdrage was aan de ontwikkeling van de telegraaf. Afgezien van het feit dat hij slechts uitvoerde wat anderen hadden bedacht, vond hij dat zijn vakmanschap toch wel uniek was en achteraf gezien waren de ontwerpen ook weer niet zo heel bijzonder geweest.
Voorts zag hij met lede ogen hoe die kinkel van een Alexander Bain fortuin maakte. Die apparaten van Bain zou hij zelf ook best kunnen maken en Frederick wist zeker dat ze dan nog beter zouden werken. Waarom kon Alexander zoveel geld verdienen en hij niet? Hij zag in dat het Bain veel tijd kostte om zijn ideeën vorm te geven en zijn uitvindingen aan de man te brengen. Daarom had hij aangeboden een handje te helpen, in de hoop een kruimeltje mee te pikken van het fortuin dat de eigengereide Schot wist te vergaren. Maar Alexander Bain had geweigerd, hij hield niet van pottenkijkers en zeker niet als ze ook nog voor de concurrentie werkten.
Begin jaren veertig raakte Kerby er steeds mee van overtuigd dat hij zijn geluk in de nieuwe wereld moest zoeken. In 1842 emigreerde hij met zijn vrouw naar de VS en melde zich bij Samuel Morse. Hij had het schetsboek met de futuristische ontwerpen van William Cooke, al of niet met diens medeweten en/of goedkeuring, meegenomen in de hoop dat het hem in zijn nieuwe bestaan van nut zou kunnen zijn. Morse had wel werk voor hem, maar werd ondertussen zo in beslag genomen door het ontwikkelen van zijn eigen systeem dat hij niet veel aandacht schonk aan de bescheiden Engelsman. En dat was eigenlijk maar goed ook voor de gemoedsrust van Frederick Kerby. Na zijn klus voor Morse vertrok hij met zijn vrouw naar Canada waar ze een gezin stichtten. De voormalige instrumentmaker had zijn buik vol van de elektrische apparaten en werd schilder.
Voordat Samuel Morse aan het eind van de jaren dertig terugkeerde naar de Verenigde Staten had hij nog uitgebreid contact met Charles Wheatstone en gaf zijn oren en ogen goed de kost toen deze een demonstratie gaf van het Engelse systeem. Maar eigenlijk, zo vond hij in elk geval zelf, was zijn eigen systeem al voldoende volmaakt om grootschalig te worden toegepast. In 1840 werd hem in de VS octrooi verleend voor zijn telegraaf. Maar zakelijk succes liet nog op zich wachten.
Enkele jaren later keerde zijn geluk en verleende het Congres hem voldoende financiële middelen om zijn uitvinding te exploiteren. Vanaf dat moment ging het hem voor de wind. Met getrouwe vrienden en toegewijde deskundigen werd de Magnetic Telegraph Company opgericht waarmee een uitbreiding van het telegraafnetwerk in de VS tot stand kwam.
Ondertussen roken steeds meer ondernemers hun kans en tegen 1850 waren er enkele tientallen telegrafie bedrijven in Amerika. Eén van die bedrijven werd geleid door Henri O’Reilly en Alexander Bain. Bain was naar Amerika getogen om nog meer fortuin te vergaren. Zijn vernieuwde elektrochemische telegraaf werkte sneller dan alles wat eerder op dit gebied was gemaakt en hij had het al met succes aan de Franse regering in Parijs gedemonstreerd. Terecht dat Bain met dit snelle apparaat voet aan de grond probeerde te krijgen in de Verenigde Staten van Amerika. Maar hij had buiten Morse gerekend.
In 1854 besloot het Hooggerechtshof dat alle bedrijven die Morse’s systeem gebruikten hem licentierechten moesten gaan betalen. Met terugwerkende kracht. Het kapitaal van de Magnetic Telegraph Company nam enorm toe evenals de machtspositie van Samuel Morse. Alexander Bain raakte zijn investeringen kwijt. Terug in Engeland kon hij schulden niet betalen en hij werd failliet verklaard. Nadat ze het huis in Hammersmith moesten verlaten, liet zijn gezin hem in de steek. Tevergeefs probeerde hij weer innovatieve apparaten te maken, verhuurde zichzelf als instrumentmaker en viel terug in zijn vroegere rol als Schotse armoezaaier.
