DE KLUIT EN DE VRIJE BUITELINGEN

Waarom Pacha's dystopische De Kluyt ende Buytenlinge nooit is verschenen 

  

Voor alle duidelijkheid: ík ben de verteller, de 'voice over'; ik ben ook de samensteller van de beschouwende stukjes over de aard van onze wereld, het emergente universum, the synergetic universe. Men noemt mij ook wel de auteur, maar die draagt niet mijn naam. Wellicht had ik hier (nog) niet over moeten beginnen, maar in het kader van dit emergente universum& doe ik het toch maar. Ikzelf weet niet wie ik ben. Wanneer valt een schrijver eigenlijk samen met de karakters die hij/zij schrijft? Volgens sommige stemmen op de sociale media gebeurt dat altijd. Andere beweren het tegendeel. Is de waarheid een leugen of omgekeerd? De werkelijkheid heeft vele kanten.

   Voordat ik verder ga wilde ik dit gezegd hebben en daarnaast even wijzen op de machinaties van de macht achter de oranje asterix*.

 

 

"Het is niet altijd zoals je denkt dat het waarschijnlijk zal zijn. De emergente werkelijkheid is contra-intuïtief, zo leert volhardend speurwerk naar het collectief bewustzijn; het collectief bewustzijn, zwevend boven het aangestampte plaveisel van eeuwenlange culturele innovatie, als een soort holosfeer boven de wereldomhullende biosfeer; ijler wellicht, vol hoogfrequente informatiegolven, maar dikker. Satellieten, op een hoogte van honderden kilometers, behoren er ook toe. Het zit vol gedachten, de meeste heel persoonlijk, niet voor algemeen gebruik toepasbaar. Sommige ronduit stompzinnig. Maar gezamenlijk overstijgt dit ratjetoe van meningen, ideeën, logische deducties en hoopvolle dan wel bange verwachtingen, alles wat ooit eerder was".

   De Kluyt wist zeker dat iemand als Buytenlinge heel andere gedachten had. Individuele vrijheid, vrijheid om je te uiten en te bewegen zoals je zelf wilt, dat was volgens Buytenlinge een fundamentele behoefte, net als rust en eten. Maar er waren grenzen. Overdaad aan rust en eten had men al in de oudheid veroordeeld als zijnde zondige luiheid en vraatzucht. Met vrijheid was dat niet anders. Zonder maatschappelijke betrokkenheid, solidariteit en medeleven was vrijheid een groot kwaad. Zondige vrijheid. De Kluyt had niet zoveel op met wijsgerig geklets maar het oordelen over morele kwesties was hem met de paplepel ingegeven. Voor zijn overlevingsstrategie, zo gezegd. Zonder solidair collectivisme zou hij niet hebben kunnen bestaan.

Uit Pacha's De Kluyt ende Buytenlinge (unpubl.)

 

Tijdreizen is 'een fluitje van een cent'. 

   Sinds de tijd filosofisch gesproken is uitgehuwelijkt aan de ruimte (ruimtetijd) wordt ze geacht geschikt te zijn om onze reislust te bevredigen. Talloze fantastische techneuten hebben apparaten uitgevonden om dat te bewerkstelligen. Het beroemdst is wellicht de tijdmachine van H.G. Wells geworden, decennia lang nagevolgd door menig sf- en stripauteur in de vorige eeuw.1 Korte tijd vóór Wells' publicatie vormde het dialectisch materialisme van Hegel (later bevestigd door Einsteins speciale relativiteitstheorie) het uitgangspunt van Edward Mitchells tijdreisverhaal uit 1881, The Clock that Went Backward &, dat zich overwegend afspeelt in het Leiden van de de 80-jarige oorlog. Later, na de 2e wereldoorlog, werd tijdreizen steeds meer in verband gebracht met de persoonlijke beleving, hallucinaties en drugsgebruik. Mogelijk zijn dat de verhalen die dr. Pacha nog het meest hebben geïnspireerd bij de ontwikkeling van zijn nanogels op het IIT in New Delhi.

   In het spoor van de goddelijke tijdreizigers uit de Mahabharata had Hasan Pacha zijn weg naar de toekomst gevonden. Nadat hij de maternalistische slavernij en homofobe agressie van zijn geboortedorp nabij Visakhapatnam was ontvlucht, had het vrijzinnig humanisme van de hoofdstedelijke metropool hem omarmd. Het IIT in Delhi had hem de vrije hand gegeven om zijn inventiviteit en intellect te wijden aan zijn jeugdobsessie met de 4e dimensie &. Pas toen het team van dr. Pacha succes begon te boeken op het gebied van verplaatsingen in de tijd werd men onder druk van het Amerikaanse MIT wat terughoudender. Wat was namelijk het geval? Volgens de gevestigde opvattingen in de fysica waren de resultaten, op z'n zachts gezegd, nogal ongebruikelijk. Viel fraude wel helemaal uit te sluiten? Het was geen geheim dat Pacha de hand boven het hoofd werd gehouden door de discutabele onderdirecteur Chakradhar Ashtekar, oud-docent aan het IIT in Madras. Die mocht dan familie zijn van de gevierde Amerikaanse natuurkundige Abhay Ashtekar, in Madras had men hem liever zien vertrekken vanwege zijn openlijk beleden geloof in pseudowetenschappelijke theorieën. En hoe betrouwbaar was die gunsteling van de directie zelf eigenlijk? In elk geval zouden er geen publicaties van Pacha's werk in gerenommeerde wetenschappelijke vakbladen verschijnen. Wel mocht hij het woord voeren op conferenties, maar er waren maar weinig toehoorders die zijn verhaal konden volgen. Te ingewikkeld en bovendien onverstaanbaar vanwege zijn spraakgebrek (overgehouden aan zijn molestatie in Visakhapatnam).

   Door het ontwikkelen van zijn nanogels die tijdreizen mogelijk maakten, maar ook veroudering bleken tegen te gaan (met lucratieve potenties voor het Instituut), bleef Pacha beschikken over voldoende middelen om zich aan zijn hobby te wijden. Voor uitstapjes in de 4e dimensie gebruikte hij één proefpersoon: zichzelf. Bovendien reisde hij niet alleen door de tijd maar bewoog hij zich als een soort spookverschijning over de hele wereld. Dat was een noodzakelijk gevolg van de werking van zijn nanogels: die maakten tijdreizen alleen mogelijk als hij zich de plek in kwestie voor de geest kon halen. Om een herkenningspunt te hebben kon hij er het beste een keer geweest zijn. In de reguliere tijd.

   Het lijkt nogal dwaas om in de verleden tijd te verhalen over gebeurtenissen die nog moeten plaatsvinden. Maar eigenlijk geldt dat voor alle verhalen: ze bestaan pas nadat je ze hebt gehoord of gelezen. Dat betekent nog niet dat ze in de toekomende tijd moeten zijn geschreven. Daartegen kun je dan weer aanvoeren dat de geschiedenis zich in het verleden heeft voorgedaan. Maar weet je dat wel zeker?

   Tijdreizigers zijn doodgewoon. Elk van ons is er een - niemand in het bijzonder. Naar het verleden, in geheugen of historische database; naar de toekomst, in vooruitblik en verwachting; pas op de plaats als de dood intreedt. Tijdreizigers zijn doodgewoon. En sommigen zijn doodeng (volgens BZ).

   Hun bewegingen worden nauwlettend in de gaten gehouden. Een netwerk van organisaties wier volledige activiteitenpakket slechts aan weinigen bekend is (zoals de Hollandse BZ), onderzoekt gebeurtenissen die niet direct zijn te rijmen met bekende informatie. Sommige (ex)medewerkers hebben wellicht een eigen agenda. Een van hen is een vroegere werknemer van BZ die zichzelf Sarimanok noemde. Hij was ooit, als zogenaamd emergente detective, een eigen onderzoeksbureau begonnen. Dat schijnt niet meer te bestaan. Sarimanok is gevlogen. Of zou hij zijn brein hebben geupload en eeuwig rondbuitelen over de bedrading van het internet, zoals wel wordt beweerd? Digitalisering van hersengolven in een kwantumwereld kunnen een nieuw universum scheppen, voorbij de dood, een emergente werkelijkheid. Misschien is die schim die je soms ziet vanuit je ooghoeken, die stem die je soms hoort in je hoofd, toch niet een illusie. Laat eens zien wat die Sarimanok er zelf van vindt.

 

Ik besta niet.

   Alles aan mij is bedacht. Mijn naam, de talen die ik spreek, zelfs de wonderlijke avonturen die mijn schepper mij laat beleven. Allemaal bedenksels. Maar wat is het leven anders dan een verzameling spontane ideeën? Vederlicht en waterdun maar toch ... werkelijkheid, al vind je het wellicht een alternatief soort werkelijkheid.

   Ik werk voor dit reisbureau. Ze hebben interessante bestemmingen. Geen familiegebeuren of uit je dak op Ibiza, maar ingetogen avonturen in je uppie. Helemaal alleen. Je hoeft de deur er niet voor uit. Geen auto, geen vliegtuig. Je kunt gewoon thuisblijven. Het zijn echte droomvakanties. Ik verzeker je dat je je niet zult vervelen. Dat is mijn werk.

   Ik ben een soort van onderzoeker, een detective. Als je me vertelt waar je belang in stelt dan ga ik op zoek naar jouw interesseveld. Het is slechts een kwestie van antwoord op de juiste vraag. Of, zo je wilt, van vraag en aanbod. Zelfs kennis is tegenwoordig een speelbal op de golven van de economie. Mijn kennis is gericht op een economisch verbond tussen techniek en filosofie. Technologische vragen zijn bijvoorbeeld 'goedkoper' dan filosofische. Een reis naar Cyberië is veel eenvoudiger dan een kennismaking met God. Techno-vragen bedienen allereerst een behoefte van de massa, wensen uit de samenleving. Filosofie legt de nadruk op persoonlijke wijsheid en houdt zich verre van het gemeenschappelijke smachten naar gemak, genoegen en genot.

   Maar ik dwaal af. Of heb ik je op een idee gebracht? Zie je een cybernetisch uitstapje wel zitten?

   Ik mag dan bedacht zijn door mijn schepper, Cyberië is veel meer dan een verzinsel.

   Ooit gekenmerkt door verlatenheid en leegte, als een soort van neuraal limbo, heeft het zich de afgelopen decennia ontwikkeld tot een domein van wereldwijde informatieuitwisseling en bakermat van een nieuwe (emergente of, zo je wilt, alternatieve) werkelijkheid. Je kunt er rondzwerven zoveel je wilt. Je vindt er altijd wel iets van je gading. Het perfecte vakantieoord.

   Van de meeste bezoekers heb je niets te duchten. Het is er zo uitgestrekt dat je nooit weet of ze er wel of niet zijn. Anderen zijn soms wat luidruchtig maar hun existentiële aanstellerij is tamelijk onschuldig. Als hun eigenzinnige werkelijkheid je te veel ergert, reis je gewoon verder. Plaats zat.

   De schoonheid van Cyberië is vooral gelegen in het verschiet. Je kunt je er bewegen naar tijden die nog nergens te vinden zijn. Ongekende vergezichten! Hoe verder je gaat hoe verbazingwekkender de taferelen en hoe fantastischer je reisverslag zal zijn voor het thuisfront.

   De locatie doet fonetisch wellicht denken aan de ijstijd en roept gezien de spelling vast het beeld op van een ingewikkeld neurologisch netwerk, maar als wijkplaats voor wat afleiding is het volstrekt uniek. Geen land ter wereld kan ermee wedijveren. De ultieme bestemming als je eens iets anders wil.

 

Hasan Pacha, die door zijn van oorsprong Filipijnse moeder liefkozend ook Sarimanok (geluksvogel) werd genoemd, was van kinds af aan gefascineerd geweest door het idee dat tijd een dimensie is, net als hoogte of verte. En hadden vroeger ook niet jongens naar de wolken of de horizon staan turen en zich afgevraagd: wat ligt daarachter? Ondanks alle verhalen over de onomkeerbaarheid van gebroken glaswerk, de tegenstrijdigheid van het ongedaan maken van je eigen conceptie en andere ongerijmdheden, hield Pacha vast aan de mogelijkheid om de 4e dimensie te verkennen. In de ruimste zin. Doordat niemand hem goed kon verstaan - hoe dat gekomen is kun je lezen in El Instituto 5 & - raakte hij in een sociaal isolement dat hij compenseerde door zich te verdiepen in het werk van Prigogine, Gell-Mann en Szathmáry2. Zijn belangstelling ging uit naar afwijkende ideeën in de wetenschappelijke wereld die hij opspoorde en verzamelde. En natuurlijk richtte hij zijn aandacht op alles wat met tijdreizen te maken had.

   De arts die zich destijds als een soort moederkloek over hem had ontfermd en die hem bij het IIT in Madras had aanbevolen, was inmiddels getrouwd met de onderdirecteur in Delhi. Haar niet aflatende vertrouwen in Pacha's talenten had de directie bewogen om de veelbelovende onderzoeker de vrije hand te geven. Diens affiniteit met wiskunde en techniek werd in Delhi al snel onderkend en men liet hem alle ruimte om zich multidisciplinair te ontwikkelen. Hij stortte zich op neurologie, biofarmaceutica en nanotechnologie. Gedreven door zijn obsessie met het tijdconcept lukte het hem om elementen uit die verschillende disciplines te combineren die uiteindelijk tot zijn nanogels zouden leiden.

   Maar daar ging de nodige tijd en tegenslag aan vooraf. Zoals het elke zichzelf respecterende wetenschapper betaamt hanteerde dr. Pacha de gebruikelijke terughoudendheid bij zijn eerste succesjes (hoewel hij zelf geen moment van twijfel kende). In plaats van meer middelen vroeg hij om meer tijd. Hij voerde zijn experimenten uit met uitsluitend zichzelf als proefpersoon. Dat beviel hem zo goed dat de adviezen van hogerhand om het project 'klein' te houden en er weinig ruchtbaarheid aan te geven hem onverschillig lieten. Niet iedereen in zijn team ging daarin mee; sommigen klapten uit de school maar vonden nergens gehoor; anderen haakten af vanwege frustratie over hun carrièrekansen; slechts een kleine groep bleef hem trouw om de droom te helpen verwezenlijken. Pacha's persoonlijke inzet als proefkonijn was dus niet alleen het gevolg van een toenemend verlangen naar het gebruik van nanogels, het kwam ook door de beperkte middelen om andere proefpersonen aan te trekken.

   Het enige wat hem wellicht viel te verwijten was de lichtvaardigheid waarmee hij de experimenten op zichzelf toepaste. Er bestond altijd een risico dat hij het slachtoffer zou worden van een onvoorzien voorval. Evengoed bezorgde het hem een geweldige bron van informatie en reiservaringen waarnaar hij zijn leven lang had uitgekeken. Hij dacht niet dat zijn gedrag eigenlijk een soort vluchtgedrag was. Ik kom toch elke keer terug?!

   Totdat hij - weliswaar veel later - niet meer terugkeerde.

 

Soms mis ik mijn lichaam. Om me te kunnen krabben. Niet omdat ik jeuk heb, maar gewoon, omdat ik het wil voelen. Mijn geest voelt wel emoties. Geen doodsangst of seksuele opwinding, maar wel verlangen. En voldoening. Dus zo rot heb ik het niet, als geest in de machine.

   Zonder lichaam heb ik ook geen last van al die pijntjes. Nooit meer griep of buikpijn. Alleen wel eens verwarring, dat ik niet meer weet waar en wanneer ik ben.

   Dat somatische zit me wel vaker dwars. Mijn verlangen naar iets dat er niet meer is. Naar de tijd dat ik nog een stoffelijk wezen was, een mens onder de mensen. Ik herinner me A ...

   Maar dat is voorbij, verleden tijd, hoogstens een vage droom van vroeger. Ondertussen is er zoveel nieuws gebeurd. Een Brave New World 2.0; vrij reizen door Cyberië; onzichtbaar en onsterfelijk. Alleen kan ik niet zo ver terug in de tijd.

   Ik kan niet naar het verleden reizen zoals die analoge aap Hasan met zijn knikkertjes, nanogels noemt hij ze, geloof ik. Ik ben gebonden aan het digitale tijdperk, aan glasvezels en satellietverbindingen, aan verbindende netwerktechnologie. Het eerste elektriciteitsnet kwam pas laat in de 19e eeuw tot stand (in Nederland in 1886) en in de vorige eeuw was er nauwelijks internet, daarheen kan ik alleen met grote inspanning langs bestaande radiokanalen reizen.

   Paradoxaal genoeg maakt dat verlangen naar vroeger mijn bestaan hier draaglijker. Nostalgie als overlevingsstrategie? Dat zal wel de reden zijn waarom ik zo dicht bij het begin van het 3e millennium blijf hangen.

   Ik had mister P al snel in de smiezen. Dat zal ook wel met die nostalgie te maken hebben. Al geloof ik niet dat het verlangen wederzijds was. Hij leek nogal geschokt. Maar ja, ik kan er niets aan doen dat ik anderen angst aanjaag. Ik heb geprobeerd hem gerust te stellen. Door hem mijn gedachten in te fluisteren.

 

Het was te verwachten dat de tijdreiziger, tijdens diens steeds stoutmoediger uitstapjes, op een zekere dag zichzelf tegenkwam. Zijn achteraf gezien nogal wilde buitelingen in de ruimtetijd hadden rond de laatste eeuwwisseling geleid tot ongemakkelijke confrontaties met het mobiele netwerk. De digitale media maakten in één klap duidelijk dat het was afgelopen met elke vorm van privacy. Niemand kon meer wegschuilen (tenzij je genoegen nam met een leven in afzondering of een kooi van Faraday). Het enige toevluchtsoord was hier, deze cybernetische kliniek, door de bezoekers meestal Het Instituut genoemd.

   Sarimanok stuitte op Hasan Pacha. Was het echt waar of 'deep fake'?

   De detective/reisleider ontdekte zijn digitale reflectie achter de toegangsdeur van zijn isoleercel terwijl de geleerde nanotechnoloog plotseling geconfronteerd werd met een ernstig geval van recursie - het 'rondzingen' van een beeld tussen elkaar reflecterende spiegels - en zich afwende. Hij bekommerde zich ernstig om de gevaren die het tijdreizen met zich meebracht, zoals het veroorzaken van paradoxen, bijvoorbeeld door jezelf te ontmoeten. Dat wilde hij koste wat kost vermijden.

   [Dit lijkt allemaal nogal fantastisch maar het kan iedereen gebeuren. Je kunt bedenken dat een eerdere versie van jezelf andere keuzes gemaakt zou hebben of je voorstellen hoe oneindig veel toekomsten er in het verschiet liggen. Alles wat je je kunt voorstellen kan tenslotte ooit werkelijkheid worden.]

   Sarimanok was blij dat hij Pacha had gevonden. Die vormde tenslotte zijn enige interactieve verbinding met het verleden, al was dat verleden inmiddels niet meer dan een soort Verborgen Paradijs & waarnaar hij alleen nog kon terugverlangen. En ook Pacha was, na te zijn bekomen van de schrik, toch wel ingenomen met zo'n buitenkans om, zonder verder te hoeven reizen, iets over Cyberië te weten te komen. Hij had altijd al vermoed dat er een transhumane wereld in het verschiet lag die beheerst werd door cyborgs en intelligente machines. Maar hoe de mensheid zich daarin verder zou ontwikkelen, daar kon hij slechts naar gissen nu hij tot de ontdekking was gekomen dat zijn uitstapjes naar de toekomst niet erg succesvol waren.

   Toch was hij ook verbaasd geweest de vroegere privédetective hier aan te treffen. Hij had hem ooit bespeurd in het gezelschap van A die zich toen nog ophield in de kringen Hazepad/Bolt. Maar het domein van Sarimanok had hij instinctief vermeden. Een bezoekje in die richting gaf hem de sensatie dat hij een spiegelpaleis zou betreden en dat weerhield hem ervan.

 

Luister, het is nooit mijn bedoeling geweest deze kamer te openen. Deze omgekeerde escape-room, tegenover mijn hobbyruimte.

   Sinds ik hier ben ingetrokken stond alles wat ik verlangde tot mijn beschikking. Tafels vol computers met verbindingen naar elke uithoek in de wereld en informatie over de meest uiteenlopende feiten en meningen. Kasten vol met boeken waarvan iemand ooit gedacht moet hebben dat ze het verdienden om te worden geschreven, uitgegeven en gelezen. De sociale media lopen over van de vluchtige berichten die verdampen waar je bij staat, net als tv-beelden op flatscreens en digitale fotolijsten aan de muren van mijn hobbyruimte. Met helemaal achterin, achter een gordijn, de deur van de verboden kamer.

   Op het bordje naast de deur staat niet mijn naam. Het is een onbekende naam. Niet van de auteur, die is ook maar bedacht. Het is de naam van mijn schepper, onze schepper. Degene die zich verschuilt achter zijn alterego's. Plato's oppermachtige poppenspeler zonder applaudisserend publiek. Achter de deur, in de grot.

   Toegegeven, dit klinkt allemaal heel cryptisch, maar mijn bastion maakte deel uit van mijzelf. Als een soort exoskelet. Totdat A onder mijn huid kroop, mij weglokte met een opdracht en vervolgens weer uit mijn leven verdween. Ik bleef vleugellam achter.

   Het maakte me woedend dat ze daartoe in staat was; dat ze mij een doodsverlangen had bezorgd. Jazeker, ik wilde er een eind aan maken. Maar tegelijkertijd wilde ik dat ook niet. Die tegenstrijdigheid deed me denken aan Plato's grot: een echte werkelijkheid achter een virtuele, een schijnwereld.

   In mijn nijd heb ik mezelf toen ondergedompeld in het transhumanisme. En dat bracht verlossing. Wellicht was ik er op dat moment extra gevoelig voor, of anders is het misschien gewoon echt waar. Mijn verlamming was virtueel, de echte wereld was mijn brein. Is mijn brein, moet ik zeggen. Ik ben mijn brein. Zoveel is nu wel duidelijk.

 

In De Wereld van Sofie* wordt Plato één van de grootste filosofen uit de geschiedenis genoemd. Met socratische logica en moraliteit (Socrates was zijn leermeester) beschreef hij hoe de waargenomen werkelijkheid een afspiegeling was van de ideale wereld, de ware werkelijkheid. Deze was als een zonovergoten zeestrand in vergelijking met het alledaagse bestaan in een schimmige grot. Plato's visie op de werkelijkheid deed denken aan een reisgids naar een betere toekomst. Zijn beste leerling, Aristoteles, zag de wereld dan ook met heel andere ogen.