Aan elk leven komt een einde. Geen leven zonder dood. De tijd houdt eventjes de adem in … tikt dan brutaal verder. Onverstoorbaar, als altijd.
Voor Charles Wheatstone moet het ondernemerschap een angstig maar meeslepend avontuur geweest zijn. Zonder duwtjes van de vrome Michael Faraday was hij niet achter de coulissen vandaan gekomen. Diens beste koppelingspoging verzandde in 'wishful thinking': een rondedansje met Florence Nightingale ontlokte Charles de verzuchting "Met deze vrouw zou ik wel verder willen". Hij durfde haar natuurlijk nooit te vragen. Hij stierf niettemin in Parijs, na prostaatklachten.
Zijn muziekminnende geestverwant Faraday had nog minder vooropleiding genoten dan Wheatstone. Nadat een onderwijzer hem ernstig met een zweep had toegetakeld was hij bij een boekbinder gaan werken. Door uitputtende zelfstudie en met de juiste vrienden aan zijn zijde had hij een baantje bij de universiteit veroverd. Hij bleek een bekwaam docent en begaafd experimentator. Door zijn streng christelijke opvoeding geloofde hij in één allesomvattende natuurkracht. Daar kon hij echter geen bewijs voor vinden. Op latere leeftijd ging zijn gezondheid snel bergafwaarts. Zijn geloof had hem voorgeschreven om al zijn bezit weg te schenken. Hij overleed in 1867 en werd in alle soberheid begraven op West Cementary bij Londen.
De ambitieuze Fothergill Cooke richtte in 1846 de Electric Telegraph Company op en gaf samen met een zekere John Lewis Ricardo leiding aan het bedrijf. Later zou Cooke zijn fortuin weer kwijtraken door onverstandige investeringen in de mijnbouw in het noorden van Wales. Berooid sleet hij zijn laatste jaren in Surrey, Engeland, waar hij in 1879 stilletjes doodging. Straatarm.
Alexander Bain verging het niet beter. Hij bracht zijn laatste jaren door in Glasgow, in diepe armoede en slechte gezondheid. Na een hersenbloeding stierf hij in 1877 in een tehuis voor ongeneeslijk zieken. In eenzaamheid.
Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan had Samuel Finley Breese Morse het beter voor elkaar. Hij overleed als 80-jarige in huiselijke kring nadat hij in weelde had kunnen terugkijken op een geslaagde carrière, in de wetenschap dat zijn naambekendheid was verzekerd. Daarvoor had hij de laatste 30 jaar van zijn leven wel voortdurend rechtszaken moeten voeren om zijn aangevochten octrooirechten te beschermen. Door zijn niet aflatende inspanning had hij bereikt dat zijn telegraaf transcontinentaal werd toegepast. De meeste Europese landen namen het systeem van Morse over, behalve het Verenigd Koninkrijk (incluis de overzeese gebiedsdelen) dat vasthield aan het Wheatstone-Cooke ontwerp. Bij het intreden van de radiografische telegrafie werd de Morse-sleutel algemeen geaccepteerd. De bekabeling van de elektrische telegrafie werd in toenemende mate gebruikt voor de telefonie. Bekabeling ten behoeve van het versturen van elektrische alarm signalen bleef natuurlijk gehandhaafd. Ondanks zijn vreemdelingenhaat en papenangst (hij voorzag een katholiek complot tegen de Amerikaanse staat) leverde zijn telegraaf een krachtige bijdrage aan de emigratie van buitenlanders naar Amerika.