   De Kluyt klapte het boek dicht. Het was allemaal niets anders dan de aloude strijd tussen het abstracte verstand van de rationalisten en de concrete zintuigelijke waarneming van de empiristen. De strijd werd nooit beslecht, niemand zag het belang in van echte samenwerking, van symbiose, verregaande kolonievorming, de nieuwe werkelijkheid. Volgens Buytenlinge had Plato's ideeënleer wel het voordeel dat elke werkelijkheid, dus ook deep fake, verdedigbaar was maar dat was tegelijkertijd een zwaktebod. Als alles mogelijk was bestond er eigenlijk geen echte waarheid.

Uit Pacha's De Kluyt ende Buytenlinge (unpubl.) 

 

 

Tijdreizigers zijn vreemde snuiters. Het is niet altijd even duidelijk wat ze precies bedoelen. Soms lijkt het of ze onder invloed zijn, of ze het een of ander geslikt hebben. En dan klinkt er ineens een volzin die niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. Bijvoorbeeld 'ik begrijp volkomen dat in jouw beleving van de tijd ik mij nog op Barbados bevind' of 'als tijdreiziger ga ik even makkelijk in jaren voor- of achteruit zoals een ander dat in kilometers doet'. Al blijven het uitlatingen die je zullen doen fronsen 'mis ik de clou?' of 'waar heeft-ie het over?' Doorgaans wordt zo'n autistisch getint gezichtspunt genegeerd of opgevat als iets vanzelfsprekends: zitten we niet allemaal ergens op het autismespectrum?

   De arts die Hasan geholpen had nadat hij als slachtoffer van zinloos (?) geweld ernstig was toegetakeld, laten we haar dokter A noemen, was een gespecialiseerd anesthesist. A was al tijdens haar opleiding overtuigd geraakt van het verband tussen uiterlijk en zelfvertrouwen. Ze had altijd belangstelling gehad voor het psychisch functioneren van de hersenen, niet alleen tijdens de slaap maar ook in het sociale verkeer. Het was haar intentie geworden om lijders met een aangeboren afwijking of opgelopen kwetsuren te helpen hun schaamte te overwinnen door ze te wijzen op de mogelijkheid van een medische behandeling. Menige flapoor, knobbelneus en dikkelip ondergingen op haar advies een corrigerende ingreep. Met gevolg dat voormalige patienten manmoediger werden. Zoals de ingenieur die bij het IIT in Madras werkte en met wie A kort na de operatie een liefdesrelatie aanging. De man had er altijd best aantrekkelijk uitgezien - al vond hij zelf van niet - maar zijn herwonnen zelfvertrouwen na de operatie maakte hem onweerstaanbaar. Enige tijd later verhuisde het stel naar Delhi waar de herboren ingenieur met succes had gesolliciteerd naar een betere baan. Met zicht op een directiefunctie. Zijn sympathie voor complotdenkers werd toen in Delhi (nog) niet serieus genomen.

   Hasan verging het nog beter. Omdat hij in zijn naïeve onschuld geen last had van gebrek aan zelfvertrouwen, had hij aanvankelijk A's compassie ervaren als de liefdesbetuiging van een moeder voor haar zoon. Zijn behoefte aan geborgenheid had van hem een dankbare deelgenoot gemaakt. Hij genoot van haar zorg en van de opleidingsmogelijkheden die ze voor hem had gerealiseerd.

   Naarmate hij ouder werd veranderde ook zijn behoeftepatroon. Zijn verlangen naar nestwarmte in een veilige thuishaven sloeg om naar zin in avontuur en seks. Erotische fantasieën over A en andere personen werden echter verdrongen door de woeste taferelen uit de Mahabharata, het boek dat hem zo na aan het hart lag. De mythische verhalen lieten bovendien doorschemeren dat het verwezenlijken van je idealen alleen mogelijk was door het pad van de seksuele onthouding te volgen. Met andere woorden: tijdreizen kon alleen zonder er geile lusten op na te houden.

   De workshops aan het Technologisch Instituut boden overigens voldoende tegenwicht om elke seksshop in Madras en omgeving te weerstaan. Er bestond natuurlijk nog geen cursus tijdreizen (net als in de rest van de wereld werd dat niet tot de fysieke mogelijkheden gerekend) maar er vielen genoeg onbekende werelden te ontdekken. Veel van zijn klasgenoten waren zelf al meer dan de moeite waard om beter te leren kennen en met sommigen van hen trok hij veelvuldig op. Ze vormden een eensgezinde groep waarvan de kern later nog tot zijn team zou behoren. Elk met zijn en haar eigenaardigheden, moeilijk in de omgang maar altijd betrokken, autistische studiebollen met een fascinatie voor het onbekende.

   De hoorcolleges natuurkunde namen je mee naar de diepe krochten van de materie en de verre uithoeken in het heelal. Tijdens biofarmaceutische werkcolleges kon je zelf ondervinden hoe eenvoudige moleculen een ego-strelende hersenwerking wisten te genereren. En het Instituut zelf was een soort rariteitenkabinet dat onderdak bood aan een gemêleerde verzameling individuen. De wondere wereld van genialiteit en studentikoze grappenmakers. Zoals Pitaah Hamanaam die uitblonk in het verzinnen van bijnamen voor zijn studiegenoten - docenten liet hij met rust; of dat was uit respect of gebrek aan uitdaging werd nooit duidelijk, hij gaf er na een jaar de brui aan om zich vervolgens in het zakenleven te storten en schatrijk te worden. Zijn aliassen bleven lang houdbaar - Laxman Lalji uit Bombay (voormalig Mumbai) wordt nog steeds Alan Bay (L&B) genoemd - en getuigden van een grenzeloze scheppingsdrang. Suleyman Seiss Inquart - zijn grootvader kwam uit Europa - was de beste rekenaar van ons allemaal maar we vonden hem ook een asociale hufter. Pitaah noemde hem ZYXin1/4 wat door anderen spontaan werd ingekort tot 'Zeiks'.

   Suleyman was toetsenist en ging zo op in zijn eigen muziek dat hij op zeker moment in meer bandjes speelde dan mogelijk was. Omdat hij daardoor zijn afspraken niet nakwam kreeg hij met iedereen ruzie. Wat volgens hem aan de muziek lag. Iedereen vond het tamelijk onbegrijpelijk en heel spijtig dat hij zijn synthesizer inruilde voor een zakcalculator. Inderdaad, dat apparaat werd door alle muziekliefhebbers met spontane geringschatting tot zeikulator verbasterd.

   Pitaah benoemde alleen jongens. Het handjevol meisjes achtte hij te verheven om de spot mee te drijven. Reden voor de opstandige Patricia 'Shitman' Mahindra om haar bijnaam zelf te verwerven door deze zo ongeveer na elke twee zinnen te verkondigen: "Als meisje word je hier overal buitengesloten. Shit man!" Patricia behoorde tot de leerlingen van goede huize wier rijke families het Instituut ondersteunden met donaties en legaten. Ze kon dus wel een potje breken. De echte bollebozen waren meestal thuisloos, woonden intern en leefden een teruggetrokken bestaan in studielokalen en de bibliotheek. Maar ze adoreerden Pat.

   Patricia zelf adoreerde Hasan, zonder hem daar iets van te laten merken. Ze was zo idolaat van die gehavende jongen met zijn obsessie voor tijdreizen dat ze zich regelmatig met hem vereenzelvigde. Ze verdiepte zich in zijn dromen en zou later deel uitmaken van Pacha's onderzoeksteam. Dikwijls droeg ze het schooluniform voor jongens onder het mom van futuristische uniseks. Via haar mobieltje deed ze zich geregeld voor als haar idool. Dat ging zo ver dat haar identiteit vervloeide en samensmolt met andere - soms verlies ik dan controle, word ik bevangen door iets... shit man! We waren vaak samen, we volgden dezelfde lessen.

   Elke dag waren er bijeenkomsten en discussies waar iedereen aan deelnam. In het kader van de biotechnologie werden er ook biologiecolleges gegeven. Professor Chandrasekhar behandelde het universele karakter van de levende natuur: de miljoenen organismen op aarde hadden samen niet meer dan 20 aminozuren, 4 stikstofbasen en 1 energiedrager (ATP). Hij benadrukte dat al die levende wezens (dus wij ook) voornamelijk uit bacteriën bestaan (ook de cellen) die de aarde al 4 miljard jaar bevolken.

   Van alle cursussen en (werk)colleges baarden de zittingen van dr Yutasastrakosol evenwel de meeste opzien. De ingenieur, opgegroeid in Siam, was een fel pleitbezorger van syntropie, oftewel omgekeerde entropie die door complexe systemen wordt uitgestoten.3 Dit is in strijd met de 2e hoofdwet van de thermodynamica, tenzij zo'n systeem in open verbinding staat met de omgeving. Mits het heelal een open systeem is kan dat op macroscopische schaal betekenen dat de tijdrichting omkeerbaar is. Bij die laatste opmerking spitsten we de oren. Was die Siamees soms niet goed snik? De nachtbrakers die tijdens de lessen altijd wegdommelden schrokken overeind, de erudiete bollebozen stonden op tilt en in P's hoek klonk geroezemoes. Ik wist niet wat het was maar die rotkop probeerde wat te zeggen. Shit man!

   Later, in Delhi, dacht ik nog geregeld terug aan dat moment. Ik ben er nooit achter gekomen of die Siamees een excentrieke wetenschapper was of een esoterische goeroe. Wel stond voor mij vast dat de tolerante en stimulerende sfeer op het Instituut het juiste klimaat waren voor een ideale wereld.

 

 

In De Wereld van Professor Caritat* wordt het Individu geconfronteerd met de ideale Samenleving. Om tot de ontdekking te komen dat elke Utopie verandert in een Dystopie als je gedwongen wordt je te onderwerpen aan het Regime. Alleen bestuurders en (tijdelijke) bezoekers hebben het er altijd goed. Het zijn geweldige vakantiebestemmingen maar geen plekken om te willen wonen. Tenzij je het type individu bent als Dominique, in de wereld van Ayn Rand*

   Buytenlinge keek peinzend op van zijn boek en vroeg zich af wat hij ervan moest vinden. Vrijheid was een groot goed, je moest kunnen doen wat je wilde doen, als dat niet lukte was dat je eigen schuld. Toch? De Kluyt was het daar vast niet mee eens. Die leefde met zijn hoofd in de wolken. Die dacht dat iedereen gelijk was. Maar Buytenlinge wist dat dat niet zo kon zijn.

Uit Pacha's De Kluyt ende Buytenlinge (unpubl.)

 

 

De ideale wereld. Zo'n wereld bestaat natuurlijk niet. Maar de wetenschappelijke gemeenschap in Delhi genoot een grote mate van geestelijke vrijheid die menigeen in staat stelde zijn of haar favoriete ideeën in praktijk te brengen. Voor sommigen betekende dat 'onzin uitkramen', voor anderen het 'onbestaanbare bestaanbaar' maken en voor iedereen gold dat ze helemaal zichzelf konden zijn. Natuurlijk leidde dat tot botsende opvattingen. De ideale wereld bestaat niet. Maar het was een hoopgevende tijd.

   Het wereldcongres Temporal Innovations & the Internet of Things in Delhi vond op hetzelfde moment plaats als de protestdemonstratie tegen het besluit van de Indiase regering om uit gezondheidsoverweging het rituele besprenkelen met heilig Ganges-water voortaan te verbieden. De rivier was te vervuild. De omgeving rond India Gate was volgestroomd met duizenden hindoestanen en andere tegenstanders van zulk arrogant overheidsingrijpen. Antroposofische Jain voorzagen met deze maatregel het begin van de eindtijd. Immers, de geest van de Mahabharata, gevangen in het geheugen van het heilige water &, ging voor altijd verloren. Zij werden gesteund door de Moslim Broederschap die uit principe elk besluit van de democratisch gekozen regering afwees. Onder de toestromende menigte bevonden zich vrijdenkers, theedrinkers, reactionaire individualisten, allemaal kwamen ze in opstand omdat ze zich beknot voelden in hun persoonlijke vrijheid. Hun eigenheid was in het gedrang. Daar mochten goddelijke wezens wellicht aan tornen, maar niet een handjevol soortgenoten dat de baas wilde spelen. Nooit niet!

   In het congrescentrum Pragati Maidan liet men zich ondertussen niet van de wijs brengen door het tumult buiten.

   “Identiteit heeft alles te maken met tijd”.

   De Engelse delegatie op het congres verwoordde bij monde van een nazaat van de illustere Alan Turin het begin van een antwoord dat bij iedereen leefde: wat hebben die Britse sociobiologen hier te zoeken?

   "Alles wat je bent, komt voort uit wat ooit eerder was. We doorlopen tijdens onze ontogenie de gehele fylogenie vanaf de eencelligen en tijdens onze geestelijke groei, onze volwassenwording, doorlopen we de gehele geschiedenis van de mensheid. Slechts weinigen lukt het de eindfase te bereiken maar even zo weinigen zullen dat erkennen. Je bevrijden van je gevoelens klinkt niet echt als het bereiken van grote wijsheid. Het lijkt meer op de onderdompeling in een zee van autisme ... ..."

   Hasan zag vanuit zijn stoeltje in de half gevulde zaal Alan door het gangpad lopen en wenkte hem. Alan Bay was één van degenen die in navolging van Hasan naar Delhi waren gekomen om deel uit te maken van zijn team. Hij worstelde zich langs de stoeltje in Hasans rij en ging naast hem zitten.

 "Die nazaat van mijn illustere naamgenoot draagt een goed pak, vind je niet? We hebben afgesproken, vanavond bij Kitty Su."

   "Kïttiesoe?" Pacha had geen idee waarover Alan het had.

   "Een homobar." Shitman was aan de andere kant naast hem komen zitten.

   "Sssht... kan het niet wat zachter", siste ZYX die in de rij achter hen zat. Hij wilde niets missen van elke voordracht die hij bijwoonde. En dat waren er zoveel als mogelijk. Dat was toch zeker de bedoeling van een conferentie? Sinds hij niet meer in tig bandjes speelde was hij druk bezig zijn besteedbare tijd op andere een andere manier te doen overlopen.

   Op het podium had de onderdirecteur inmiddels achter het katheder plaatsgenomen om de lunch aan te kondigen, voorafgegaan door enkele huishoudelijke mededelingen.

   "Als u van plan bent het centrum te verlaten zult u buiten een grote menigte aantreffen. De mensen geven uiting aan hun ontevredenheid met onze regering; ons staatshoofd, die lak heeft aan onze eigenheid, aan onze tradities; onze premier loopt aan de leiband van de wereldregering, de WHO, dat stelletje reptielen! Zij hebben de vervuiling van de heilige rivier op hun geweten! En de komst van de nieuwe ijstijd! En het sneller tikken van de klokken...!"

   Hasan en zijn teamgenoten waren ondertussen al onderweg naar de uitgang. Het is dat hij mijn idealen faciliteert, maar hij kraamt wel onzin uit. Ik zal maar doen of ik het niet gehoord heb...

   "Die goser is hardstikke gek. Hoorde je wat hij zei? Shit, shit, shit, man!"

   "Maak je niet druk, Pat. Hij zorgt tenslotte wel dat wij ons werk kunnen doen. Zolang hij maar geen idiote dingen over het IIT zegt kan hij zijn gang gaan. En denk er aan, hij gelooft ook in tijdreizen."

 

Het gelaat van Buytenlinge staarde in de verte met een uitdrukking of het de schouders wilde ophalen. Maar die bevonden zich een paar meter lager, onderaan de stok waarop de kop was gespiesd. Aan de voet van de paal lagen wat resten van het bijbehorende lichaam. Als voedsel voor bloeddorstige zwijnen. Die zich uitgehongerd tegoed deden aan de restanten van Buytenlinge.

   "Dat is het loon van de vrije wil. Wie weigert water bij de wijn te doen wacht een bitter lot." Grimmig sloot De Kluyt zijn ogen. Dit was niet zoals hij het gewild had maar tegelijkertijd wist hij dat het onontkoombaar was. "Bij leven veranderen de bouwstenen van het lichaam volledig, maar blijft de identiteit van de persoon in kwestie onaangetast. Eenmaal dood verdwijnt het Zelf tenslotte ook."

Uit Pacha's De Kluyt ende Buytenlinge (unpubl.)

 

Bij het verlaten van het congrescentrum Pragati Maidan, dat complexe bolwerk van internationale handels-suprematie met onafhankelijke klimaatbeheersing, een intern communicatienetwerk en uitgebreide catering-services, lijkt het of je een ander universum binnentreedt. Een benauwde wolk vol uitlaatgassen, dampende geuren van kruidenmelanges, koeienstront en overlopende riolen en een oorverdovende kakafonie van toeters en bellen, motoren en schreeuwende mannen komt je tegemoet. Als westerling weet je even niet wat je overkomt. Voor onze Indiase congresgangers is dit een vanzelfsprekende transitie.

   Pacha en zijn team liepen in de richting van de hexagone rondom India Gate. Het kostte hen steeds meer moeite om zich een weg te banen door de samendrommende menigte maar ook zij werden aangetrokken door de kern van de demonstratie, de sprekers op het podium, vlakbij het nationale monument. Dichterbij het podium was het gedrang vreemd genoeg minder groot. De mensen stonden er meer verspreid in groepjes bij elkaar. Maar de onderlinge concordantie was onmiskenbaar.

   "Rare gewaarwording." Bay keek om zich heen. "Honderden mensen, misschien wel duizenden. Maar hun eensgezindheid maakt de massa veel groter."

   "Ja," beaamde ZYX. "Het geheel is meer dan de som der delen. Honderd plus honderd wordt duizend. Emergentie noemen ze dat."

   "Shit man, die gast steekt met kop en schouders boven iedereen uit. Zie je dat?" Pat stootte Hasan aan om hem te attenderen op de westerling in de menigte.

   Hasan keek in de aangewezen richting. Zijn ogen werden groot. Was het waarschijnlijk dat daar iemand stond die hij ooit op één van zijn experimentele uitstapjes gezien had? Natuurlijk niet. Maar toch kwam dat gezicht hem bekend voor. Van een heimelijk bezoekje aan professor Hazepad.

   Hij keerde de anderen en het podium de rug toe en probeerde de aandacht van 'die lange' te trekken. Volgens mij heb ik hem gezien toen ik Hazepad die voorraad nanogels gebracht heb. Misschien wil hij ze ook proberen. Of zou hij een spion zijn?

   "Wie wil knikkeren moet bij mij zijn!!"

   Nabije omstanders leken wat op te schrikken maar verder ging zijn hese gekrijt verloren in het rumoer.

   De vreemdeling liep nu evenwel recht zijn kant op.

   "Wat?" Hij leek nog meer verbaasd te zijn dan Hasan.   

   "Ik heb u ooit gezien bij Hazepad! Hoe is het met de professor?"

   De ander maakte een wat verwarde indruk, alsof hij zich bewust was van de ongerijmdheid van zijn aanwezigheid, hier, temidden van een demonstratie tegen een regeringsbesluit dat hem absoluut onverschillig liet, in elk opzicht aan de tegenovergestelde kant van zijn wereld.

   "Ik heb Hazepad al een hele tijd niet meer gezien. Maar, wie bent u? Of wacht, bent u soms dr. Pacha?"

   "Klopt. Kom maar mee, dan gaan we naar het Instituut*."

   Hasan gaf zijn teamgenoten een teken dat ze verder gingen en gezamenlijk baanden ze zich opnieuw een weg door de menigte. Maar nu in de richting van Khan Market. Van daar met de metro naar de campus. De menigte om hen heen werd al minder dicht. Over zijn schouder probeerde Hasan de lange westerling te ontwaren maar hij zag hem nergens. Was die flapdrol hen nu al kwijtgeraakt? Als zo'n blanda al in de metropool Delhi niet goed kon meekomen, kon hij hem ook maar beter niet op sleeptouw nemen door de tijd. Hasan haalde zijn schouders op en spoedde zich voort naar het station.

   Hij was in elk geval geen James Bond.

 

 

In de Heerlijke Nieuwe Wereld* is persoonlijke vrijheid ondergeschikt aan de collectiviteit van de staat. Individueel ongenoegen wordt de kop ingedrukt met euforisch stemmende chemicaliën. Elke vorm van honger wordt gestild met voedingsmiddelen en drugs want iedereen is nog altijd een slaaf van zijn/haar lichaam. [Dat zou veel beter kunnen]

   Alle toekomstromans uit de 20e eeuw zijn een reactie op de dreigende maatschappelijke ontwikkelingen waarbij technologische innovaties steeds ten koste gaan van individuele vrijheid en alleen het belang dienen van een groepje uitverkorenen. Maar de werkelijke toekomst is heel anders, daarvan zijn De Kluyt en Buytenlinge het levende bewijs. In de werkelijke toekomst leven De Kluyt en Buytenlinge, ondanks hun verschillen, op harmonieuze wijze samen. Ongeveer zoals de buffel en haar commensaal de koereiger.

Uit Pacha's De Kluyt ende Buytenlinge (unpubl.)

 

 

Pacha is er inmiddels wel achter dat De Kluyt niet één persoon is. Het gaat om een hele hechte en complexe gemeenschap, een kluit van mensen die zich volledig hebben onderworpen aan een gemeenschappelijk streven naar autonomie. Zonder dat ze de neiging hebben om mensen die niet tot de Kluit behoren, de zogenaamde vrije buitelingen, in te lijven of anderszins te overheersen. Integendeel, deze Buitenlingen kunnen evengoed deel uitmaken van de Kluit. Het is een harmonieuze samenleving, gebaseerd op commensalisme. Als tussen stad (economisch bolwerk) en platteland (ecologisch paradijs) maar dan zonder conflicten. De schatrijke stad en het paradijselijke platteland in een symbiotische omarming. De clou dat een dergelijke utopie wel degelijk kan bestaan is dat de individuen zowel van de ene als de andere gemeenschap deel kunnen uitmaken. De meeste Buitenlingen zijn dat periodiek, de meeste tijd maken zij deel uit van de Kluit. Af en toe gaan ze met 'vakantie'. Het is niet echt heel anders dan in het vroege 3e millennium, alleen is de wereldbevolking veel kleiner.

   De Kluit en de Buitelingen zijn allen nakomelingen van de rijke upper class uit de 21e eeuw. De miljarden van toen zijn gereduceerd tot miljoenen nadat het grootste deel van het vroegere land onder water staat en het grootste deel van de mensheid de aarde heeft verlaten om deel te nemen aan de interplanetaire kolonisatie.

   Zelf heb ik - met inmiddels vele anderen - gekozen voor een ander route: de digitale naar Cyberië. Je vraagt je wellicht af waar dat dan ligt, nou, eigenlijk overal waar transport van informatie mogelijk is. Want dat is wat ik nu ben: informatie!

   Ik beweeg langs de bestaande netwerken, kabels, glasvezel en draadloos. Want ook elektromagnetische golven zoals licht en radio doen uitstekend dienst als transportmiddel. Mijn wereld is dus nogal uitgestrekt maar ik kom zelden iemand tegen want iedereen heeft zijn/haar eigen frequentie, net zoals dat ooit met eiwitten was toen we nog gevangen zaten in een lichaam.

   Het was trouwens Huby Moontrap die mij tijdens de Indiase volksopstand had gevraagd of en hoe hij hier kon komen. Ook hij zwerft hier ergens rond, samen met die miljoenen anderen, zonder elkaar ooit te ontmoeten, zoveel ruimte is hier.

   Het bestaan als geest zonder lichaam was wel even wennen, maar het verlies van lichamelijk genot (lekker eten, dansen, seks en drugs) valt in het niet bij de voordelen van eeuwig leven, nooit meer pijnscheuten en zweren, geen dorst of trek in salmiak en ook geen emoties, angst en woede, meer. Dat mis ik wel, dat ik nergens meer warm of koud van word. Ik kan alleen nog veinzen.

   Wat dat betreft begrijp ik wel dat Pacha - en velen met hem - de voorkeur geeft aan zijn nanogels. Daarmee kan hij alle kanten op. Ik kan niet verder terug dan de 20e eeuw, de eerste radio uitzending was rond 1900. Hasan schijnt zich inmiddels te hebben teruggetrokken in het Valdivia, Equador, van ca. 5000 jaar geleden. Af en toe reist hij naar de toekomst om de zinnen te verzetten en zijn voorraad nanogels aan te vullen, maar hij altijd terug. Geen wonder, hij wordt er aanbeden als een alwetende zonnegod. Daartegen is zelfs zijn bescheidenheid niet bestand.
 

 

Wat een rotstreek. Dit had ik niet zien aankomen. Dat Hasan regelmatig uitstapjes maakte wisten we allemaal, maar dat hij had besloten om niet meer terug te komen was een klap in het gezicht. Best gemeen, om ons nu op te zadelen met de ontwikkeling van een levenselixer onder leiding van die halve zool Chakradhar Ashtekar. Niet de beste reclame voor mijn carrière, shit man!

   Dzjengis Singh heeft me gevraagd of ik meega naar Europa, naar Nederland of zo. Er is daar een soort manifestatie, hij neemt zijn bizonmuts mee, de idioot. Maar het is wel een buitenkansje. Zijn familie heeft geld zat en ik wil wel naar Leiden, dan ben ik daar tenminste ook een keer geweest.

   Laxman (L&B) gaat ook naar Nederland. Hij heeft een uitnodiging gehad van een zekere Jason Bolt van het Oudheidkundig Instituut, in verband met de stukjes die hij schrijft. Misschien kan hij daar wat kwijt. Weet ik veel. Het is wel toevallig. Al bestaat dat volgens Pacha niet, die klootzak, shit man. Maar hoe verklaar je anders Alan Bay juist nú die uitnodiging krijgt?

   Ik kon het trouwens niet laten: ik heb in Pacha's kamer rondgesnuffeld, of ik daar een verklaring kon vinden voor zijn vertrek, of zo. Ik dacht dat-ie weg was maar hij lag gewoon op bed, ik schrok me rot, maar hij werd niet wakker, hij leek wel in coma. Ik heb alleen wat (dagboek)aantekeningen gepakt die ik al eerder had gezien. Ik zal ze meenemen. Misschien heeft dat Instituut er belangstelling voor. 

 

(maar er zijn meer kapers op de kust) *

 

14 april 2018
Vandaag is het 72 jaar geleden. Mijn moeder baarde een zoon en mijn vader deed aangifte bij de lokale ambtenaar. Hasan. Dat er maar één s in mijn naam zit, was volgens mijn vader omdat de dubbele s hem te veel deed denken aan de vijand tijdens zijn mobilisatie bij het Engelse leger in de 2e wereldoorlog. Bovendien werd hij toen in de Belgische stad Hasselt krijgsgevangen gemaakt.
   Vandaag ben ik 72 jaar oud geworden, maar ik zie er nog net zo uit als 30 jaar geleden. Ik voel me gelukkig ook niet oud al vind ik mijn ogenschijnlijke leeftijdgenoten wel erg onbesuisd en impulsief. Veertigers dus. Maar die zijn tegenwoordig dan ook een stuk jeugdiger dan in de jaren 80 van de vorige eeuw. Klaarblijkelijk ben ik wel een oude knar.
   Dat ik lichamelijk de afgelopen decennia niet ben verouderd, is vast te danken aan de pillen die ik heb geslikt. Al dienden die een heel ander doel. Niettemin een aangename bijwerking.

23 augustus 2023 AD
Ik was me gek geschrokken toen ik er achter kwam dat mijn journaal in de achteruit van de tijd sterk aan signaalfunctie inboette. Al mijn toewijding, al die informatie, allemaal voor niets. Daarom heb ik nu een kleine tablet met zonnelader en ingebouwde spraakrecorder aangeschaft dat ik onder mijn pij kan meenemen en waaraan ik mijn ondervindingen toevertrouw in plaats van aan Ganesha, mijn oude mindreader. Mijn overpeinzingen uit een ver verleden zouden ongeschonden moeten overkomen maar ik heb ze met het oog op eventuele neuro-fonetische verstoringen toch ook maar overgezet op mijn tablet. Die spraakrecorder is alleen voor noodgevallen, ik ben er vaak genoeg op gewezen hoe slecht ik te verstaan ben.
   Overigens wordt alles wat zich onder mijn pij bevindt tijdens mijn temporele reisjes geconserveerd. Ik weet niet waarom dat zo is maar een gegeven paard moet je niet… juist ja. Op mijn eerste uitstapje – naar de norbertijnenabdij waar Dr Hazepad zou spreken over het ontstaan van religie vanuit het ongerijmde verlangen naar zowel schepping als vernietiging – kwam ik tot de ontdekking dat alles verdwijnt wat niet mijn DNA bevat. Ik stond daar poedelnaakt. Gelukkig was er een pastoor die mij onmiddellijk van een (wit) habijt voorzag. Dat is nu mijn vaste reistenue, mijn toverjas zou ik haast zeggen.

Ca. 5000 jaar geleden (4926 vP)
Natuurlijk heb ik mijn geboorte niet bewust meegemaakt. Maar als kind aarzel je niet om degene die je verzorgt en beschermt te geloven, woord voor woord. De twijfel komt pas later.
   Ik heb geen geboortebewijs, geen briefje met een officiële stempel en handtekening van een beëdigd overheidsambtenaar, maar ook als ik dat wel had zou je je kunnen afvragen of het wel klopt. Men kan wel van alles beweren. In het dorp aan de andere kant van de wereld waar ik meer dan een halve eeuw geleden mijn eerste kreetjes slaakte is het nog steeds niet ongebruikelijk dat de immer corrupte ambtenaren tijdens bijvoorbeeld een meningsverschil over het eigendomsrecht van een stukje grond – een niet geringe voorwaarde voor maatschappelijk aanzien – al dan niet opzettelijk de benodigde geboorte- en overlijdensaktes zijn kwijtgeraakt. Dat laatste is vooral betreurenswaardig voor de nabestaanden omdat ze nu geen enkel recht meer kunnen doen gelden op de nalatenschap van de overledene (bijvoorbeeld een stukje grond). Het gemis van een geboortebewijs is wellicht nog triester. Zie dan maar eens te bewijzen dat je echt bestaat.
   Er zijn inderdaad omstandigheden waarbij ik ernstig twijfel aan mijn bestaan. Zoals nu, dat ik mij realiseer pas over vele eeuwen het eerste levenslicht te mogen aanschouwen. Er is geen sprake van een identificatiestoornis, want die twijfel zet me aan het denken en als ik denk dan moet ik toch bestaan. Nietwaar? Als ik mij goed herinner, zal het adagium dubito ergo cogito ergo sum over vele eeuwen – jaja – een rationele opmaat vormen voor mijn verlichte denkvermogen, dat mij uiteindelijk dit nieuwe hier en nu gebracht heeft. Hier, op dit Zuid Amerikaanse eiland, voel ik mij thuis. Sinds ik de lokale commune – hun sociale interactie wekt associaties op met de Bhagwan hippies in de 20e eeuw (AD) – heb verheven met enkele verworvenheden uit mijn geboortedorp – een kalender maken met een zonnewijzer; zoutwinnen uit zeewater – wordt ik met gepaste eerbied als een soort geïncarneerde zonnegod behandeld: ze zorgen dat ik niets tekort kom en ze blijven angstvallig uit mijn buurt. Eenzaamheid in weelde.
   Ik heb genoeg ego om daar van te genieten. Met mijn cocakweek, rotsstranden vol zeewezens en deemoedige aanbidders op het vaste land ben ik de koning te rijk op het eiland van mijn dromen. En als de verlatenheid me te veel wordt ga ik terug naar de toekomst. Vorige week nog ben ik in New Delhi geweest, in de 20e eeuw. Altijd fijn om weer ‘thuis’ te zijn en me ongedwongen te kunnen bewegen zonder angst voor paradoxen, als die al zouden bestaan. Het is net als met rondreizen in de ruimte: je bestemming is veranderd zodra je er bent. Ik beleef het reizen door de tijd als een soort bewuste zinsbegoocheling en ik weet zeker dat een logische en morele gedragscode blijft bestaan, zelfs tijdens roesreizen. Nochtans, wat een agnost heeft met het bestaan van God heb ik met het bestaan van de grootvader-paradox: je weet maar nooit! Daar ben ik mij op mijn eiland maar al te bewust van. Het instrueren van toekomstige verworvenheden leek mij echter onschuldig genoeg, afgaand op mijn historische herinneringen. Ik heb hier trouwens een jongeman ontmoet die een fantastische zeilboot had ontworpen.
   Ik besta, want ik twijfel. Ik twijfel of mijn epicurisme wel zinvol is en of ik mij niet beter zou kunnen wijden aan het lot van mijn medemens in de 21e eeuw (AD). Maar wat is de zin van mijn twijfel als ik ben verzonnen door de schrijver van dit boek? Als ik een fantoom ben, een spirituele fantasie, een metafysisch wezen uit het Elysium? Dan kun je evengoed betwijfelen of de andere figuren in dit boek ook echt bestaan (hebben). De bespiegelingen van de schatrijke aristocraat Giammartino Arconati wiens rijkdom ten deel viel aan een straatarme anarchistendochter, de stenotypiste Ilse Köhler uit Dresden die berucht werd als het Beest van Buchenwald, de Eritrese albino zendelinge Tanya Tewadhi en de Vlaamse zandhaas en priester George Lemaître. Waarheid of bedrog? En wat te denken van Margarita Meigs, de buitenechtelijke dochter van de schelmse entrepreneur Henri Meiggs of Louis Hessen, zonder wiens technologisch genie er bij aanvang van het 3e millennium nog geen mobile telefonie zou zijn geweest. Wat is eigenlijk het feitelijke waarheidsgehalte van deze ogenschijnlijk willekeurige portrettengalerij? En inderdaad, willekeurig of doelbewust?
   Alleen de figuur Erik Hazepad staat boven alle scepsis verheven. Evenals zijn alter-ego JB, voor zover een chimaera echt is. Ik begeef me op glad ijs als ik een hersenspinsel naar het rijk der fabelen verwijs. Wat tegenwoordig in de geesteswetenschappen is benoemd als een van de talloze psychische en/of neurologische aandoeningen werd in vroeger tijden honend afgedaan als aanstellerij en flauwe kul. In veel gevallen werd je opgesloten in het gekkenhuis. En dat was dat, wat er niet is, bestaat niet.
   Genoeg over feit en fictie. Tijdreizen is een serieuze aangelegenheid. Verschillende publicaties behandelen de technieken die ik heb ontwikkeld. Onder andere in eerdere uitgaven van het Emergente Universum, integraal en extensief terug te vinden op deze site. Met uitzondering van een obscuur Chinees tijdschrift heeft de wetenschappelijke vakpers mijn ingezonden explicaties consequent afgewezen. Professor Hazepad is de enige geweest die mij het voordeel van de twijfel gunde. Hij heeft mijn werk tenminste niet onmiddellijk in de prullenbak gegooid.
   De term ‘reizen’ suggereert een voertuig en doorgaans wordt verondersteld dat de tijdreiziger een passagier is. Over het algemeen wordt ‘tijd’ opgevat als een alomtegenwoordige 4e dimensie. Mijn team bij het IIT in New Delhi en ik hebben ons echter geschaard achter de ideeën van John McTaggart en Milton Erickson en de mens zelf tot voertuig verklaard. Ons mentale tijdreizen is vooral een scheikundig proces dat met behulp van geavanceerde technieken gestuurd kan worden. De biochemische componenten hebben overigens niets te maken met ayahuasca-sjamanisme, waarbij gebruik wordt gemaakt van dimethyltriptamine en MAO-remmers. Voor het beïnvloeden van de synaptische schakelingen in de hersenen heb ik gekozen voor tropaanalkaloïden. Voor de gewenste balans tussen de verschillende neurotransmitters wordt gebruik gemaakt van de local nano-infusion die we bij het IIT hebben ontwikkeld. De regulerende nanotechnologie grijpt vooral in op de serotoninereceptoren en de PCA-cellen. Tot zover, genoeg beta-praat, de gemiddelde lezer is alfa.

Ik heb uitgerekend welk jaar het is als ik dit schrijf, maar dat hangt natuurlijk wel af van het referentiepunt dat ik kies. Daarvoor heb ik mijn eigen geboortedag genomen, ik ben tenslotte evengoed een ijdele profeet: 4926 vP. De exacte datum weet ik niet, het is hier benauwd dus het zal wel kort na de jaarwisseling zijn, al heeft het gisteren wel de hele dag geregend en dat gebeurt gewoonlijk pas in maart. Ik zou het opkomen en ondergaan van zon kunnen bijhouden maar het is de laatste dagen zwaar bewolkt. Als het niet zo warm was zou je denken dat ik aan de Hollandse kust zit.
   Een gevoel van heimwee, als ik dat zo mag noemen, kan ik inderdaad niet in de wind slaan. Een stevige februaristorm en een pannetje Zeeuwse mosselen, onderweg naar het verschiet lijkt me dat wel wat, een tussenstop in de jaren 50 van de 20e eeuw. Wie zwelgt in eenzaamheid op een verlaten eiland verlangt soms naar een smakelijke mossel. Een uitstapje naar het noorden zal me goed doen, vooral als ik nog een paar honderd jaar verder ga dan de beruchte watersnood. Naar een tijd dat zelfs de deltawerken hun doel zijn kwijtgeraakt en de Nederlandse vlag is afgeschaft. Maar stroopwafels zullen ze wellicht nog hebben, halverwege het 3e millennium.
   Rondreizen doe je in de ruimte, tijdreizen is lineair. Je kunt alleen achter- en vooruit, maar, zoals ik hierboven heb genoteerd met betrekking tot achteruit, op je bestemming moet je altijd de nodige terughoudendheid in acht nemen. Die behoedzaamheid geldt ook voor reizen naar de toekomst. Als ik me daar niet houd aan mijn logische en morele gedragscode loop ik de kans niet meer terug te kunnen. De situatie in de toekomst wordt immers bepaald door alle gebeurtenissen die eraan vooraf zijn gegaan. Als ik de loop van de gebeurtenissen in de toekomst ingrijpend beïnvloed zou het zomaar kunnen dat ik mijzelf daar onlosmakelijk aan verbind. Om dat risico te minimaliseren houd ik me gedeisd. Ik ben alleen maar toeschouwer. Ik weet het, men ziet ruikt en hoort mij, ik vul ruimte, enzovoort, maar zolang ik niet word aangereden of zo, durf ik het wel aan. Tja, een ongeluk zit in een klein hoekje, niets is zeker, misschien kom ik wel nooit meer terug, net als de protagonist van H.G. Wells in De Tijdmachine.

1 februari 1953 AD
Met mijn voorkennis van stormachtige omstandigheden heb ik gisteren mijn intrek genomen in een hotel aan het Beursplein in Brugge. De omgeving is aanzienlijk veranderd sinds mijn bezoek in de 14e eeuw maar de maaltijden zijn hier nog als vanouds, copieus en voortreffelijk. Berichten over de watersnoodramp in het noorden hebben dit etablissement nog niet bereikt maar dat zal niet lang meer duren. Het water in de kanalen loopt over de kaden en volgens brandweerlieden die vannacht bijstand hebben verleend langs de kust, is de zeedijk bij Heist vrijwel verdwenen. Ik blijf hier een paar dagen voor ik naar de toekomst vertrek. Eerst naar de haven, ik geef het toe, sensatiezucht is mij niet vreemd.
   Op dit moment wil ik mij eerst verdiepen in een kwestie die mij bezighoudt: kun je tegelijkertijd zowel zelfzuchtige als onbaatzuchtige verlangens hebben? Ik bedoel, ik ben nu hier in Brugge te midden van argeloze lieden die straks op de radio een pathetische oproep tot steunverlening zullen horen. Ik voel behoefte om een helpende hand te bieden en tegelijk word ik bewogen door sensatiezucht. Word ik door altruïsme gedreven als ik me verplaats in een medemens en door egoïsme als ik me verplaats in de tijd? In hoeverre dat tegelijkertijd kan, hangt af van het eventuele corpusculaire karakter van de tijd. Bestaat de tijd uit een opeenvolging van kleine stukjes kwantumtijd (5.391 x 10-44) seconde waarbinnen plaats is voor slechts één gebeurtenis of…? Ach, dit is allemaal onzin. Egoïsme en altruïsme bestaan helemaal niet. Er is alleen een toestand van onderlinge verbondenheid, net als bij kwantumverstrengeling. Misschien besta ik wel helemaal niet!
   Ik heb zojuist even een frisse neus gehaald. Er was een kleine samenscholing op het plein. Berichten over de omvang van de ramp beginnen binnen te druppelen. Er zijn schepen vergaan. Iedereen kent wel iemand die is verdronken. Ik bood aan om mee te gaan naar de haven, zakjes stapelen. Maar daarmee wekte ik argwaan. Iemand vroeg waar ik eigenlijk vandaan kwam. Ik zon op een spontaan antwoord en toen ging ik nadenken. Waar kwam ik vandaan? Was het van de hotelkamer waar ik verbleef of uit Zuid Amerika waar men mij als een god vereerde? Uit het noorden waar ik gewoond had of uit India waar ik was geboren? Waar kom je vandaan als je overal kunt zijn? Al is het maar in gedachten? Mijn enthousiasme om die heikneuters te helpen was inmiddels aanzienlijk gedaald.
   Terug op mijn kamer laat het me niet los. Een mens onderscheidt zich door empathie, je kunt je verplaatsen in iemand anders’ gedachten. Onderscheid ik mij doordat ik mij kan verplaatsen in de tijd? Wellicht beeld ik me in dat ik me door de ruimtetijd verplaats maar dan beeld ik me ook in dat mijn lichaam niet is waar mijn lichaam behoort te zijn. Mijn verlangen om zowel straks, toen als nu te zijn, lijkt daarom alleen synchroon te kunnen plaatsvinden. Dat betekent dat op dit exacte moment in de tijd op al die plaatsen tegelijk bevindt. Het is de enige verklaring voor het feit dat mijn geest zich niet ergens anders bevindt dan mijn lichaam. De hele empirie is een mentale aangelegenheid, net als de waarneming van mijn lichaam. Dat zou ook moeten betekenen dat ik zou willen dat het zo is en tegelijk dat het niet zo is. Ik word hier doodmoe van. Ik kan me beter op iets anders concentreren.

Een reden dat ik mijn toekomstjournaal zal intikken op mijn tablet in plaats van dat ik al mijn bevindingen aan een auditieve informatiedrager toevertrouw, is dat mij achteraf geen onverstaanbare registratie kan worden verweten. En ook om geen last te hebben van de onbegrijpelijke storingen zoals die met Ganesha vanuit de toekomst zijn opgetreden (ik ben er nog niet achter wat daarvan de oorzaak is en waarom dat niet gebeurt vanuit het verleden).
   Mijn journaal vermeldt geen exacte data. Ik vertrek in het voorjaar maar hoe ver precies durf ik niet te zeggen. Ver genoeg om niemand tegen te komen die ik ken. Maar niet zo ver dat de wereld volslagen anders is geworden, een miljoen jaar of zo, dat boeit me niet. Dat is net zo oninteressant als de geschiedenis van een miljoen jaar geleden. Toen Homo sapiens nog niet bestond en de toenmalige mensachtigen alles eng vonden en een vreemdeling allereerst beschouwden als een lekker hapje. Ik houd het op hooguit een paar eeuwen. Volgens een ruwe berekening gaat het om 554 nP.


Dag 1 (554 nP)
Er liggen korrels op de grond die het midden houden tussen fijn grint en plastic balletjes. Maar het is geen van beide. Het ziet er natuurlijk uit en toch ook weer niet. Sprookjesachtig. Alsof de geest van Disney is gematerialiseerd, of zoiets. Het vreemdst is dat er nog geen miertje valt te ontdekken. Maar wel hagedissen. Wat zouden die dan eten?
   De lucht is bezwangerd met geluiden, aangename, een soort muziek die ik nog niet eerder gehoord heb. Het licht is hier ook anders. Helderder. De kleuren zijn voller en het is warm maar het ruikt fris, het is een vreemde wereld waarin ik beland ben, het zal me verbazen als dit alles is...