Frederick Kerby had na zijn onbevredigende ervaring bij Morse zijn bekomst van de hele telegrafische santenkraam. Pas na de Amerikaanse burgeroorlog keerde hij terug naar de VS en vestigde zich met zijn vrouw in New York. Als huisschilder. Wat hij met Cooke's schetsboek had gedaan is niet bekend. Het werd ruim een eeuw later teruggevonden op een antiekveiling in Atlanta en beschouwd als de klassieke Naamlyst in rode band met goudopdruk van de Amsterdamsche Societeit uit 1775. De pagina's waren volledig afgeplakt met krantenknipsels en met afbeeldingen uit populaire tijdschriften. Pas nadat deze voorzichtig waren verwijderd kwamen de tekeningen en dagboeknotities van William Cooke tevoorschijn. Cruciale informatie over zijn vroegere relatie met Wheatstone, Kerby, Morse en anderen is in zijn handschrift terug te vinden. De futuristische ontwerpen demonstreerden zijn visionaire genie. Hun herontdekking in 2011 ontrukte de auteur aan de vergetelheid. Toch maakt de ware uitvinder van de elektrische telegraaf, William Fothergill Cooke, weinig kans op dezelfde naambekendheid als Jules Verne of Leonardo da Vinci.
In de 19e eeuw heerste de materialistische gedachte dat de wereld maakbaar en manipuleerbaar is. Na eeuwen van knechting en vroom bedrog bevrijdden steeds meer mensen zich van de idee dat het spitten in Gods akker is voorbehouden aan de elite. Het agnostisch onafhankelijkheidsstreven (seculier liberalisme) stimuleerde de burgerlijke vindingrijkheid om de natuur te doorgronden (uitvinders) en daar beter van te worden (ondernemers).
Dat leidde tot een explosie van uitvindingen, wetenschappelijke ontdekkingen en technologische toepassingen ten behoeve van eigen gewin, dank zij de behoeften van anderen. Die tweeledige behoeftebevrediging had overigens wel een ingrijpende verandering van de biosfeer en de atmosferische kenmerken van de planeet tot gevolg.
Immateriële verlangens – destijds o.m. het vastleggen van herinneringen (fotografie), communicatie (telegrafie, telefoon), bewegingsvrijheid (automobile), comfort (gloeilamp) – komen voort uit een drang naar onsterfelijkheid en zijn uitingen van evolutionaire continuïteit. De eerste stap naar de posthumanistische samenleving was gezet. Tegelijkertijd plegen onze behoeftes - toen, nu en waarschijnlijk morgen nog steeds - een dermate aanslag op onze natuurlijke leefomgeving dat de organische wereld er zwaar onder te lijden heeft
Met de intrede van een nieuw fenomeen als stromende elektriciteit verandert niet alleen de maatschappelijke ontwikkeling. Door hun onderlinge wisselwerking veranderen ook de actoren die de maatschappelijke verandering aansturen. De technologische revolutie baart een emergentie: het informatienetwerk
Engelstalige bronnen:
George Botjer. Samual F.B. Morse and the dawn of the age of Electricity. Lexington Books, 2015
Brian Bowers. Sir Charles Wheatstone FRS 1802-1875. HMSO, London, 1975
Lawrence Davis. Fleet Fire: Thomas Edison and the Pioneers of the Electric Revolution. Arcade Publishing, 2003
William Fothergill Cooke. The Private Letters. James Stanier Clarke, 2013
Willem Hackman (ed). Alexander Bains short history of the electric clock (1852). JF Books, 1975
Bouke van der Kooij. The invention of the Communication Engine 'Telegraph'. Createspace Independent Publishing Platform, 2015
Richard Warren Lipack (discoverer). Sir William Fothergill Cooke's Newly Discovered Original Notebook (Codex Lipack): http://www.w1tp.com/cooke/
John Meurig Thomas. Michael Faraday and the Royal Institution. Taylor & Francis Ltd., 1991
Richard Wolfe & Richard Patterson. Charles Thomas Jackson: The Head behind the Hands. Jeremy Noman & Co., 2007