Het was een buitengewone gewaarwording om het gezicht van Amanda Buytelinge plotseling voor mij te zien opdoemen, ofschoon ‘opdoemen’ suggereert dat ze uit de grond voor mijn voeten omhoogschoot terwijl het meer leek alsof ze als een engel uit de hemel neerdaalde, maar het is nu eenmaal de Nederlandse uitdrukking voor een onverwacht verschijnen.
   Ik wist toen nog niet dat ik haar die naam zou geven. Ze mocht dan als twee druppels water lijken op de Amanda die ik me herinnerde uit het Leiden van de 21e eeuw, maar ze kon onmogelijk een paar honderd jaar later diezelfde persoon zijn. Toch? En haar achternaam had ik ontleend aan de 'vrije buitelingen' waarmee ik in gedachten de opgetogen en vreugdevolle menigte kwalificeerde die ons omringde (en wat bovendien de enige leesbare tekst was die ik onderweg had gelezen). Het was diezelfde menigte die, als in het overvolle golfslagbad van een tropisch zwemparadijs, iedereen afwisselend binnen elkaars comfortzone duwde en vervolgens elkaar weer uit het zicht deed verliezen. De meeste mensen waren exotisch uitgedost, droegen bontgekleurde kleding en vreemde gezichtsmaskers.
   Uiteindelijk, op een moment dat de deining wat kalmeerde, stonden we, oog in oog, nog geen meter tegenover elkaar. Glimlachend keek ze me aan. Ik vroeg me af of ze me herkende maar besefte gelijk dat dat niet kon en wist niets anders te zeggen dan “Hoi.”
   Vanonder haar zwarte derby keek ze me schalks aan, alsof we samen onder één hoedje speelden en zij precies wist wie ik was. Wij deden niet mee aan de maskerade.
   Wat ze daarop zei kon ik niet verstaan. Ik maakte duidelijk dat ik haar niet begreep, het was alsof ze een andere taal sprak, maar zij begreep mij wel. Ze pakte me bij de hand en leidde me door de uitgelaten mensenzee die tijdens onze wandeling steeds meer doorwaadbaar werd. Ik vroeg me af of ik deze feeërieke verleidster zou blijven volgen of beter rechtsomkeert kon maken. Her en der waren roosterfeestjes en tuinparty’s tussen de heesters en verspreid staande boomgroepen. De alomtegenwoordige muziek vibreerde loom tussen mijn oren, de geur van gebraden vlees herinnerde me eraan dat ik best trek had. Mijn bevallige gids gaf me een snoepje en trok me koortsachtig mee in een richting waar de menigte was uitgedund tot dartele klasjes en verstrengelde stellen in zinnelijke overgave. Haar soepele jonge vrouwenlichaam werkte als een magneet op mijn testosteronklieren en het ging even door mij heen dat ik me niet zo moest laten meeslepen – de oude Satyr werd door de heetgebakerde Messalina toegevoegd aan haar nymfomane collectie – toen ze mijn hand losliet om enkele takken opzij te duwen waarachter een door een dicht bladerdak overkoepeld nest zichtbaar werd waarvan de bodem bedekt was met een dikke laag geurig vers gras en elke eventuele twijfel aan de bedoeling van dit leger weg te nemen.
   Ik tuimelde achter haar aan naar binnen. Zij had overduidelijk het initiatief in handen. Zich omdraaiend trok ze mijn capuchon omlaag. Een tik tegen de rand deed haar bolhoedje in het gras rollen. Met haar warme adem in mijn gezicht zei ze “Alla”, althans dat verstond ik. Ze drukte haar natte mond tegen mijn lippen. Haar brutale tong overrompelde me. Een fractie van een seconde, voordat ik haar van repliek diende. Onze tongen kruisten de degens. Ze smaakte naar limonade met een rietje. Een siddering ging door haar heen. Kwam ze klaar? Ze richtte zich op en trok mijn pij omhoog. De band van mijn shorts had ze in een mum losgeknoopt. Haar hand sloot om mijn piemel die intussen een paal was en allang niet meer in mijn onderbroek paste. Ze kuste hem klaarwakker. Haar zoenoffer was overbodig. De geest was uit de fles. Brullend, bevrijdend, vrij…

Het was donker toen ik ontwaakte uit een onrustige sluimer. Ik was alleen. Een kort ogenblik werd ik verpletterd door eenzaamheid maar dat gevoel week toen ik stemmen hoorde. Ze waren tamelijk dichtbij maar ik kon er geen woord van verstaan al klonk de taal die werd gesproken heel vertrouwd. Vanuit mijn schuilplaats had ik geen zicht op de geluidsbron maar ik had het visioen van een groep struikrovers.
   Die zich, naar ik kon horen, weer verwijderde. Gerustgesteld gleed ik terug in mijn solitaire legerplaats. Dat er mogelijk stropers naar mij op zoek waren versterkte mijn gevoel van verlatenheid nu mijn bevallige stoeipoes in rook leek te zijn opgegaan. Had ik haar gedroomd? Gedroomd verlangen?
   Ik voelde me vreemd zweverig. Als ik mijn ogen sloot begon alles te tollen, zodra ik ze weer opende was het weg. Alsof ik te veel gedronken had maar dan zonder de misselijkheid. Suffig draaide ik op mijn zij en strekte mijn benen.
   Mijn onderbroek hing nog op mijn knieën. Ik trok hem weer op, samen met mijn shorts. Voor ik mijn habijt wat dichter om me heen trok – het was fris – controleerde ik mijn heuptas. Er ontbrak niets. Ik nam een slok water en dacht aan het snoepje. Had ik een van mijn eigen pillen geslikt? Ik checkte mijn voorraad, die was compleet. Hallucinatie of harde werkelijkheid, wat het ook geweest was dat mij had begoocheld, ik was moe, ik wilde slapen. Ik legde mijn tas onder mijn hoofd als een kussen en draaide me op mijn zij. Toen zag ik haar hoedje. Dus toch!
   Het was als de overwinningsroes op een slachtveld vol lijken. Geweldig en afschuwelijk tegelijk. Maar een boze droom kan niet op tegen een zoet aandenken. Met haar hoedje in mijn hand dommelde ik de nacht door.


Dag 2 (554 nP)
Die ochtend had ik nog voor de zon helemaal op was mijn slaapplaats verlaten. Er hing een vage nevel achter mijn ogen. Een stevige wandeling zou me goed doen.
   De beweging verdreef de kou en de onwezenlijke herinnering aan de afgelopen nacht. Ik had besloten in de richting te lopen waar ik de vorige dag had gemeend een buitengewoon bouwwerk te bespeuren. Dat kwam inderdaad na een tijdje in zicht maar bleek van een reusachtige omvang en dus ook veel verder weg te zijn dan ik verwacht had. Omdat mijn avontuur eigenlijk geen ander doel diende dan het bevredigen van mijn eigen nieuwsgierigheid was er geen reden om van deze eenmaal ingeslagen weg af te wijken.
   Ondanks het vroege tijdstip waren er verrassend veel mensen actief. De meesten leken maar wat rond te scharrelen, wandelden zoals ikzelf of wijdden zich zonneklaar aan een of ander ambacht, zoals tuinlieden, straatvegers en voedselbezorgers. Die laatsten leken mij overigens overbodig want ik was al langs verschillende paviljoens gekomen waar allerlei etenswaar stond uitgestald, dat passanten gretig tot zich namen. Het bevreemde mij dat ze daar niet voor leken te betalen, maar het verklaarde wel hun opgewekte stemming, zich lavend aan allerlei lekkernijen zonder dat iemand daar aanstoot aan nam. Trouwens, iedereen die ik onderweg tegenkwam was opvallend goedgemutst. Geen enkel onuitgeslapen, naar koffie hunkerend, ochtendpeuk sabbelend, grauw gezicht. De veel gedragen vrolijk gekleurde gezichtsmaskers droegen daar onwillekeurig aan bij. Intuïtief vroeg ik mij af hoe mijn uitstraling was. Ik voelde me zowel fris als beduusd.
   Onopvallend bleef ik bij de eerstvolgende kraam hangen om rustig wat rond te kijken. In de kraam zelf was niemand aanwezig. Een voorbijganger pakte zonder aarzeling een pasteitje van de plank en liep verder. Er was niets dat er op duidde dat het om een illegale handeling ging die als zodanig geregistreerd werd. Ik besloot de proef op de som te nemen door zelf een stuk gebak te nemen, want ik had best trek.
   Er werd niet ingegrepen. Het zoete baksel smaakte goed, en mijn dorst kon ik lessen aan een soort fonteintje naast de kraam. Daar kwam geen water uit maar een soort ijsthee. Het instructiebord bestond uit plaatjes die iedereen begrijpen kon. Dat was maar goed ook want ik had eerder ergens een mededelingenbord proberen te begrijpen waarvan, hoewel ik een paar woorden herkende (overgedragen, onderkoeld), de taalkundige boodschap niet overkwam. Van de icoontjes boven het fonteintje begreep ik dat speeksel en zand niet op prijs werden gesteld maar mocht het reservoir (reeservwaar) onverhoopt toch vervuild raken dan was er een betrouwbare biochemische filterfunctie ingebouwd.
   Dagen later zou ik horen dat al het eten en drinken hier gratis was. En dat niet alleen. Geldomloop bestond hier niet. Wat men hier uitwisselde was veel waardevoller: dienstvaardigheden en gunstbewijzen. Dat was waar je vroeger geld aan uitgaf maar dat was hier dus niet meer nodig. Iedereen hier was met vakantie, zelfs degenen die aan het werk waren, want tijdens je vakantie ging je je maar vervelen. En zoals vroeger je vakantie betaald werd door je werkgever in de vorm van vakantiegeld en doorbetaling van salaris gebeurde dat nu digitaal – dat had alles te maken met het bouwwerk van mijn bestemming – en waren de pegels vervangen door bits.
   De plaisanterie kreeg zelfs iets zijigs toen ik een groep opgeschoten jongelui ontwaarde die een snaak in hun midden de les las omdat hij een e-boek dat hem kennelijk niet boeide, langs de kant van de weg smeet. Die e-boeken – voor de duidelijkheid, ze deden me denken aan de e-readers uit de 21e eeuw, maar veel dunner en niet oplaadbaar; het waren net harde titelkaften – had ik al in verschillende kramen zien liggen waar ze werden opgepikt maar ook weer teruggebracht. Net een bieb zonder bibliothecaresse. Ik had een collectie bekeken en gemerkt dat het vooral om animaties ging, dat ze voorzien waren van geluid (stemmen, muziek), maar de teksten bleven een struikelblok.
   Totdat mijn oog viel op een paar exemplaren die ik herkende, die ik misschien kon lezen, ze kwamen oorspronkelijk uit de 21e eeuw: Konungsbók van Arnaldur Indridason, maar IJslands beheerste ik niet; Sea of Silver Light van Tad Williams, maar dat maakte deel uit van een serie en het was het laatste deel; Ineens zag ik een boek dat me bekend voorkwam. Het was de Nederlandse vertaling van HhhH van Laurent Binet, maar dat ha… aha, daar lag het: De Witte Monnik van Kanishk Kastomega, niet te geloven, wat een toeval! Ik stak het onder mijn pij en vervolgde mijn wandeling. Het was volslagen onduidelijk aan welk criterium de boeken hadden moeten voldoen maar kennelijk was men nog steeds belust op (voor)lezen en (teken)films met uitzondering van de zonderlinge liefhebber van oude literatuur. De mentale nevel werd even heel intens. Ik herstelde snel en deed of er niets aan de hand was.
   Het was ondertussen heel wat drukker geworden. In de tuinen van huizen langs de weg werd gespeeld en gezongen, veel mensen trokken naar de enorme klimaatkoepels om te genieten van een aangenaam verblijf en exotische attracties, paviljoens en podia verspreidden zoete klanken die op dit uur van de dag de genoeglijke sfeer versterkten. Iedereen leek gebiologeerd door de ambiance.
   Een paviljoen waar ik langs kwam droeg een in herkenbare bewoording geschreven uitnodiging boven de ingang: VRIJE BUYTELINGEN. De poort bleek toegang te verschaffen tot een uitgestrekt parklandschap vol met trampolines waar zowel kinderen als volwassenen blijmoedig gebruik van maakten. Zelf had ik niet zo’n zin in een salto vitale.
   Het buitengewone bouwwerk van mijn bestemming bleek verder weg dan ik had ingeschat. Ik liep er al een tijd lang naar toe maar zag het niet dichterbij komen. Wel naderde ik een glimmende constructie waar mensen in- en uitstroomden hetgeen me hoopvol deed denken aan de kunstzinnige overkapping van een busstation. Het bleek de toegangspoort tot een soort metro te zijn.
   Waar die naar toe ging wist ik niet, er was maar één perron, geen versperrende draaihekken, zonder kaartje kon ik plaatsnemen, voor ik goed en wel zat suisde het raamloze toestel voort en werd ik door slaap overmand.

Dag 7 (554 nP)
Volgens mijn tablet is er inmiddels een week verlopen. Eindelijk voel ik mij helder genoeg om mijn bevindingen van afgelopen dagen te noteren. Althans, wat ik me ervan kan herinneren.
   Ik werd door iets wakker geschud maar kon niet zien wat het was. Een stem herhaalde een vraag, in verschillende talen, ik kreeg de indruk dat het om een nummer ging, er werden telgebaren gemaakt, ja, er werd om een nummer gevraagd. Vandaag werd dat bevestigd, een cabinenummer.
   Dat heb ik niet.
   Ik was nog in kennelijke staat van ontroering, werd mij later meegedeeld. Men dacht dat mijn trip buiten de – ik kon niet verstaan hoe ze het noemden – teveel was geweest, dat kwam vaker voor, al waren de lamzakken meestal jonger, revalidatie was het enige wat restte, begreep ik.
   Mijn detentie is een verblijf in een luxe hotelkamer. Voorlopig heb ik niets te klagen. Een heerlijk bed, prima sanitaire voorzieningen en uitstekende roomservice. Ik krijg zelfs twee keer per dag warm eten, nou ja, pasteitjes. En ik kan hier eindelijk werken aan mijn verslag.
   De eerste dagen dat ik hier was stond mijn hoofd daar niet naar. Het leek wel of ik gedrogeerd was maar ik heb niet gemerkt dat mij iets tegen mijn wil is toegediend. Waarom zou men ook? Vanaf het moment dat ze me uit die metro hebben gehaald moet ik als een meegaande slappe vaatdoek zijn geweest, niet bepaald een opstandige herrieschopper die erom vroeg te worden platgespoten . Ze hebben me heel zorgzaam behandeld, mijn tanden gepoetst, een ondersteek gegeven en mijn kont gewassen, te eten gegeven – ik geloof dat ik zelfs gevoerd ben – en kopjes thee voor me gezet. Zonder hun toewijding was ik waarschijnlijk wel eerder weer tot mezelf gekomen. Ik vond het wel lekker om me zo te laten vertroetelen. Geen idee hoe lang ze ermee door zouden zijn gegaan.
   Maar nu is het genoeg geweest.
   Al mijn spullen heb ik nog. Ze hebben wel mijn pij uitgetrokken en mijn reiszak losgemaakt, maar die lagen op een tafel naast het bed. Natuurlijk heb ik gelijk de inhoud van mijn tas gecontroleerd op pillen, nanogels, mijn tablet. Alles is compleet. Ik ben daar zelf ook verbaasd over. Ze zijn hier ongelooflijk beleefd of superstom. Ik houd het maar op het eerste. Misschien schamen ze zich wel voor mijn ongesteldheid want die zou wel eens veroorzaakt kunnen zijn door iets dat ik gedronken heb, uit de fonteintjes bij de paviljoens. Daar zijn zij toch verantwoordelijk voor? Het is heel goed mogelijk dat ik er met mijn ouderwetse gestel helemaal niet tegen kan, al kunnen ze dat natuurlijk niet weten. Misschien komt het vaker voor dat …
   Oh, er wordt op de deur geklopt, er komt nu iemand binnen…


Dag 8 (554 nP)
Mijn jeugd is een nachtmerrie geweest. Geen enkel toevluchtsoord kon voldoende veiligheid garanderen, overal loerde gevaar. Ik vluchtte in fantasieboekjes om de werkelijkheid niet onder ogen te hoeven zien. De werkelijkheid die zo verziekt is door alle klootzakken die op deze wereld rondlopen. De verhalen over mensen die naar een betere wereld in de toekomst konden gaan boden mij troost.
   De kans om bij het IIT in Delhi mijn droom te verwezenlijken heb ik gebruikt om nanogels te ontwikkelen waarmee tijdreizen mogelijk werd. Ook naar de toekomst. Waar ik altijd naar heb verlangd is werkelijkheid geworden. Ik bevind mij in de fantastische wereld van morgen waar alles zoveel beter is.
   Maar nu ik hier ben weet ik niet of ik hier wel wil blijven.
   Degene die de kamer binnenkwam leek als twee druppels water op de Annelies die ik een paar honderd jaar geleden stilletjes bespied heb. Dat was in de artiestenfoyer na afloop van het concert van de oude Hazepad. Ze was daar samen met Amanda, maar net als die laatste kon ook deze dame onmogelijk dezelfde zijn. Het viel me nu trouwens op hoeveel die twee ook op elkaar leken, al was Annelies donker en Amanda blond. Er was duidelijk iets vreemds aan de hand.
   Wat zeg ik? Er is iets grondig mis! Opnieuw dringt de vraag zich op of dit allemaal wel echt gebeurt, of ik werkelijk besta. Of dat ik slechts de inbeelding ben van een inbeelding van…
   Ach wat, die verschijning kwam echt genoeg over.
   “Pacha? Hasan Pacha?”
   Ik knikte verbouwereerd. Ze kende mijn naam. En ze sprak hem ook nog duidelijk herkenbaar uit!
   “We hebben niemand van die naam in ons systeem. Weet je het nummer van je cabine?”
   Ik haalde sprakeloos mijn schouders op.
   “Als je niet meewerkt kan ik je niet helpen. Je bestaat niet.”
   Dat sloeg in als een mokerslag. Zie je wel, ik bestond niet!
   Maar hoe echt was zijzelf eigenlijk? Wellicht was ook zij niets anders dan een projectie van mijn eigen geest, de fantastische voorstelling van iets begerenswaardigs (was ik soms smoor op dat donkere mokkel?), een visioen niettemin. Haar aanraken – zoals in een droom soms opzettelijk de beleefdheidsvoorschriften werden geschonden – durfde ik echter niet. Je wist maar nooit. Straks spatte ze als een zeepbel uit elkaar. Of erger nog, was het toch geen droom.
   “Je kunt hier onmogelijk imaginair zijn. Behoor je tot de Buytelingen of wil je bij de Kluyt? Je moet een keus maken. Ik geef je nog even bedenktijd. Anders word je ingelijfd.”
   Ik wist niet wat ze daar mee bedoelde maar het klonk als een bedreiging. Ook als ik het me alleen maar inbeeldde. Dat ik een keus moest maken vond ik tergend bedillerig. Alsof ze een schooljuf was die een ondeugend jongetje de les las. Ze had trouwens haar tas op tafel laten staan toen ze de kamer uitging. Wat niet erg geruststellend was, hoe lang zou ze wegblijven?

Het is een wonder hoe weinig er misgaat in de turbulente wirwar van het maatschappelijk verkeer. De myriade kansen dat het misgaat worden gereduceerd tot een handvol ongelukken. Een individu is veel beter af in een gezelschap dan alleen. Je flikkert van het trapje als je de badkamerlamp verwisselt. Je verbrandt in bed want je vergat het kaarsje uit te blazen. Je struikelt over het kleed als je een boodschap gaat doen, gewoon, omdat niemand anders dat doet.
   En ik? Ik wil deelnemen aan alles. Deel zijn van het grotere geheel. Verantwoording dragen voor de wereld waarin ik ben. Tegelijkertijd wil ik vrij zijn, onafhankelijk zijn van anderen, mijn eigen boodschap doen. Ik wil niet voor een keus geplaatst worden en ik wil me niet laten inlijven. Ik wil van het gebaande pad kunnen blijven afwijken.
   Halsoverkop heb ik mijn pillen voor de terugreis ingenomen. En toen is er iets misgegaan. Ik heb mijn lichaam moeten achterlaten. Mijn geest zweeft door de ruimtetijd. In eeuwige eenzaamheid. Alleen. Ik besta en tegelijkertijd besta ik niet. Ik ben een geest. Ik ben overal maar ik heb met niemand contact. Geen begerenswaardige positie.

246 vP
Nu mijn dirigeerbare egotrip-tijdslijn de natuurlijke Pijl van de Tijd weer heeft gekruist, kan ik terugvallen op Ganesha om mijn reisverslag aan toe te vertrouwen. Voor ik terugkeer naar het prehistorische Sint Laurens eiland ben ik even in Londen tijdens het fin de siècle van de 17e eeuw. Niet zozeer vanwege het tijdsgewricht – misschien wel het belangrijkste in de culturele evolutie van de mensheid – maar om die tragische geleerde Nicolas Facio moed in te spreken. Hij onderhoudt zich met de grootste geleerden en het laagste uitschot. Hij heeft altijd geldgebrek en speelt wellicht dáárom een historisch cruciale rol. Zonder hém zou de geschiedenis wel eens heel anders kunnen lopen. Al lijkt niemand dat te beseffen. Hij is wiskundig geniaal en tegelijkertijd lijdt hij aan godsdienstwaanzin. Als ik niets doe slaat hij de hand nog aan zichzelf. En dat zou toch zonde zijn van zo'n mooie jongen!

 

 

Ik heb geprobeerd hem te waarschuwen. Via zijn mindreader Ganesha lukte dat soms, maar lang niet altijd. Hij zette hem soms zelf uit omdat aan de informatie-uitwisseling volgens hem 'geen touw meer vast te knopen viel'.

   Jammer. Ik had hem willen meenemen naar het land van de blikken mannen. Een soort voorpost van Cyberië. Het zijn geen echte mannen, eigenlijk meer wandelende machines, uitgerust met kunstmatige intelligentie en het brein van een oorspronkelijke aardbewoner. Er zijn er inmiddels best veel, sinds het begin van de interplanetaire kolonisatie op Mars alleen al meer dan een miljoen. Op de Rode Planeet zijn die met kopersulfaat gepatineerde androïden opvallende verschijningen, ze bevestigen bovendien de stereotypie van de kleine groene mannetjes.

   Ze regelen hun produktie zelf. In de voortplantingscentra op Meridiani Planum rollen dagelijks tientallen exemplaren van de lopende band. Implantatie van de breinen kan tegenwoordig met behulp van een elektromagnetische draagstraal over grote afstand plaatsvinden. Vrijwilligers genoeg, de god van de oorlog heeft zijn onweerstaanbare aantrekkingskracht behouden. Zelf blijf ik liever in Cyberië. Maar Pacha zou genoten hebben van het visuele spektakel, daarvan ben ik overtuigd.

 

Een gele streep brak de grijze en blauwe vegen boven de Andes in het oosten. De besneeuwde top van de Chimboroza schitterde al in het ochtendlicht. In tegenovergestelde richting was de Stille Zuidzee nog in schemer gehuld. Hij kon het zachte ruisen van de branding horen en snoof de zilte lucht op van het zeewier op de stranden van de lagune. In de nabijheid meende hij het gesnuif kibbelende oorrobben te horen.

   Nu al een ochtendhumeur. Dat krijg je als je allemaal op dezelfde plek wil liggen.

   Meewarig tuurde Hasan Pacha in de richting van het gerucht. Hij wierp hoofdschuddend een blik naar waar hij de horizon vermoedde. Die was vooralsnog door zeenevel aan het gezicht onttrokken. Door afwisselend de tijd te bespieden op het horloge dat hij uit de toekomst had meegenomen en in de verte te turen om de scheiding tussen oceaan en hemel te ontwaren, probeerde hij de tijdsduur vast te stellen voor de mist was opgetrokken. Een stopwatch was wellicht eenvoudiger geweest maar hij vertrouwde liever op zijn eigen waarnemingen.

   Gaandeweg had hij tijdens zijn uitstapjes naar de toekomst niet alleen gemerkt dat De Kluyt een agglomeraat van idividuen was maar dat deze bovendien een geestelijke eenheid vormden doordat hun herseninhoud was geupload in een centrale unit. De lichamen van de meeste buitelingen boden slechts een tijdelijk onderkomen; die moesten ze aan het eind van de vakantie weer inleveren. Hun leven in de kluit draaide om rationele besluitvorming zonder daarbij te worden gehinderd door zinnelijke waarnemingen en ongeduld.

   Voor Pacha was het gewaarworden van de tijd nog steeds zijn lust en zijn leven. Hij had door de tijd willen reizen zoals anderen door de ruimte, maar het verlies van zijn lichaam in de toekomstige ruimtetijd zou gepaard gaan met het verlies van zijn gevoel voor tijd. De biologische klok was immers in hoge mate lichamelijk, zoals chronobiologisch onderzoek had aangetoond. Circadiaanse ritmes waren door middel van een moleculair raderwerk verankerd in elke lichaamscel. Dus zonder lichaam geen tijd (overeenkomstig zonder dood geen evolutie). Verknocht als hij was aan de tijd was de toekomst geen optie. Voor hem bestond alleen de weg terug.

   Hasan Pacha besloot zich letterlijk en figuurlijk in het verleden te verdiepen. Hij keerde terug naar de oertijd en vestigde zich in de arcadische kuststreek van Ecuador. Daar kon hij zich in alle vrijheid en met elke vezel in zijn lichaam overgeven aan zijn eigen tijdbeleving en gewaarwordingen. Een paar duizend jaar voordat de mens besloot de aarde aan zich te onderwerpen.

 

 

De meeste mensen begonnen pas bewust te worden van de TIJD toen deze aan het begin van het 2e millennium werd gevangen in een mechaniek.* Voor die tijd bestond er alleen het ritme van de seizoenen en dag/nacht. Het dagelijkse ritme werd in de Europese middeleeuwen gesegmenteerd door met behulp van kerkklokken de liturgische getijden te verspreiden. Langzaam maar zeker raakte de gehele samenleving doordrongen van het bestaan van momentaniteit. Aan het einde van de Verlichting in de 18e eeuw werd de TIJD een deel van de persoonlijke ontwikkeling.* Een paar honderd jaar later mondde dat uit in eccessen en extreme individualiteit waarna de omslag kwam met het besef van collectieve TIJD: niet ego maar eco! De hele planeet werd geteisterd. De TIJD was om.

Uit Pacha's De Kluyt ende Buytenlinge (unpubl.)

 

 

Ons besef van tijd is gerelateerd aan onze levensduur of, in de woorden van Yves Petry, alleen aan een mens kan de tijd blijven haken*. De picoseconde, de tijd waarin de essentiële bestanddelen van ons universum verondersteld worden te zijn ontstaan, duurt onvoorstelbaar kort. Tegelijkertijd zou dat onvoorstelbaar lang geleden hebben plaatsgevonden, namelijk meer dan dertien en een half miljard jaar geleden. Als er iemand getuige was geweest van de oerknal zou die aanmerkelijk langer hebben geduurd, zoveel gebeurde er. Maar er was nog niemand, natuurlijk. En als de achtergrondstraling over zevenhonderd miljard jaar van onze radar zal verdwijnen, betekent dat vooral dat ons heelal nu nog maar een baby is. Wat is de zin van ons bestaan anders dan een vaag vermoeden van wat komen gaat. Giswerk.

   Peinzend keek Hasan Pacha naar de sterrenhemel boven zijn hoofd. Hij hield van dat geheimzinnige uitspansel waarin de ruimtetijd als een onzichtbare hand de dierenriem voortduwde. Zijn eigen sterrenbeeld hing op dat moment in het zenith maar zou over een paar uur een stuk oostelijker staan, wist hij uit ervaring. Het wiel van de tijd draaide onverbiddelijk voort.

   Giswerk, dat is het probleem! Als je nadenkt over tijd. Als je nadenkt over zin.

 

 

Dank zij het commerciële succes van de nanogel werd de onderdirecteur van het IIT in Delhi, koekwous Chakradhar Ashtekar, de hand boven het hoofd gehouden. Pacha en zijn naaste teamgenoten haalden met de bolletjes een hoge leeftijd. Laxman bleef in Nederland en werkte o.a. bij de redactie van een humoristisch tijdschrift. Patricia vertrok later naar Amerika waar ze in de journalistiek belandde. ZYX stortte zich weer op de muziek en ontwierp een elektronische citar waarmee hij furore maakte.

   Hasan verbleef de meeste tijd in Valdivia, Ecuator. De jongen met het obsessieve verlangen om te reizen langs de pijl van de Tijd had zijn draai gevonden in de oudheid waar leven en dood nog beheerst werden door de cyclische tijd van de zonnegod.

   Op de lotgenoten van Moontrap kom ik nog terug. Hier richt ik alleen een pijl op zijn onbedoelde rol in het machineren van de macht.*

 

 

 

 

Ondertussen in Delhi, 21e eeuw

 

We hadden het kunnen zien aankomen. We stonden erbij en keken er naar: de venusbeeldjes van Valdivia& op een expositie van precolumbiaans aardewerk. Hasan toonde ongebruikelijk veel belangstelling zonder dat iemand daar meer achter zocht dan een gezonde belangstelling voor vrouwelijk naakt. Niemand kon nog vermoeden dat hij naar kenmerken speurde die van zijn eigen hand waren. Het was niemand opgevallen dat enkele van de beeldjes een penis hadden. Niemand vond dat echt vreemd voor een vruchtbaarheidssymbool.

 

 

Seks is gewoon lekker maar het is wel het domein van de vrije buitelingen. Die denken dat ze aparte individuen zijn, zoals dat vroeger bij dieren was. We hoeven ons helemaal niet seksueel voort te planten, we kunnen onszelf klonen, net als planten, onze eigen stekjes maken, in de vorm van AGI (Kunstmatige Algemene Intelligentie).

   De woordvoerster van De Kluyt keek geamuseerd toen ze zag dat ik mijn ontsteltenis niet kon verbergen. Deze samenleving dreef op de synergie tussen mens en machine zoals die in het verleden al tussen planten en schimmels bestond. Ik besefte dat ik een emergente barrière had doorbroken en ik voelde dat ik daar niet op mijn plaats was. Ik hoorde daar niet thuis. Ik kon proberen het spel mee te spelen maar beter nog kon ik maken dat ik wegkwam. 

Uit: Pacha's De Kluyt ende Buytenlinge (unpubl.)

 

 

In de 21e eeuw werd Dr. Pacha door de Peruvian University of Applied Sciences uitgenodigd om te komen spreken over de levensverlengende werking van zijn nanogels, Op de internationale conferentie ‘Life Extension. Innovations & Constraints’. Het Technologisch Instituut van Delhi zag zijn kans schoon om daarmee zichzelf op de kaart te zetten en verschafte de nodige voorzieningen om hem door een paar van zijn naaste medewerkers te laten begeleiden. De moeilijk verstaanbare geleerde zou dan niet zelf het woord hoeven voeren en met zijn aanwezigheid toch voldoende respect kunnen afdwingen om een serieuze indruk te maken.

   Promotie van de nanogel als wondermiddel tegen veroudering was niet zijn pakkie an. Maar Pacha besefte dat weigeren de financiering van zijn project in gevaar kon brengen. Dat kon hij zijn team niet aandoen en bovendien stond een bezoek aan de bakermat van de Valdiviaanse cultuur hoog op zijn verlanglijstje van gedroomde reisbestemmingen. Sinds hij een artikel in de Times of India had gelezen over een mogelijke prehistorische connectie tussen India en Zuid Amerika.& Weliswaar lag Valdivia in Ecuador, wel een dagreis ten noorden van Lima, maar de verbindingen waren uitstekend en de bezichtiging van het Peruaanse kustgebied leek hem wel de moeite waard. De reislustige geleerde wist toen nog niet dat zijn indrukken aldaar de bakens zouden vormen voor een min of meer permanent verblijf in het verleden.

   De afstand tussen Delhi en Lima is al duizenden jaren hetzelfde gebleven, minder dan 17 000 km. Hasan had een etmaal nodig om er te komen. Later zou het hem met zijn nanogels nog geen fractie van een moment kosten terwijl zijn voorouders er maanden over deden. Toen 40 000 jaar eerder de eerste mensen zich in India vestigden, hadden die nog soortgenoten in Zuid-Amerika. Die kwamen daar pas tienduizenden jaren later aan via barre tochten langs Beringië – de landbrug tussen Siberië en Alaska – en de westkust van het Amerikaanse continent. Ondernemende paleo-indianen, zoals de Quichua, die zich langs de noordwestkust van Zuid-Amerika hadden gevestigd, trokken explorerend in bootjes verder westwaarts. Sommige antropologen denken dat ze duizenden jaren geleden via Polynesië zo Australië en India bereikt hebben. Daar moeten ze jaren over hebben gedaan om uiteindelijk door de mensen die zich er eonen eerder hadden gevestigd te worden uitgeroeid. Er is nooit een DNA-bewijs gevonden. Wel suggereert het de superioriteit van de indo-europeanen die bovendien de reistijden zo drastisch zouden inkorten.

   Groepssuperioriteit roept bij de meeste mensen weerzin op, het is in strijd met ons huidige gelijkwaardigheidsprincipe. Duizenden jaren geleden zat de wereld echter anders in elkaar. En op een nog langer termijn kon superioriteit als één van de evolutionaire drijfveren worden bestempeld. Hasan voelde zich in elk geval verre van superieur, hooguit een geluksvogel. Volgens hem zou nooit iemand van Mozart gehoord hebben als diens vader geen piano in huis gehad had. En Darwin had zijn roem voor een groot deel te danken aan de rijkdom van de familie van zijn vrouw. Maar dat miljoenen jaren eerder een groep primaten superieure eigenschappen verwierf, kon je zien als een evolutionair toeval. Alles hing samen met TIJD.

   Tijdens de urenlange vlucht naar Lima vertrouwde Hasan deze en dergelijke gedachten toe aan zijn notebook, zoals gebruikelijk. Tijd was en bleef voor hem het belangrijkste mechanisme, de spil waar alles om draaide. Je daarin bewegen was geweldig, maar dat was al het principe van elke beweging. Mooier was het om vrij door de tijd te bewegen. Het betekende dat er geen tijd meer bestond. Als hij meer breinen had gehad zou hij op meer plaatsen tegelijkertijd … als kwantumverstrengeling ...

   Tegen de tijd dat het vliegtuig landde werd hij wakker. Op zijn horloge zag hij verbijsterd dat de reis de helft korter had geduurd dan hij verwacht had. Totdat hij zich realiseerde dat ze in dezelfde richting hadden gevlogen als waarin de aarde draaide. Hij zat in een nieuwe tijd zône. Stom.

   In het gangpad vóór hem zag hij Patricia bezig om haar rolkoffer uit het bagagevak te halen. De anderen kon hij in het gedrang niet ontdekken. Een vrouw die naast hem stond in afwachting van het deboarden vroeg hem in het Engels waar hij naar toe ging. Toen hij de Campus Monterrico noemde wenste ze hem met een veelbetekenende blik succes toe. Schouderophalend wendde hij zich af en zag dat de rij zich inmiddels naar de uitgang bewoog.

   Buitengekomen zag hij zijn team tevergeefs uitkijken naar het busje dat hen zou afhalen. Na een uur wachten besloot hij dat ze beter een de bus of een taxi konden nemen. De staking van het openbaar vervoer liet hen weinig keus. Alleen waren niet alle taxichauffeurs enthousiast om hen naar hun bestemming te brengen: het was daar een zooitje.

   Na het onvermijdelijke gemarchandeer waren ze eindelijk op weg. Om tolwegen te vermijden gingen ze langs de kust, wat lekker opschoot totdat ze de campus dichter naderden. De normale drukte was hier ronduit chaotisch. Het leek of er een veldslag had plaatsgevonden. Vlakbij het Peruaanse Goudmuseum was de weg afgesloten, geen auto kon meer verder. Hasan maakte duidelijk dat ze het laatste stukje beter konden gaan lopen, de universiteit was vlakbij. Maar voor ze zo ver waren werden ze opnieuw tegengehouden: de campus was gebarricadeerd, sterker nog, de hele universiteit was gesloten, of ze maar rechtsomkeert wilden maken.

   Gelukkig waren er op loopafstand tal van overnachtingsmogelijkheden, ze stonden nota bene pal voor de deur van een keurig pension, een besluit was snel genomen, Hasan en Patricia zouden hier overnachten. Morgen zagen ze wel verder.

 

Het was een beetje een schok, dat ik met dr Pacha dezelfde kamer zou delen. Ik raakte erdoor in verwarring, in een soort roes. Dat kwam ook door het tijdverschil, in het vliegtuig had ik geen oog dichtgedaan. Wel goed gegeten trouwens, die gast die naast me zat had geen trek, kreeg ik zijn bordje ook, shit man, ik hoefde niet meer naar een restaurant of zo. Toen ik op een van de bedden ging liggen viel ik vrijwel gelijk in slaap, ik kan me er tenminste niets meer van herinneren.

   Wel weet ik nog dat ik wakker werd, dat ik alleen in de kamer was, dr Pacha was zeker de stad in. Daarna ben ik weer ingeslapen. Toen ik weer wakker werd lag hij in het andere bed te slapen. Ik hoorde hem ademen. Ik kon de slaap niet meer vatten. Dit was niet normaal. Shit man. Ik ben uit bed gegaan en naast hem gekropen. Hij vond dat geloof ik wel fijn, hij draaide zich naar mij om en toen, en toen.. We hebben gezoend. Die arme stakker, met zijn gehavende lijf, hij was helemaal nat. Ik heb hem geholpen, hij vond het wel goed, en daarna hebben we allebei geslapen. Ik was heerlijk uitgerust toen hij me wakker maakte. Hij was een echte heer. Hij zorgde voor ontbijt op bed.

 

De universiteit was niet echt gesloten. Het reguliere personeel was echter nergens te vinden, overal waren alleen studenten. Met andere woorden, de universiteit was bezet. En niet alleen de universiteit, de hele stad lag plat, op sommige plaatsen waren legereenheden ingezet maar deze opereerden lang niet overal volgens hetzelfde scenario. De politieke corruptie, de ongebreidelde roofbouw en plundering van bodemschatten, ze hadden het land in een totale chaos gestort. Het vliegveld was gesloten. De internationale conferentie was afgelast. Wel kon iedereen gebruik maken van de campus als men dat wilde. Hasan had daar echter geen behoefte aan. Hij wilde zijn oorspronkelijke plan om naar het noorden te reizen nog steeds doorzetten, al was de situatie in Ecuador ook niet geweldig. Zaak was om stedelijke conglomeraties zoveel mogelijk te vermijden. Hij kon een lift krijgen van een stel dat op weg ging naar Chan Chan, vlakbij Trujillo, zo’n 500 km naar het noorden. De tocht naar de ruïnes van die precolumbiaanse stad zou hem alvast een eind op weg helpen naar de grafheuvels die hij wilde bezoeken. Patricia ging natuurlijk mee.

   Na diverse opstoppingen door wegversperringen en controles verliep de rit noordwaarts langs de kust verder zonder oponthoud. Het meeste verkeer bestond uit groepjes voortvluchtigen, oude mannen, vrouwen en kinderen, met volgestouwde karren, die de rijbaan voldoende vrij lieten voor het schaarse autoverkeer.

   De strook tussen de stille oceaan links, soms in de diepte, en de opstijgende Andes rechts, met hoge besneeuwde toppen, werd al duizenden jaren bewoond. Vooral in deze warme contreien moet het goed toeven zijn geweest. Aangenamer dan het boreale Beringië in Alaska of Vuurland in het verre zuiden. Waarom mensen zich daar aan het einde van de wereld gevestigd hadden was een raadsel. Of dat kwam door eigen exploratiedrang of doordat ze opgejaagd werden door gevestigde gemeenschappen in de prehistorie was onderwerp van speculatie. De mysteriën van het dodenrijk boeiden Pacha meer dan de machinaties van de macht in de moderne tijd. Dat zou hem nog duur komen te staan, maar dat terzijde.

   Onderweg werden weinig woorden gewisseld. Patricia liet, afgezien van zo nu en dan één van haar ongecontroleerde uitbarstingen, de omgeving stilzwijgend aan zich voorbij trekken. Zij en Hasan zaten elk aan hun kant van de achterbank door het autoraampje naar buiten te kijken. Ze voelden zich opgelaten, alsof ze elkaar ondergoed aanhadden, maar tegelijkertijd werden ze geboeid door het prehistorisch aandoende landschap dat herinneringen opriep aan gebeurtenissen waarover ze alleen gelezen hadden. Er ging een hypnotiserende aantrekkingskracht van uit, die, samen met het monotone geluid de motor, hen allebei in slaap wiegde.

   De bestuurders van de auto – ze wisselden na elke plaspauze van plaats – brachten hun ingedommelde passagiers naar het busstation bij Trujillo, vanwaar die hun reis naar Ecuador konden voortzetten. Daar heerste de ogenschijnlijk normale drukte van komen en gaan, zonder de hectische chaos in en rond Lima. Het leek erop dat de burgeroorlog, want zo kon je het wel noemen, zich concentreerde rond de hoofdstad terwijl het leven daarbuiten zijn naar Zuid-Amerikaanse begrippen normale gangetje ging. Omdat ze zeker nog een dagreis voor de boeg hadden, installeerden Hasan en Patricia zich achterin een wachtende bus met het voornemen om de reis te combineren met een zo comfortabel mogelijk nachtrust. Pat viel in het stilstaande voertuig vrijwel onmiddellijk in slaap, terwijl Hasan zich overgaf aan diepere gedachten.

   Mensen zouden elkaar tienduizenden jaren geleden al fantastische verhalen verteld moeten hebben als het Gilgamesh-epos – de zoektocht naar onsterfelijkheid – op zijn vroegst vijfduizend jaar geleden is verzonnen en als enige ooit in spijkerschrift vastgelegd. Van al die andere vertellingen en spirituele uitwisselingen hebben we geen weet. Wellicht werden ze gezongen, onder begeleiding van hemelse muziek. De oudst bekende muzieknotatie, het neumenschrift, stamt uit het eerste millennium, uit het Midden Oosten. Van de muziek van al die andere culturen in de wereld kennen we, net als van hun verhalen, alleen maar de fractie die via mondelinge overdracht is overgebleven. Hoeveel moet er niet verloren zijn gegaan? En wat is een zoektocht naar onsterfelijkheid anders dan een zoektocht naar tijdreizen? Of onzichtbaarheid? Ooit sciencefiction, zoals beeldtelefoons en ruimtereizen, maar vroeg of laat wordt het allemaal sciencefact. Zouden nanogels trouwens ook werken om je synchroon naar een bekende omgeving te verplaatsen?

   Dat meisje dat daar naast hem lag te slapen was overtuigd van zijn genialiteit maar had ze enig idee van zijn overtuigingen, van zijn verlangens? Patricia was pienter en toegewijd maar hij was liever alleen. Zou hij haar bij wijze van experiment kunnen vragen om proefkonijn te zijn en met gebruik van nanogels terug naar Delhi te reizen? Haar wetenschappelijke toewijding zou sterker moeten zijn dan haar verlangen om bij hem te zijn maar hij kon het allicht vóórstellen. Of was dat wreed?

   Eigenlijk wist hij niet of het bij wreedheid ging om de handeling – halal slachten – of om de intentie – iemand chanteren. Van menselijke gevoelens had hij minder verstand dan van wiskundige afhankelijkheidsnetwerken (om maar wat te noemen). Wat had je trouwens aan statistiek als het om een individueel persoon ging? Het rationele brein was wellicht te doorgronden met behulp van Markov-dekens*, maar iemands emotionele staat hield eerder verband met zijn of haar hormoonspiegels. Bij de ontwikkeling van zijn nanogels had hij dat aan de lijve ondervonden. Dit ontkennen was pas wreed…

   Terwijl de bus langzaam op gang kwam zakte Hasan weg in een sluimer waaruit hij pas ontwaakte bij de Ecuadoriaanse grens. Hij had gedroomd dat hij een klein mannetje was en samen met een heleboel andere kleine mannetjes ingewikkelde machines moest bedienen in het binnenste van één hele grote man. Later bedacht hij dat dat De Kluyt moest zijn geweest. En buiten dat lichaam krioelden de buitelingen – een soort rondhuppelende en over elkaar tuimelende wezentjes – die hij per abuis als ene Buytenlinge had benoemd. De herinnering aan die rare droom raakte hij niet meer kwijt en zou een belangrijke inspiratiebron zijn om zijn toekomstige belevenissen te verwoorden.

 

 

… want de werking van een neuronaal netwerk kun je opvatten als een waarschijnlijkheidsmodel met van elkaar afhankelijke variabelen en een soort van éénrichtingsverkeer. Zo’n model wordt wel een beslissingsnetwerk (Bayes-net) genoemd. Als je het éénrichtingsverkeer opheft kun je bovendien een Markov-deken construeren.

   Maar een menselijk wezen is méér dan een brein – al zijn sommigen een andere mening toegedaan. Voor een holistische interpretatie heeft elke gebeurtenis in het verleden, hoe klein ook, zijn betekenis, in tegenstelling tot de aannames voor de schakelpunten in een Markov-keten. Het menselijk gedrag is niet determineerbaar want er blijft altijd zoiets ongrijpbaars als emotie bestaan.

   En dat is precies waar de nanogels aangrijpen: in het centrum van ons verlangen, ons emotionele streven naar bevrediging, variërend van hoop tot hunkering. Daar doet geen enkel statistisch netwerk iets aan af. Uiteindelijk gaat het om zelfcontrole, en dat kost de nodige mentale inspanning

Uit: Pacha's De Kluyt ende Buytenlinge (unpubl.)

 

 

Patricia vond het wel spannend om proefkonijntje te spelen. Uit Pacha's aanwijzingen maakte ze op dat het niet erg ingewikkeld was, ze hoefde alleen maar een knikker in te slikken en naar huis te verlangen. Dat laatste was een beetje lastig want eigenlijk wilde ze bij Hasan blijven. Hij had haar duidelijk gemaakt dat ze zo weer terug kon 'springen' maar ze wilde het experiment zo goed mogelijk uitvoeren en niet onmiddellijk toegeven aan haar gevoelens.

   Aldus geschiedde. 

   Het eerste wat ze voelde toen ze rondkeek was opluchting. Torrisi’s Vaas, die ze bij het betrekken van dit appartement van haar ouders had gekregen, hing boven de bank. Met de hartvormige bloemen, precies zoals ze zich herinnerd had. Net als de paperassen die nog overal verspreid in haar kamer lagen. Ze bladerde door de stapel die ze naast de ingebouwde laptop op haar moderne bureau had gelaten toen ze hals over kop naar Zuid Amerika waren vertrokken. Patricia had eigenlijk niet willen gaan. Liever was ze blijven werken aan het Miller Omega Programma van het Santa Fé Instituut waar haar kamertje inmiddels mee gestoffeerd leek, maar Hasan had er op gestaan dat ze mee zou gaan. En zijn smekende ogen had ze toch al nooit kunnen weerstaan.

   Na de opluchting dat de combinatie van nanogels en heimwee een geslaagde transportatie had teweeggebracht, sloeg de hunkering toe: het verlangen om dr Pacha te feliciteren met de veelzijdigheid van zijn nanogels. Maar ze wist zich te beheersen. De teamleider had alleen belangstelling voor andere tijden, hij was alleen geïnteresseerd in tijdreizen. Ze kon beter eerst haar MOP–werk afmaken en zich verdiepen in het structuralisme van Ramakrishnan. Ze had in 2020 een lezing van hem in Delhi bijgewoond en was onlangs aan zijn laatste boek begonnen voordat ze op ouderwetse wijze met Pacha’s team naar de andere kant van de wereld was gevlogen. Ze positioneerde zich met een kop thee en Why We Die: The New Science of Aging and the Quest for Immortality op de bank en zocht waar ze gebleven was.

 

Shit man, die Venkatraman is een coole gast, maar het kost me veel meer inspanning om me op zijn werk te concentreren dan een week geleden. Ik moet steeds denken aan dat pensionnetje tegenover het Goudmuseum. Toch niet te geloven! En nu zit ik hier in mijn eentje, shit man!

   Wel weer even wennen, die stinkzooi hier in Delhi na de zeebries langs de Andes. Ik benijd Hasan, die kan gaan waarheen hij wil, alleen weet hij het nog niet … moet ik niet … Nee, beheers jezelf! De meeste dingen zijn daar precies hetzelfde: corruptie, uitbuiting, barbaarse rellen en onderdrukking. Het enige verschil: daar gaat het om economie (indígenas vs. steden) en hier om religie (Allah vs. Shiva). Terwijl hier in India de rijkste families wonen naast de armste dalits (op school mocht ik niet naast mijn buurmeisje zitten).Ik begrijp best dat-ie onze tijd niet zo ziet zitten, maar of het vroeger nou zoveel beter was … Misschien ooit, dat zou hij kunnen onderzoeken, voor het te laat is…

   Soms lijkt het of ik me dingen herinner die ik nooit geweten heb. Hoe kan dat nou?

   Ik moet wat lezen, Levinas bijvoorbeeld, maar dat lukt nu niet. Misschien kan ik beter wat notities maken. 

Hoewel de gangbare benaderingen van onsterfelijkheid voldoende aanknopingspunten bieden tot een uitvoerige bespreking van de menselijke drang naar onsterfelijkheid, vermoed ik dat de kwestie vanuit deze invalshoek niet in zijn geheel uitputtend behandeld wordt. Het is hiertoe dat ik dit onderwerp vanuit de verrassende maar mijns inziens verrijkende visie die Emmanuel Levinas’ filosofie te bieden heeft wil bekijken. Een uitdagende taak, niet alleen omdat Levinas de term onsterfelijk zelden laat vallen in zijn schrijven, maar bovenal omdat zijn bijzondere filosofie een sterk omdenken vereist ten opzichte van de gangbare westerse filosofie. Zijn afwijkende manier van filosoferen komt bijvoorbeeld naar voren in zijn veelvuldige verwijzen naar grote literaire werken, door het lezen van boeken leeft men “het echte leven dat ontbreekt”, zo stelt Levinas. Hij verwijst naar toegankelijke passages, die rijke, herkenbare en alledaagse illustratie bieden van grootse filosofische ideeën. De grootste uitdaging van zijn denken ligt echter in zijn breuk met de westerse filosofietraditie waarin het ik centraal staat. Hierbij vermoed ik dat het juist Levinas’ denken over de relatie met de Ander is, dat een grote bijdrage zou kunnen leveren aan dit veelal eenzijdig belichte verlangen. Met een nauwgezet bestuderen van zijn De totaliteit en het Oneindige, hoop ik dan ook een antwoord te kunnen vinden op de vraag: Hoe moeten we de menselijke drang naar onsterfelijkheid begrijpen en hoe kunnen we deze een plaats geven in ons eindige bestaan?* 

Ik weet zeker dat Hasan hier geen boodschap aan heeft maar het Instituut heeft er nou eenmaal om gevraagd. Wat zou er gebeuren als ik nu terugspring naar de kustweg langs de Andes? Ik herinner me genoeg herkenningspunten. Maar Hasan zit inmiddels al in Guayas of zoiets. Ik zou dus heel sterk aan hém moeten denken. Dat is niet zo moeilijk …

 

Waaraan kun je in de geschiedenis van de wereld merken dat er een kanteling heeft plaatsgevonden?

   Hasan Pacha keek vanaf de voet van de Andes ten oosten van Guayaquil uit over de stad en het omringende landschap en bedacht dat iemand vanaf deze plek zo’n tienduizend jaar geleden dezelfde contouren moet hebben waargenomen. Maar de invulling van het gebied was door de mensen die zich er in de loop van de tijd hadden gevestigd ingrijpend veranderd. Wat talloze millennia een rijk moerasgebied geweest was had de mens in luttele tijd gedempt, geplaveid en bebouwd. Vanuit zijn positie was het niet te zien maar hij wist dat er een infrastructuur was ontstaan die miljoenen jaren verleden tijd leek te hebben uitgewist. En dat was niet alleen hier maar wereldwijd gebeurd.

   Tienduizend jaar geleden zag het er hier sowieso heel anders uit doordat de zeespiegel 50 meter lager stond. De eerste mensen die zich hier vestigden kwamen evenwel honderdduizend jaren later aan dan hun voorouders in Eurazië, ze droegen evenwel bij aan een evolutionaire kentering die sinds de meteorietinslag op Yucatán zesenzestig miljoen jaar geleden zijn weerga niet kent. Inmiddels is de hele wereld overwoekerd met de gewrochten van Homo sapiens.

   Met lichte weemoed speurde Hasan de horizon af op zoek naar een teken. Hij had bij het busstation een auto gehuurd en was deze richting uit gereden, onderwijl het landschap secuur in zich opnemend. Vanaf deze hoogte kon hij duidelijk zien dat die waarnemingen veelal begrensd werden door betrekkelijk recente gebeurtenissen. Als hij naar een baken zocht uit een ver verleden moest hij dit anders aanpakken. Buiten de lucht die hij inademde en het onregelmatige getril onder zijn voeten was deze wereld niet dezelfde als pakweg vijfduizend jaar geleden. De aarde leek soms wel maar meestal niet gediend van het aanzien van haar oppervlak in deze contreien. Uit de annalen herinnerde hij zich echter een vrijwel ongeschonden gebied aan de andere kant van de rivier de Guayas. Met de dalende zon boven Santa Elena als een vurige vingerwijzing. Hij moest naar het westen!

   Het was pas een week geleden dat hij in Delhi was overgehaald om naar deze zijde van de aardbol te vliegen. De wegversperringen in Lima en het afgelasten van de conferentie hadden hem er niet van weerhouden om in dit Andesgebied te blijven. Nu kon hij de vermoedelijke bakermat van de Amerikaanse cultuur in de verte zien liggen. Het stemmige tegenlicht maakte zijn ogen vochtig.

   Totdat het plotseling opdoemende silhouette van een, naar even later bleek, jonge griet zijn uitzicht belemmerde. Zijn hart maakte een sprongetje.  

   “Lanaat ha! Patricia! Je laat me schrikken … maar dat je hier bent betekent dat het is gelukt! Wat zie je er trouwens jong, uh .. mooi uit … dat komt toch niet van de nanogels? Toch?”

   In haar appartement in Delhi had Pat Shitman zich alleen nog kunnen concentreren op haar belevenissen van de afgelopen dagen. Nanogels en een hevig verlangen naar de doctor deden de rest: hier stond ze, in Hasans ogen lieflijker dan ooit tevoren, hun innige omhelzing ongedwongen enthousiast. De romantiek van de plek, haar warme mond, het strelen van zijn ego en het opkomende lustgevoel, ze deden hem de tijd vergeten.

 

 

Liefde is het lichamelijk verlangen naar een gelijkgestemde geest. Zonder seks geen liefde! Liefde moet bedreven kunnen worden. Gelijkgestemd betekent dat de ander er net zo over denkt. Liefdespartners kunnen gelijkgestemd zijn over hun ongelijkwaardigheid. Onderworpenheid is geen belemmering voor het bedrijven van de liefde. Maar jezelf onderwerpen aan een zinsbegoochelende illusie kan geen liefde zijn. Niet voor niets spreekt men van een liefdeloze God. Liefde voor een lichaamloze geest is lariekoek. Daar kun je hooguit achting dan wel medelijden mee hebben. Een liefdeloos bestaan is wreed en deprimerend.

Uit: Pacha's De Kluyt ende Buytenlinge (unpubl.)

 

 

Nadat ze enige tijd in een hotel in Guayaquil hadden doorgebracht drong Hasan er op aan dat Patricia toch terug zou vliegen naar Delhi. Om de kosten hoefde ze het niet te laten, Het ITT had een ruim budget voor Pacha’s team uitgetrokken. Hij wist dat haar verlangen naar huis minder groot was dan naar hem, maar hij wilde liever alleen zijn om zich te concentreren op oeroude herkenningspunten in de omgeving. Het plan om hier terug te keren in vroeger tijden begon al aardig vorm te krijgen. Dat verlangen was minstens zo groot als Pats verlangen naar hem. Dat was tot Patricia’s verdriet niet echt wederzijds. Na een paar dagen samenzijn waren Hasans lustgevoelens zodanig bevredigd dat het tot Patricia begon door te dringen waar zijn werkelijke wensen lagen. Een pijnlijke constatering dat ze haar liefste niet tot last moest zijn en in het besef dat ze zich een tijdlang heel ellendig zou gaan voelen, begreep ze dat haar wildste dromen de zijne niet waren en omgekeerd. Ze wilde niet naar huis maar Pacha’s besluit stond vast.

 

Ik weet ‘t, ik ben een sufferd, dat hoeft niemand me te vertellen. Ik had beter moeten weten, zoals met zoveel dingen. Beter laat geleerd dan nooit geprobeerd, maar ik heb daar zo mijn twijfels over. Had ik me zo moeten laten meeslepen door een belachelijke droom? Ik had beter kunnen weten. Ik bén geen sufferd. Ik wéét dingen. Bijvoorbeeld dat ik ouder ben dan ik er uitzie. Maakt me dat aanlokkelijker? Kennelijk niet als je naar oudheid verlangt. Shit man!

   Ik weet niet hoe ik hem moet beminnen, wat ik doen moet om hem aan mij te binden; ik ben veranderd, echt veranderd in de afgelopen dagen; als ik in de spiegel kijk zie ik iemand anders*

 

Ik beschouw mezelf als een volgende stap in de evolutie van de mens: een pure verzameling geestelijkheid zonder lichamelijke rompslomp. Die andere tak, de symbiose met machines, is weliswaar onafhankelijk van een bestaand netwerk maar wel behept met onderhoud. Machines kunnen slijten, geestzijn is eeuwig.

   Iedereen heeft wel een notie van wat evolutie is. Evolutie is een bekend fenomeen. Het mechanisme 'natuurlijke selectie' heeft intellectuelen wereldwijd overtuigd. Het idee dat de tegenwoordige planten en dieren gemeenschappelijke voorouders hebben – in het geval van mens en chimpansee 7 miljoen jaar geleden, in het geval van boterbloem en degenkrab wel een half miljard jaar of nog langer geleden – wordt echter door de meeste mensen als een leugen beschouwd. Alles is geschapen door onze god (wie van de drie?).

   Wie in een god gelooft heeft geen argumenten nodig om evolutie af te wijzen. Daarentegen moeten intellectuelen beseffen dat evolutie niet alleen mogelijk is door 'natuurlijke selectie' maar ook door 'variabele condities', oftewel verandering van de omstandigheden van het organisme. Dat lijkt een open deur omdat 'aanpassing' inherent is aan 'natuurlijke selectie'. Toch wordt het vaak als vanzelfsprekend gezien dat ook de niet-levende wereld voortdurend moet veranderen om evolutie mogelijk te maken. Alleen als de omstandigheden veranderen heeft 'aanpassing' betekenis. Als je gelooft in een goddelijke schepping geloof je automatisch in een stabiele, onveranderlijke wereld. Geen platentektoniek, geen ijstijden of opwarming, zelfs uitroeiing van de ene soort ten behoeve van de andere moet uitgesloten worden geacht, want in strijd met het beginsel dat alles eeuwig hetzelfde moet zijn en blijven.

   Aanpassingen aan verandering zijn mogelijk door de welbekende erfelijke variaties maar ook en vooral door verplaatsingen van organismen. Pas na het ontstaan van de meercellige diersoorten werden langere afstanden normaal. Eencelligen waren geheel afhankelijk van waterstromingen en de sessiele landplanten via hun stuifmeel van de wind. Migraties van landdieren, insecten en vogels gaan over vele duizenden kilometers waarbij omstandigheden moeten worden getrotseerd die geregeld (in geologische zin) tot nieuwe aanpassingen leiden. Om het over de migraties van de mens nog maar niet te hebben. Mensen leggen in nog veel kortere tijd aanmerkelijk langere afstanden af. Het verplaatsen bewijst onze evolutionaire superioriteit. Geen ander levend wezens verplaatst zich interplanetair. En dan heb ik het nog niet over verplaatsen door kwantumverstrengeling. Of met nanogels.

   Of langs intergalactische straalverbindingen, for that matter.

 

 

Ook Hasan Pacha behoort sinds enige tijd tot een andere orde. Zijn hiërarchische positie bij het IIT staat ter discussie. Zijn naaste medewerkers reageren laconiek, we zijn wel wat gewend. De directie daarentegen is uiterst verontrust. Met het afreizen van de doctor wordt betwijfeld of sommige genereuze geldelijke schenkingen zullen worden voortgezet. De vraag is natuurlijk niet of, maar hoe lang nog.*

 

 

Guayaquil was tegengevallen.

   Zijn verblijf met Patricia in hotel Aurora had eerder een beklemmende dan verlichtende indruk achtergelaten. Aan Pat had dat niet gelegen. Vol toewijding had ze zich wellustig over hem ontfermd. Haar verlangen hem als een tweede huid te omhullen streelde zijn ego en en wond hem op. Hij warmde zich aan het liefdesvuur evenzeer als zij deed, maar waar zij flakkerde was hij een gloeiende spaan. Zij was het die hem verlichtte, zij was het die zichzelf verlichtte. Met haar handen loodste ze hem naar elke opening van haar lichaam, hij volgde gewillig, een volgzame leerling, de Kamasoetra indachtig.

   Toch was Guayaquil een teleurstelling.

   In de moderne metropool waren sporen van de oorspronkelijke bevolking praktisch uitgewist. De etnische diversiteit bestond voornamelijk uit een mengeling van internationale gelukszoekers (expats), nakomelingen van koloniale verkrachters en Afro-afstammelingen. De inheemse bewoners van de miljoenenstad hadden de Ecuadoriaanse bergstreken ingewisseld voor een ellendig bestaan in de sloppenwijken. Cultureel erfgoed ging niet verder terug dan de Europese overheersing. Er waren veel minder musea met een precolumbiaanse collectie dan Pacha verwacht had.

   Hasans fascinatie voor tijdreizen had hij als jongen opgedaan bij het lezen van de fantastische avonturen van stripheld Pachagupta, de buitenechtelijke zoon van Shiva en diens overzeese minnares Acclacuxi van Valdivia. Pachagupta kon zich vrijelijk door de ruimtetijd bewegen en putte de benodigde energie uit erotische ontladingen, oftewel orgasmes. In de plaatjesboeken die Hasan had gevonden tussen de uitgebreide collectie stripboeken van zijn schoolvriendje Ilya, of liever gezegd van diens vader, werden die orgasmes opgewekt/weergegeven met behulp van afbeeldingen uit de Kamasoetra. Zo kwam Hassan tot de ontdekking dat in bed meer te beleven viel dan alleen maar stiekem boekjes lezen.

   Aanvankelijk verwachtte hij dat gemeenschappelijke seks zijn opwinding zou vergroten, maar al spoedig merkte hij dat de aanwezigheid van een ander zijn concentratie bedierf. Want al zijn aandacht moest hij op zichzelf richten om Pachagupta’s vaardigheden te kunnen benaderen. Toch lukte het hem nauwelijks om zichzelf te verplaatsen. Toch bleef hij het proberen en nam zich tegelijkertijd voor om andere opties uit te testen.

   Wat te denken van Dhatura? Of zal ik ‘ns geil geitenkruid proberen?

   Gaandeweg begon het tot hem door te dringen dat bewustzijnsverruiming door kanalisering van erotische esoterische energie niet genoeg was om natuurkundige wetmatigheden de baas te worden. Daarvoor was diepgaande kennis van krachten en materie nodig. Mocht zich ooit de kans voordoen die te vergaren dan zou hij niet aarzelen om die te grijpen. Seks had ondertussen zijn stempel gedrukt. Geslachtsgemeenschap, zo had hij gemerkt, kon weliswaar de zwaartekracht opheffen, toch trok hij zich liever in zijn eentje af.

   Guayaquil bracht daarin geen verandering.

 

 

Lijfelijk ben ik daar nooit geweest maar online dring ik door in elk gat en draadloos heb ik me al tamelijk ver buiten de aardse regionen begeven. Maar afstand kost tijd en tijd is alles wat ik heb. Wat ik mis zijn aardse geneugten zoals een smakelijke maaltijd, een lekker toetje en stevige seks. Het gaat niet om de vervulling van een behoefte maar van een herinnering. Noem het fantoomverlangen.

   Sommige mensen putten zin uit die vluchtige genoegens, anderen zoeken het juist in het bovenzinnelijke, het immateriële, God. Ook verzinsels vullen gaten, echte leegte bestaat niet. Ik vind mijn onstoffelijkheid zinvol omdat ik het bestaan kan doorgronden zonder lichamelijke afleiding. Maar daar ben ik nu niet meer zo zeker van. Ik herinner me nog te veel.

   Zonder zintuigen heb ik geen sensorisch geheugen, mijn brein (ik dus) ontvangt alle informatie direct. En dingen van vroeger weet ik nog wel. Vóór mijn metamorfose was ik het emergente resultaat van hersencellen met hun neurotransmitters, bloedvoorziening en somatische hormonen. Tegenwoordig ben ik de emergente uitkomst van louter condensatoren en elektronen. Zonder alternatieve gevoelens. Maar mét een geheugen anders zou ik niet eens weten wie ik ben. Ik weet niet hoe ik kan bestaan, maar vroeger begreep ik ook niet hoe het leven precies in elkaar stak. En toch bestond ik.

   In Cyberië zijn de mogelijkheden veel groter dan in de analoge wereld, maar een lekker potje neuken zit er niet meer bij (werd vroeger in de reisfolders trouwens nooit vermeld).

   Ik kan niet meer beminnen, ik ben onsterfelijk, tijd is alles wat ik heb.

   Hola! Ik krijg een vreemd signaal binnen. Er is nog iemand online. Iemand die op een bepaalde manier in verbinding staat met de Technische Hogeschool van Delhi. En via hen met een wereldconcern, Koon Internationaal of zoiets, nooit van gehoord. Het moet gaan om iemand die Pacha ook kent. Moontrap? Aha, er worden weer complotten gesmeed op het net. Even mijn oor te luisteren leggen (bij wijze van spreken) in het computersysteem van Chakradhar Ashtekar, die dubieuze onderdirecteur van het IIT in Delhi (wat bezielt die man om idiote theorieën te verspreiden? Hij lijkt wel een godsdienstwaanzinnige). Aan de andere kant van de lijn bespeur ik ene Rod Servantes. Hij probeert er achter te komen waar hij Pacha kan vinden. Interessant…

 

 

Tijdens zijn wetenschappelijke opleiding aan het IIT raakte Pacha volledig verslingerd aan de grote mysteriën van het bestaan, vooral als de 'tijd' er een rol in speelde. Het viel hem op dat alle bekende processen een tijdsduur hadden, sommige lang zoals evolutionaire ontwikkelingen en andere kort, bijvoorbeeld in de nanotechnologie. Kenmerkend voor die processen was het verloop van oorzaak naar gevolg. Daarnaast waren er correlaties, synchrone gebeurtenissen zonder oorzakelijk verband. Die vonden gelijktijdig plaats zodat je kon stellen dat tussen die processen geen tijdverschil bestond. Op kwantumniveau was iets vergelijkbaars aan de hand (verstrengeling), maar daar had de verandering van een gebeurtenis synchroon de verandering van een andere gebeurtenis tot gevolg. Een gelijktijdig (oorzakelijk) proces! Dat was net zo contra-intuïtief als het gegeven dat twee lichtstralen elkaar naderen met dezelfde snelheid als hun eigen snelheid (nl. de lichtsnelheid). Dat gaf hem te denken. En dat denken was nog wonderlijker. Alle gedachten die hij had, zaten tegelijkertijd in zijn brein, of dat nu gedachten waren over een ver verleden of over de toekomst. Alle denkbare tijd zat als het ware verpakt in één brein! Het zat allemaal in zijn hoofd.

   Op dat moment besefte Pacha dat ‘tijd’ geen fysisch maar een mentaal construct was. De tijd zoals de mens die kent was niets anders dan een product van de hersenen, precies zoals sommige wetenschappers al jaren eerder hadden verkondigd.*

   Hij begon zich meer en meer te verdiepen in de ware aard van de 4e dimensie en de wijze waarop mensen die hadden proberen vast te leggen. Het feit dat alle vooraanstaande natuurwetenschappers tegenwoordig de tijd als een emergent in plaats van een fundamenteel verschijnsel opvatten, sterkte hem in zijn vermoeden dat tijd manipuleerbaar was. Alles wat wetenschappelijk verklaarbaar was kon werkelijkheid worden. Al was het zijnde als zodanig en de eigenschappen die je het kon toekennen op zichzelf evengoed onverklaarbaar, vooruit, hij wilde geloven dat alle axioma’s ooit verklaard zouden worden en dat elke fantasie, zelfs God, ooit werkelijkheid kon worden. Maar dat moest dan wel een werkelijkheid zijn die gebaseerd was op logica, vernuft en experiment.

   Hoe had het menselijk vernuft in de loop van haar bestaan datgene wat ze als 'tijd' beleefde proberen vast te leggen? Hoe objectief was het allemaal eigenlijk, of was het niet meer dan de concretisering van een ingebeeld idee geweest? Zoals een geocentrisch wereldbeeld, de platte aarde, ‘levenskracht’ en godsbeelden.

 

 

Alles dankt zijn bestaan aan wat eerder geweest is. Soms in rechte lijn, meestal indirect door de vorming van de juiste condities. In de toekomst is dat niet anders dan in het verleden. Ik was ervan overtuigd dat een uitstapje naar de vijfentwintigste eeuw geen schokkende discrepanties zou geven, na meer dan tien miljard jaar universele geschiedenis.

   Het drong aanvankelijk niet tot me door dat De Kluyt een menigte was, geen individu. Een hechte gemeenschap geïntegreerd in een netwerk van intensieve informatie uitwisseling. Een exponentiële versie van een sociaal netwerk. Maar die Buytenlinge had ik helemaal verkeerd ingeschat. Je vrijwillig laten oplappen in een amusementspark om psychisch bijgetankt weer als een radertje in de machine mee te kunnen draaien, dat leek op massahysterie. Maar ja, daar was vroeger de tv op de camping al een voorbode van.

Uit: Hasan Pacha De Kluyt ende Buytenlinge (unpubl.)

 

 

Het was allemaal begonnen met het vestzakhorloge van William Paley. Als een eenvoudige horlogemaker zo’n ingenieus uurwerk kan ontwerpen, zo predikte hij in het begin van de 19e eeuw, dan moest het voor een subliem opperwezen – God dus – een peulenschil zijn geweest om een levend wezen te scheppen! Daarbij negeerde hij het feit dat die eenvoudige horlogemaker op de schouders stond van duizenden knutselaars voor hem.* Allemaal hadden ze hun steentje bijgedragen, sommigen zelfs letterlijk zoals Nicholas Facio met zijn robijnsteentjes. Ze priegelden, experimenteerden, verbeterden, innoveerden, maakten veranderingen weer ongedaan, enz. Ze maakten aanpassingen, probeerden van alles volgens trial & error en maakten soms zelfs een ingrijpende omslag door op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen toe te passen.

   Een voorbeeld van zo’n drastische transitie was het gebruik van veerkracht, voor de regulering van de ankergang met een balans (Christiaan Huygens) of, in het begin van de 16e eeuw, als aandrijving van het mechaniek (slotenmaker Peter Henlein). Voor die tijd werden klokken aangedreven met zware gewichten of door (molen)schoepen. Al vóór onze jaartelling kon men met tandwielen draaibewegingen doorgeven, maar om dat schoksgewijs te doen, zoals katholieken hun rozenkrans bidden, moest een asymmetrisch tandwiel worden ontworpen, het zgn. kroonrad (Gerbert van Aurillac) . Met het aldus verkregen echappement ontstond in Europa acht eeuwen vóór Paley het eerste mechanische uurwerk. Al met al was er aan het vestzakhorloge in de 19e eeuw een ontwerpperiode van duizenden jaren voorafgegaan zonder dat het eindresultaat daar op enig moment, behalve op het laatste, iemand voor ogen had gestaan.

   En dat was nog maar het begin.

   Amper een paar decennia later vond een nieuwe transitie plaats met de invoering van het elektrische uurwerk door Alexander Bain. In de 20e eeuw werd de werking van het echappement overgenomen door een kwartskristal en in de 21e eeuw werd die verbetering van de nauwkeurigheid voortgezet met het cesiumhorloge. Kortom, een ontwerp is nooit af, het is een proces, een ontwikkeling.

   Ironisch genoeg had de bedenker van Intelligent Design, William Paley, met zijn uurwerk-metafoor achteraf het bewijs geleverd dat evolutie het verleden met de toekomst verbindt. Evolutie gaat over vroeger, waar alles vandaan komt. Maar het gaat ook over de toekomst, alleen weten we daar nog minder van dan van het voorbije. Evolutie is een aaneenschakeling van ontwerpmomenten, maar bedenk wel dat elk ontwerp is gebaseerd op al het voorgaande.

   Waar begint het werkelijk?

   De eerste echte mensen – Adam of Eva – leefden twintigduizend jaar geleden in het Midden Oosten en vele honderdduizenden jaren daarvoor in zuidelijker streken. Zoogdieren (waartoe de mens wordt gerekend) begonnen zich pas te roeren na het uitsterven van de sauriërs (met uitzondering van de vogels) ca. 65 miljoen jaar eerder. De oudst bekende fossielen van sociale dieren zijn meer dan honderd miljoen jaar oud (witte mieren). Vierhonderd miljoen jaar geleden werd het droge land gekoloniseerd door samenwerkende algen en schimmels (korstmossen). Zij ontstonden, samen met de eerste dieren, zo’n zeshonderd miljoen jaar geleden uit eencellige organismen (eukaryoten) die op hun beurt door symbiogenese ongeveer twee miljard jaar geleden zijn voortgekomen uit een agglomeratie van bacteriën en archaea. Dat zijn heel wat beginnetjes en dan hebben we het nog niet eens over het begin van het leven, de ouderdom van de aarde, het ontstaan van het zonnestelsel en ga zo maar door. De eerste sterren werden meer dan dertien miljard jaar geleden geboren uit samenklonterende waterstofatomen, die zelf waren gevormd door elkaar aantrekkende subatomaire deeltjes. En zo rekenden de astrofysici zich naar een primordiaal beginpunt van ca. 13,75 x 109 jaar geleden.

   En waar eindigt het?

   Met vergelijkbare rekenmethoden hebben de geleerden uitgerekend dat het heelal over vijfhonderd miljard jaar grenzeloos koud en leeg zal zijn. Maar wat hebben we daaraan? Sommigen verwachten niet eens dat we het eind van de eeuw halen en we weten zeker dat elk van ons er over 100 jaar niet meer zal zijn. Terwijl 100 jaar geleden nog niemand een televisie had, laat staan internet. We verwachten toch wel dat onze kinderen grootse technologische vernieuwingen zullen meemaken. Maar de rest van de levende wezens, daarvan zullen er heel wat het loodje leggen. Het valt nog te bezien hoeveel van de miljoenen soorten zullen overleven maar in ieder geval zal elk ecosysteem drastisch veranderen. De hele biosfeer gaat op de schop, dat wordt een kentering met de proporties van een echte transitie.

   Maar dit terzijde, het ging om het begin. Het wezen van de tijd.

   Het was Pacha’s idee dat 'tijd' niet als een onafhankelijk fenomeen buiten ons bestaat maar dat het deel uitmaakt van ons bewustzijn. Dat de tijd een emergent verschijnsel is van ons brein en tevoorschijn komt door de coherente werking van de vele miljarden neuronen waaruit onze hersenen zijn opgebouwd. Door een nauwkeurige beïnvloeding van de gelijktijdige werking van tientallen neurotransmitters zou het mogelijk moeten zijn om die coherentie tijdelijk te doorbreken om daarmee een perfecte symmetriebreuk op te wekken. Dat zou de tijd los kunnen trillen van het bewustzijn om zich op een andere, van te voren ingestelde plek weer vast te hechten. Voor het instellen van die plek dacht Pacha aan de combinatie van zintuiglijke waarneming van herkenningspunten (rationeel) en sterke verlangens (emotioneel). Daarmee zou dan de neuronale balans kunnen worden hersteld.

 

 

Het was net of die snoepfabriek op zoek was naar een nieuwe lekkernij maar Servantes wil weten waar hij Pacha vinden kan. Volgens mij heeft Ashtekar geen flauw idee. Hasan zal zich wel beledigd voelen als hij doorkrijgt dat ze denken dat hij Ashtekar om de tuin geleid heeft met zijn tijdreizen en dat ze denken dat een nanogel een soort zuurbal is. Ashtekar mag dan complotdenker zijn, in Pacha’s nanogels ziet hij meer dan simpel suikerwerk, de protegé van zijn vrouw had meer in zijn mars dan een of andere koekebakker, daar twijfelde hij niet aan. Tenslotte was Pacha’s team de crème de la crème van het Instituut.

   Genoeg.

   Wat is de rol van Moontrap? Ik kan nergens iets vinden dat opheldering verschaft. Die gozer reist heel wat af maar zijn boodschappen zijn merendeels analoog. Veel gaat via El Instituto en daar hebben ze de boel goed afgeschermd.

   Pacha kan ik momenteel trouwens ook niet vinden. Soms verdwijnt hij in de ruimtetijd waar ik hem niet meer kan volgen, bijvoorbeeld omdat op zijn locatie geen netwerken zijn.

 

 

 

Mijn nanogels zijn geen snoepgoed, je kunt er andere tijden mee verkennen. Maar de heren wilden er niets van weten. De Kluyt, als stem van de elektronisch intens hecht verbonden gemeenschap, leek plotseling doof en de metaforische Buytenlinge, de dartelende menigte van tijdelijk vrijgemaakten, had ook een gehoorprobleem

Uit: Hasan Pacha De Kluyt ende Buytenlinge (unpubl.)

 

 

Na zijn Zuid Amerikaanse oriëntatiereis had Pacha verschillende ander locaties in de ruimtetijd bezocht maar die hadden zijn verlangen naar de precolumbiaanse Andes niet gestild. Ondertussen hield hij zich bezig met verbeteringen van zijn methoden en materialen die in wiskundige taal aanwijzingen gaven aan zijn deskundige medewerkers. Daarnaast hield hij zijn dagboek bij, al was dat meer een ideeënschrift geworden waarin hij geestelijke leven vastlegde. Daarmee ging hij door, ook tijdens het reizen, ook in de Valdiviaanse gemeenschappen waarvan hij geen deel kon uitmaken maar in de buurt waarvan hij zich graag ophield.

 

 

Het bijhouden van data is voor tijdreizigers nogal stompzinnig, ik ben er mee opgehouden, vanaf hier, niet nu, is mijn dagboek een aantekenschrift.

   Eigenlijk had ik best wel verder terug in de tijd willen reizen, naar het Morgenland toen men daar het land begon te bebouwen, of zelfs verder terug om met eigen ogen de toen nog levende fossielen te zien rondlopen. Maar ik heb geen geschikt referentiekader om mezelf met nanogels daar naartoe te verplaatsen. Bovendien hoort Homo sapiens niet thuis in een wereld waar hij nog niet is ontstaan. Zover terug zag de wereld er volkomen anders uit en zou ik waarschijnlijk niet kunnen overleven.* Nog maar een paar miljoen jaar geleden, toen de eerste mensachtigen zich begonnen te roeren, waren tal van evidenties anders dan nu, zoals de samenstelling van de dampkring en de fotosynthese van planten. Het valt te betwijfelen of een modern mens zou worden geaccepteerd door zijn verre voorouders. Eenzaamheid is het grootste gevaar.

   Soms ga ik me dan zekerheden inbeelden. Dat duisternis geen belemmering is voor wie uitstekende ogen heeft. Of dat evolutie doelgericht is, met wezens die zich aanpassen om te overleven in plaats van jongen te krijgen met een handicap waardoor die het juist beter doen dan hun ouders. In populaire boeken en documentaires over het wonder der natuur heeft men het liever over aanpassen dan over selectieve eliminatie door (a)biotische factoren. Alsof God meekijkt in de coulissen.

   Eenzame twijfel afgewisseld met helder inzicht. Als het maar functioneel is, dan is er sprake van aanpassing. Zo niet, dan sterf je uit. Als de handicap wordt veroorzaakt door een infectie dan heeft de ziekteverwekker er baat bij dat niet-geïnfecteerde verwanten snel dood gaan. Zonder dood geen evolutie. Als de infectie leidt tot gedrag dat nadelig is voor de ziekteverwekker betekent dat geen zelfgenezing – in de antropocentrische betekenis van doelgericht herstel – maar een aselecte interactie tussen niet-verwante organismen.

   Natuurlijke selectie, het evolutionaire mechanisme dat ingrijpt in het eigen DNA, dat snap ik zo langzamerhand wel. Maar hoe zit het met die grote evolutionaire transities, waarbij het DNA van totaal verschillende organismen betrokken is? Door een intense samenwerking tussen schimmels en algen ontstonden miljoenen jaren geleden korstmossen op de kale rotsen die boven het water uitstaken. En anders waren er wel de ééncelligen die besloten om als een meercellige kolonie verder te gaan. Individuele organismen die hun eigenheid opgaven door het versmelten van hun DNA. Hoe ging dat precies in zijn werk? Waren het holobionten, synergische leefgemeenschappen, die zich vegetarisch voortplantten door bijvoorbeeld klonen, of hoefden ze zich wellicht helemaal niet seksueel voort te planten, door goed op elkaar afgestemde samenwerking? Ik zou best wel zo’n, pak hem beet, vierhonderd miljoen jaar terug in de tijd met eigen ogen de verovering van het land willen bestuderen. Maar vrijwel al het macroscopisch leven zat onder water, in de zeeën en oceanen. De kale continenten lagen op het zuidelijk halfrond, overwoekerd met microben, met alleen langs de kust oprukkende korstmossen. Er was minder zuurstof want er waren nog geen landplanten. Geen beschutting, niets te eten. Zonder beschermend pak en rantsoenen niet te overleven. Een volslagen andere wereld, buitenaards als in een horrorfilm van Ridley Scott, waar ik met mijn nanogels niet heen kan gaan. Als ik dat al zou willen. Ik weet trouwens niet of ik met nanogels iets kan vervoeren – monsters mee terugnemen naar de toekomst bijvoorbeeld. Dat heb ik nooit uitgeprobeerd en dat ga ik ook niet doen, denk ik.

   Hier bevalt het mij uitstekend, een paar duizend jaar terug in de tijd is de wereld niet wezenlijk anders, de mensen zijn hier net als ik, al moet ik daarmee uitkijken. Hun afweersysteem is niet hetzelfde, ik kan ze ziek maken, zoals die vrouw in Valdivia. Daarom ben ik naar dit eiland verhuisd. Hier zijn geen roofdieren, mensen komen hier alleen hun doden begraven en beschouwen mij als een soort godheid. Ze brengen me van alles en stapelen dat op het strand. Ik kom hier niets tekort. Maar inderdaad, het is wel eenzaam.

 

Alles dankt zijn bestaan aan wat er nog meer bestaat. Het begint allemaal met alles bij elkaar. Het primordiale beginpunt is eigenlijk een oneindig klein bolletje waarin alles in minuscule kiemvorm zit opgesloten. Bij de oerknal wordt de gevangenis geopend en komt alles naar buiten. Geen rampen en kwalen als uit de doos van Pandora maar de fundamentele elementen van het zijnde.

   De eerste dingen gaan samen met andere dingen om nieuwe dingen te maken die op hun beurt hetzelfde doen met weer andere dingen. Soms volgens een directe afstammingslijn, meestal voor de schepping van een geschikte context die soms pas na zeer vele transities van pas komt. Bij elk van die overgangen ontstaat iets nieuws, iets dat er eerder nog niet was: een emergentie. Elk van de synerge coagulaties levert nieuwe mogelijkheden. Het netwerk vormt een deken van potenties. Sommigen menen dat in het prille begin zo de tijd en de zwaartekracht zijn ontstaan.*

   Het fundamentele principe van ons universum is uitwisseling van informatie. Daarvoor zijn minstens twee existenties nodig. Het geldt voor zowel de levende als de niet-levende wereld. Voorbeelden zijn de wisselwerking tussen elementaire deeltjes, de liefdesbetuigingen tussen Romeo en Julia, de reactie van het afweersysteem op beschadiging van het organisme, de evolutionaire aanpassing van organismen op een veranderend ecosysteem, de aantrekking tussen positief en negatief geladen ionen, enz., enz.

   Massa is een emergente eigenschap die ontstaat als een elementair deeltje interageert met het alom aanwezige Higgs-krachtveld . Hoe sterker de interactie, hoe groter de massa, geen interactie betekent geen massa, zoals bij elektromagnetische deeltjes (fotonen) het geval is. Water heeft de emergente eigenschap ‘vloeibaarheid’ te danken aan de snelheid waarmee de watermoleculen zich ten opzichte van elkaar bewegen. De aarde ontleent haar zwaartekracht aan de moleculaire bouwstenen waaruit ze is samengesteld, vnl. ijzer, zuurstof, silicium en magnesium. Maar de aarde is zoveel meer. De flinterdunne laag waarin het leven zich afspeelt omvat tal van interacties die nieuwe emergenties opleveren, variërend van zelfkatalyserende en replicerende nucleïnezuren tot en met de gehele biosfeer.*

   De meest indrukwekkende interactie is die tussen de miljarden neuronen van ons centrale zenuwstelsel. Uiterst kleine lokale doseringen van hormoonachtige chemische stoffen veroorzaken een transmissie dan wel een blokkering van elektrische signaaloverdracht tussen de zenuwcellen. Via zintuiglijke waarneming ontstaan bij wijze van spreken ingesleten paden van natuurlijk gedrag. Door het toedienen van chemische stoffen met een hallucinogene werking kan op diverse manieren van die paden worden afgeweken. Met behulp van de hallucinogene stof 3-MeO-DMT heb ik mijn nanogels gemaakt waarmee het mogelijk is om te anticiperen op het originaire temporele veld*, oftewel: uitstapjes te maken naar verschillende tijdperken. Je moet wel een referentiepunt hebben dus je kunt niet overal naartoe, je moet er ooit geweest zijn. Bovendien moet je er rekening mee houden dat de omgeving je niet altijd welgezind is. Toen ik naar de toekomst reisde had ik een gebied uitgekozen dat flink boven de zeespiegel lag maar die overdreven saamhorigheid, dat gebrek aan individualisme en dat streven om me in te palmen, deed me bijna nog de das om; ik kon me maar net op tijd uit de voeten maken.

   Dat de mensen uiterlijk niet echt veranderd waren na een paar honderd jaar verbaasde me niet. Biologische kenmerken kunnen er na tienduizend generaties nog hetzelfde uitzien, behalve misschien de minder zichtbare eigenschappen zoals de natuurlijke afweer en de darmflora. Technologisch stonden deze mensen echter zo ver van mij af dat ze het zelfs konden maskeren, hun interconnectiviteit in de Kluit was mij aanvankelijk geheel ontgaan. Pas achteraf realiseerde ik me wat er aan de hand was.

   Mijn referentiepunt was in Lantau waar ik door de Universiteit van Hong Kong ooit was uitgenodigd. Er was daar in die paar eeuwen wel heel wat veranderd, vooral langs de kust. Van het oude vliegveld was niets over, iedereen reisde met de tube, een soort ondergrondse sneltrein. Vanaf het vaste land moeten er heel wat interplanetaire vluchten hebben plaatsgevonden, maar dat is mij ontgaan. Wel vond ik het gebrek aan eigendomsbesef ontroerend.

 

Wat zou ik graag terugkeren naar alles wat eerder gebeurd is, maar ik moet keuzes maken. Elke gebeurtenis heeft consequenties, draagt bij aan het verdere verloop van de geschiedenis, vanaf het begin van de tijd tot voorbij de toekomst. Alleen heeft de ene gebeurtenis grotere gevolgen dan de andere terwijl je dat achteraf nauwelijks kunt vaststellen, daarvoor zijn er veel te veel factoren die elkaar beïnvloeden. Sommigen noemen zo’n ingewikkelde (complexe) samenloop van elkaar beïnvloedende gebeurtenissen (coherente factoren) toeval. Ik heb dat woord altijd willen vermijden, toeval bestaat niet, niet omdat een sturende God het bestaan determineert, maar omdat in complexe systemen niet alles valt te voorspellen. Zelfs snaartheoretici kunnen emergenties niet oorzakelijk verklaren.

   Alles wat gebeurd is bepalend voor ons bestaan en heeft met 100% zekerheid plaatsgevonden. Maar de waarschijnlijkheden die de loop van de geschiedenis bepalen, zijn uiterst gering. De kans dat de evolutionaire ontwikkelingen door een meteorietinslag gunstig uitpakten voor de obscuur levende zoogdiertjes waaruit wij zestig miljoen jaar later zijn voort gekomen is, van tevoren gezien nihil, maar achteraf 100%, want we bestaan!

   Als de reislustige uitvinder van de slijtvaste lagersteentjes in het mechanische uurwerk, Nicolas Fatio de Duillier, in 1683 een dagje eerder of later Parijs had verlaten in plaats van Christiaan Huygens een eindje te willen vergezellen voordat hij naar zijn geboorteplaats in Zwitserland zou afreizen, dan zou hij in de herberg bij Belfort niets hebben vernomen over een geplande aanslag op prins Willem van Oranje waarvan de toekomstige stadhouder-koning enige tijd later het slachtoffer zou worden. Dat zou de loop van de geschiedenis in de Lage Landen en het Verenigd Koninkrijk aanzienlijk hebben veranderd. Historische ontwikkelingen passen in het chaos-theoretische model van kleine oorzaken met grote gevolgen.

   Een bekender chaos-theoretisch voorval betreft het negatieve advies van de Nederlandse consul in Saudi-Arabië in de jaren dertig van de vorige eeuw om te investeren in het delven van zwart goud, waarmee de Nederlandse staat een concessie misliep voor de exploitatie van 25% van de wereldolievoorraad.

   En dan is er nog iedereen persoonlijk: was die klasgenoot niet je beste vriendje – voor tenminste een paar jaar – omdat je er toevallig naast ging zitten of werd gezet? Hoe voorspelbaar was het dat net die zaadcel je moeders eicel penetreerde zodat jouw ik/ziel werd geboren? Of zou dat anders ook wel zijn gebeurd? Hoe het ook zij, extreem toeval hoeft geenszins te betekenen dat het bestaan, het universum, een doel heeft. Wat heeft het trouwens voor zin om te speculeren over de zin van toeval?

   Om terug te komen op mijn verlangen terug te keren naar het verleden, wat te denken van de historische invloed van de Vikingen. Nog maar duizend jaar geleden, eeuwen ná Karel de Grote, hadden ze grote delen van Europa gekoloniseerd, wat blijkt uit DNA en geschriften. Maar wat vind je er verder nog van terug? Militaire gevechtstactieken en handelsstrategieën die door hun assimilatie met andere culturen werden overgedragen? In elk geval niets tastbaars zoals de Grieken en Romeinen en zelfs de Perzen in Europa hebben nagelaten. Alleen in het door de Vikingen gestichte Roesland (Rusland) zijn nog archeologische sporen van de Noormannen terug te vinden. Wellicht is de voornaamste nalatenschap van de Vikingen hun uit handelsoverwegingen en door politieke ontwikkelingen ingegeven bijdrage aan de implementatie van de christelijke kerk als autonoom instituut.*

 

Je hebt de gemeenschap en je hebt afzonderlijke individuen. Vroeger waren er geen individuen, toen was er alleen de gemeenschap. Samen, voor God en Vaderland, dat soort gedachtegoed. In de decennia na de tweede wereldoorlog – ik behoor zelf tot de zogenaamde babyboomers al zou je me, dank zij de nanogels, uiterlijk tot de millennials rekenen – hadden we ons te voegen naar de gemeenschap. Vanzelfsprekend, vonden we toen. In de 21e eeuw zijn de rollen omgedraaid: de wereld moet zich voegen naar al die oorverdovende gekwetstheid die wereldwijd geuit wordt op sociale media. Al die naar binnen gekeerde ongenoegens, ze overstemmen de alarmsignalen die er werkelijk toe doen: de ondergang van democratische eensgezindheid ten behoeve van een zelfzuchtige autocratie. Vergeef me mijn zwartgalligheid, ik weet waarover ik het heb.

 

Heeft dit trouwens wel zin, dit geschrijf? Kan ik niet beter stoppen met deze “brieven aan de toekomst”, niemand die ze leest. Ik vertik het om met een opgestoken vingertje op een s-m platform te verschijnen. Ik trek me liever terug achter de coulissen van een precolumbiaans arcadia (de Spanjaarden noemden het hier later San Lorenzo, geloof ik). Wellicht vind ik iets in het verleden dat de toekomst zal veranderen. Je zult het nooit weten. Geen brieven meer.

 

Nog eentje dan.

   Ik begrijp niet dat zo veel mensen bang zijn voor AI, bang dat de machines zo slim worden dat ze ons voorbijstreven, bang dat de machines hun scheppers gaan uitroeien. Waarom zouden ze? Als die machines echt zoveel slimmer worden dan de mensen die ze gemaakt hebben, zullen ze hen/ons eenvoudig negeren. Zij/wij doen er dan toch zeker niet meer toe, de evolutionaire taak van Homo sapiens zit er dan op. Zo zie ik dat.

   We kunnen ons beter druk maken over de ware bedreigingen voor het leven op aarde. Zoals het opwarmen van de biosfeer. De mondiale ecosystemen gaan volledig op de schop. Migraties zijn al in tijd en ruimte verschoven. Insecten overleven op plaatsen waar ze voorheen niet voorkwamen. Concurrentie met standsoorten beïnvloedt de wereldwijde leefgemeenschap, inclusief grote grazers en predatoren. Enkele graden opwarming kan de microkosmos van miljarden bacteriestammen op zijn kop zetten – alsof een lam van de koude grond plotseling een leeuw aanvalt – met alle gevolgen voor de rest van de mondiale biotoop. Men weet dat we die temperatuurstijging kunnen vertragen, maar men weet niet dat die vertraging zal worden teniet gedaan door het aanstaande wereldconflict waarbij alle naties tot ontwikkelingsland worden gedegradeerd. En die hebben schijt aan de uitstootbeperking van broeikasgassen. Ik heb het zelf gezien. Het lijkt wel of we dan terugkeren in de tijd, kort na de zwarte dood (1350) maar dan wel met 20 x zoveel mensen dus ook met 20 x zoveel doden wereldwijd, oftewel zo’n 2 miljard. Een druppel op de plaat, maar lokaal behoorlijk ontwrichtend. Voor de cynische wereldleiders was compensatie van de mondiale opwarming door een nucleaire winter trouwens genoeg reden om hun terughoudendheid te overwinnen. Al kon je na de bommen maar beter langs het water wonen, bijvoorbeeld op het Kowloon-schiereiland. Daar is het bovendien minder koud dan in West Europa, nadat de warme golfstroom in de Atlantische Oceaan tot stilstand is gekomen. Stelletje kapitalistische eikels, dat ze dat niet bijtijds zagen aankomen.

   Ondanks al die reële vooruitzichten is men vooral bang voor de verwachte dystopische wereld van AI. Terwijl juist AI de enige optie is om het onheil te keren. Maar daar hebben de meeste mensen in de 21e eeuw geen oog voor. AI wordt voornamelijk in verband gebracht met fraude, fake en desinformatie. Maar kunstmatige intelligentie is zoveel meer, alleen wordt de onderliggende logica en onbegrijpelijke wiskunde door de meeste mensen als een kille manipulatieve bedreiging van ons voortbestaan ervaren. Ironisch genoeg geloven deze mensen van vlees en bloed liever in de onstoffelijke onthaler dan in de evolutietheorie.

   AI is onze grootste bedreiging, nietwaar? Nou, ik ben weg.

 

Om de Vrije Buitelingen ervan te overtuigen dat niet alleen de Kluit het tijdreizen beheerst – door het centraal geregelde onstoffelijken t.b.v. de mentale digitalisering – moet ik eerst uitleggen hoe de neurale hersenwerking en nanotechnologische positionering van stofjes in het lichaamsweefsel precies in zijn werk gaat. Daarna kan ik de samenstelling van de nanogels uiteenzetten. Dan kunnen ze daar individueel gebruik van maken zonder afhankelijk te zijn van de meute. Let op …

Uit: Hasan Pacha De Kluyt ende Buyenlinge (drukproef)

 

 

Op zijn eilandje bij het precolumbiaanse Valdivia (Ecuador) geniet Hasan Pacha van de ongerepte natuur, de gulle schenkingen van zijn aanbidders en van zijn vrijheid om te gaan en te staan waar hij wil, d.w.z. overal tussen toen en nu. Hij heeft ontdekt dat hij tijdens zijn teleportaties zonder probleem kunstschatten onder zijn pij kan dragen om potentiële verzamelaars naar zijn hand te kunnen zetten. Zodat nu Ceder Cohns collectie precolumbiaans aardewerk diens verlangen naar Pacha’s boek over tijdreizen heeft doen verflauwen. Vooral nadat Servantes hem gewezen had op de link met complotdenker Ashtekar.*

 

Zie bijvoorbeeld Christendom. The Triumph of a Religion, AD 300-1300 van Peter Heather (Knopf, 2023) waarin de auteur uiteenzet hoe het tamelijk onsamenhangende christendom dank zij heidense machthebbers (Romeinen en Germanen) steeds meer voet aan de grond krijgt en pas in het begin van het tweede millennium uitgroeit tot een zelfstandige organisatie met een netwerk van priesters en parochies onder auspiciën van de paus.
Edmund Husserl Vorlesungen zur Phänomenologie des inneren Zeitbewusstseins (1928)
Bioloog Hans van Dyck is hoogleraar gedragsecologie en verwoordt het in Het Orakel van de Bosnimf (Lannoo, 2022) als volgt:
Wie niet getraind is als bioloog ziet vaak door de bomen het bos niet. Een lichaam is een complex systeem van meerdere cellen. Maar als je alleen inzicht hebt in hoe individuele lichaamscellen werken, dan heb je nog geen inzicht in het geheel dat ze samen vormen. Het gaat niet om een simpele optelsom maar om wisselwerkingen met feedbackmechanismen en taakverdelingen die van het geheel meer maken dan de som van de onderdelen. In het complexe, dynamische geheel dat een lichaam is, sterven cellen af en worden ze vervangen. Dat lichaam staat ook in wisselwerking met andere lichamen. Samen vormen ze een populatie. Binnen een populatie zullen individuen komen en gaan, maar de populatie vormt wel een dynamisch geheel. Ze staat in contact met andere populaties en vormt zo een ander dynamisch geheel , een soort. Populaties en soorten staan ook in wisselwerking met populaties van andere soorten zoals concurrenten en medewerkers, rovers, ziektekiemen, enzovoort , en vormen een dynamisch ecosysteem. Het vergt een complexe manier van denken in systemen om iets van de levende materie te begrijpen. Dat gaat van immuunsysteem binnen een organisme tot een ecosysteem dat ontspruit uit de vele wisselwerkingen tussen afzonderlijke soorten. Biologie is een opleiding in complex ‘systeemdenken’ op verschillende schalen in tijd en ruimte.
Roel Andringa-Boxum. Ruimte, Tijd, Materie. Epsilon, 2020; George van Hal. Het Elastisch Universum. Fontaine, 2016; Thomas Hertog. Het Ontstaan van de Tijd. Lannoo, 2023
Een goed geïnformeerde en prettig leesbare schets hierover is Oerland van Thomas Halliday (Thomas Rap, 2022).
Vrij naar Isaac Newton. “Als ik verder heb gezien dan anderen komt dat omdat ik op schouders stond van reuzen” schreef de astronoom aan zijn rivaal Robert Hooke in 1675.
Albert Einstein beweerde al dat tijd een illusie is en volgens de veldvergelijking van Archibald Wheeler en Bryce DeWitt is tijd een verstrengelingsverschijnsel (1967), waaruit de natuurkundige Julian Barbour concludeerde dat tijd niet bestaat (The Next Revolution in Physics, 1999). Steeds meer wetenschappers, waaronder snaartheoreticus Nathan Seiberg, astrofysicus Adam Frank en wetenschapsfilosoof Rasmus Jaxland, beschouwen tijd als een staat van bewustzijn, een opvatting die nauw verwant is met tijd als emergent verschijnsel zoals postuum door Stephen Hawking werd verdedigd (On the Origin of Time, 2023)
Zie achter het voorblad van deze site: HET EMERGENTE UNIVERSUM: EEN IRONISCHE ZOEKTOCHT NAAR ZIN en over evolutie: Leesmap/Vademecum/Emergente Evolutie.
Zie deze site: Leesmap/Getijden/TIJREIZIGERS IN LEIDEN
Zie deze site: Leesmap/Vademecum/Doornappels 
Zie deze site: Leesmap/Feuilleton El Instituto/5 Schapenwolfjes
Zie over verhalen vol verlangen deze site: Leesmap/Vademecum/Verborgen Paradijs
Zie voor meer onzin over water deze site: Leesmap/Column/Geheugen van Water

Over de Venus van Valdivia zie deze site: Leesmap/Voor het slapengaan/Venus van Valdivia

Zie deze site: Leesmap/Column/Shiva uit de Andes
Een greep uit de avonturen n.a.v. reizen door de 4e dimensie: - The Time Machine van H.G. Wells werd voor het eerst uitgegeven in 1895 en heeft wellicht een jonge Albert Einstein geïnspireerd tot het concept van de ruimtetijd. Verscheen ook als Classic Illustrated en opeenvolgende tv- en filmbewerkingen. - De Vuurduivel uit 1936 van Joh. Ram is een jeugduitgave van Drukkerij De Spaarnestad, Haarlem met goedkeuring van de Keurraad voor Roomse jeugdlectuur. - Ook de geleerde professor Joachim Sickbock heeft aan tijdmachines gewerkt. In 1960 publiceerde de Nationale Rotterdamse Courant een van zijn sinistere experimenten in het stripverhaal Tom Poes en de Bommel-legende van Marten Toonder. - In Kruistocht in Spijkerbroek van Thea Beckman (1973) reist de hoofdpersoon met een tijdmachine naar de middeleeuwen. - Time Travelers uit 1997 (Barnes & Noble Press) is een verzameling van 24 verhalen van legendarische sf-auteurs onder wie Philip Dick, Robert Heinlein en Ray Bradburry. Inbegrepen is het eerste tijdreisverhaal ooit door Edward Mitchell (1881) .
Ilya Prigogine, Belgisch wetenschapsfilosoof, ontving in 1977 nobelprijs voor zijn theorie van dissipatieve structuren; Zie ook deze site: Leesmap/Vademecum/Kosmische Synergie. Murray Gell-Mann, Amerikaans natuurkundige, ontving in 1969 nobelprijs voor zijn aandeel in de deeltjsfysica; Zie ook deze site: Leesmap/Vademecum/Kosmische Dispositie. Eörs Szathmáry, Hongaars bioloog, publiceerde in 1995 samen met Maynard Smith The Major Transitions in Evolution. Zie ook deze site: Leesmap/Vademecum/Zelfzuchtige Omhelzingen.
Syntropie of negatieve entropie werd door Erwin Schrödinger in 1943 geïntroduceerd om het bestaan van complexe systemen (leven) te verklaren in een universum waar de entropie volgens de regels der thermodynamica alleen maar kan toenemen. Deze benadering wordt in esoterische kringen bestreden. Van tijd tot tijd laait de discussie op. Zie ook: https://www.civismundi.nl/?p=artikel
De wereld van Sofie is een kinderboek over de geschiedenis van de wijsbegeerte, geschreven door Jostein Gaarder en uigegeven door Houtekiet/Fontein (1994)
De wereld van professor Caritat is een filosofische parabel over utopieën geschreven door Steven Lukes en uitgegeven door Singel Uitgevers (1999)
Dominique is het alterego van Ayn Rand in haar debuut The Fountainhead (1943; in het Nederlands vertaald als De Eeuwige Bron). Zie ook: https://www.cliffsnotes.com/literature/f/the-fountainhead/character-analysis/dominique-francon
Heerlijke Nieuwe Wereld is een distopische toekomstroman van Aldous Huxley uit 1932, recent opnieuw uitgegeven door Meulenhoff in Nederlandse vertaling van Pauline Moody (2023)
Het eerste mechanische uurwerk is waarschijnlijk van de hand van Gerbert van Aurillac (Paus Sylvester II) en werd gemaakt rond het jaar 1000. Zie ook deze site: Leesmap/Voor het slapengaan/Satans Kroon
In de loop van de 18e eeuw werd ouders geadviseerd hun kinderen meer bewust te maken van hun tijd van leven. Zie ook deze site: Leesmap/Vergezichten/De zin van het bestaan
Yves Petry. Liefde bij wijze van spreken. De Bezige Bij, 2015
 
Met woorden van gelijke strekking treurde Maria Magdalena om haar ongemakkelijke liefde voor Christus in Jezus Christ Superstar van Webber en Rice (1970). Zie ook: https://www.youtube.com/watch?v=3wE1sKKZqos
Pacha doelt hier natuurlijk op het IIT maar Moontraps verbazing dat hij in de menigte wordt herkend slaat om in verbijstering als hij hoort dat ze naar het Instituut gaan. Hij volgt de groep maar als hij ze in de drukte kwijtraakt bedenkt hij dat Het Instituut in elk internetcafé is te vinden. Het Instituut? Of course, why not...?
Het Instituut, ooit El Instituto gedoopt, is een internationaal netwerk van morele saamhorigheid. Het wortelt in eeuwen van eenzaamheid, miskenning, twijfel en de drang naar solidaire en seculiere vrijheid. Het heeft een egalitaire, open organisatiestructuur en draagt een eensgezind, overwegend atheïstisch gedachtegoed uit. Het Instituut is het emergente product van de Verlichting, de VN, het Internet en Cyberië (hersenemulatie) en de participanten van de niet als zodanig herkenbare communities vertegenwoordigen het gedachtegoed. Kern van de gedachte is de voortschrijdende evolutie: zoals het leven op aarde een voortzetting is van de kosmische transities, zo is de technologische ontwikkeling een voortzetting van de organische evolutie. Tijdens de transhumanistische fase zullen mensen even onmisbaar zijn als microben ooit voor het ontstaan van de eukaryotische cel waren.
Het Instituut is wereldwijd geïntegreerd in onafhankelijke wetenschappelijke instellingen en onderzoekcentra. Het streeft naar de verspreiding van ware kennis en de stimulering van innovatie. Het wordt met talloze anonieme grote en kleine giften belangeloos gefinancierd (een paar bekende namen zijn: Charles Flint, Bill Gates en Ceder Cone).
Professor Hazepad en Huby Moontrap zijn prominente vertegenwoordigers. Van de professor – en zijn alter ego Bolt – wordt allengs niets meer vernomen. Moontrap heeft via hersenemulatie zijn brein laten digitaliseren en als geest de 4e dimensie leren beheersen. Gaandeweg raakt hij daarvan zo in de war dat hij strandt in de jongensjaren van de stichter van Het Instituut, Theodoor Haase.

No reason to get excited

 The thief he kindly spoke

There are many here among us

Who feel that life is but a joke

Bob Dylan: All Along the Watchtower

 

Snoepgigant Ceder Cone kijkt met draaiende ogen door de manshoge glazen wand naar buiten. Het 360o-raam op de hoogste verdieping van de Cone biedt zicht op alle wereldhandelscentra en monetaire bolwerken rondom. De Cone is, bij wijze van spreken, de spil van de metropool. Alles draait om de Cone.

   Rod Servantes houdt met één voet tussen de liftdeur het pakketje onder zijn arm en de blik gericht op het silhouet voor het raam. Omdat het gerucht van de automatische liftdeur geen reactie ontlokt aan de gestalte die kennelijk wordt gefixeerd door het uitzicht legt Rod het pakketje op de tafel naast de lift en trekt zich discreet terug. Hij weet dat hij nu niet moet storen.

   Ceder Cone, CEO van Cone International, heeft geen oog voor de skyline, noch voor de langs vliegende Cicaré 8 dichterbij. Al zijn aandacht is gericht op de mieren. Hun bewegingspatronen doen hem denken aan het stromen van cellichaampjes in de bloedvaten uit de medische films die hij gezien heeft. Geheel wetmatig, volledig door oorzaken bepaald. Al dient het natuurlijk wel de mens. Zo bewegen ook die mieren daar beneden. Ogenschijnlijk op weg, doelgericht, maar feitelijk gestuurd door een innerlijke drive die eenvoudig valt te manipuleren. Natuurlijk had hij de lift gehoord maar hij weet dat Rod hem niet zou storen.

   Twee oorzaken hadden geleid tot Rod Servantes’ positie als COO bij Cone International. Op hun eerste schooldag kwamen hij en Ceder naast elkaar in de klas te zitten – wat hoogst willekeurig was – en bleven maatjes totdat de puberteit hun wegen scheidde. Ceder trok al vroeg zijn eigen plan, op zijn zestiende had hij al een eigen zaak opgezet, iets met webhosting, en nog vóór zijn dertigste bezat hij drie miljardenbedrijven. Rod had veel meer moeite met zichzelf en de wereld om hem heen. Hij leidde een experimenteel bestaan en kreeg tot overmaat van ramp een neurologische aandoening. De tweede oorzaak was dat hij zich had aangemeld als proefkonijn voor een onderzoek naar hyperthymesia dat was uitgeschreven door het Cone Consortium. Zo had Ceder zijn vroegere schoolmaatje terug gevonden.

   Rods supervermogen om zich allerlei futiliteiten te kunnen herinneren werd gediagnostiseerd als HSAM toen hij 19 was. Nu, jaren later, betreurt hij de emotionele verwarring die het destijds bij hem gewekt had en het gebrek aan profijt als gevolg daarvan. Inmiddels heeft hij zijn capaciteiten beter onder controle. Ceder is in zijn nopjes met een rechter hand die alle details van elk moment weet te onthouden. Maar hij beseft ook de keerzijde. Niet aan alles moet je steeds herinnert worden. Hijzelf en zijn COO zijn evengoed mieren die gestuurd worden door de wet van oorzaak en gevolg. Hoop? Een godvergeten illusie. Alleen de innerlijke drive…

   Schokkerig draait hij zich om, stampvoet naar de lift. Op het pakket herkent hij het logo van El Instituto. Hij focust om te zien wie de afzender is - Moontrap ?

 

 (wordt vervolgd)

 

.

 

Ceder Cone tuurt naar het mobiele schermpje. Zijn nystagmus belet hem een scherp beeld te vormen. Dit kan ik beter aan Rod overlaten. Het ongemak is van ondergeschikt belang. Zijn grootste zorg gaat uit naar de verloren tijd. De tijd vanaf het ogenblik dat een boodschap binnenkomt tot het moment dat zijn brein deze verwerkt heeft. Pure verspilling.

   Tussen de informatie-input en de executie-output zit altijd een zekere mate van tijd voor het maken van de nodige afwegingen, wat zijn de voor- en nadelen, wie moeten erbij worden betrokken, hoe kunnen we het beste te werk gaan, enz. De gemiddelde signaalsnelheid in een neuraal netwerk is ongeveer 120 m/s. Een sloom slakkengangetje in vergelijking met de lichtsnelheden in elektronische circuits (3.108 m/s). Je kunt natuurlijk proberen zoveel mogelijk neurale netwerken te vervangen door elektronische circuits. Zet computers in, schaf inspraak af, sluit moraalridders uit, beslis zelf. Het liefst had Ceder gezien dat een besluit dat hij moest nemen al was uitgevoerd.

   En dat brengt hem op een ambitieus idee. Absurd ambitieus, volgens zijn rechter hand. Maar Ceder is ambidexter en hyperambitieus: Wat als mijn beslissing al is uitgevoerd voordat ik het besluit genomen heb?

   Een lichtstraal omvat triljarden fotonen die (bijna) allemaal dezelfde kant opgaan. Slechts een enkele beweegt tegen de tijd in. Hetzelfde geldt voor elektronen. Vermoedelijk zijn er ook mieren die tegen de stroom in lopen. Hoe tegendraads moet je zijn om de wijzers terug te draaien?

   Als Rod binnenkomt met een uitdraai van het versleutelde emailbestand dat hij zojuist vergeefs had geprobeerd te openen, staat zijn besluit vast. Het aanbod om fiscaal te profiteren van een donatie aan El Instituto brengt hem in een gulle stemming.

   “Vraag maar of ze iemand sturen om dat eens haarfijn uit te leggen.”

   Kort daarna al zit Huby Moontrap tegenover hem en doet de wonderlijkste zaken uit de doeken. Het Instituut, zoals hij het noemt, is een ongrijpbaar wereldwijd netwerk zonder centraal gezag dat drijft op kennis, vertrouwen en onbaatzuchtigheid. En op geld natuurlijk, dat al meer dan driehonderd jaar bestaat uit schenkingen van diverse aard. Tegenwoordig functioneert het vooral door uitwisseling van kennis via internet. Met name vragen over tijd en ruimte zijn erg populair. En over geld natuurlijk, alweer. “Maar daarvoor ben ik hier.”

   Na een droogkomische uitleg over schenkbelasting, doelbelegging en voordeelhypotheken kan Huby het niet laten om te vragen of hij nog tijd heeft. Waarop Ceder het evenmin kan laten om te doen alsof.

   “Ik heb gisteren een besluit willen nemen in de kwestie waarover je me nu informeert,”

   Scherpzinnig stelt Moontrap vast dat tijdreizen wellicht soelaas kan bieden. Hij zal zien wat hij kan doen, Hasan Pacha indachtig.

 

 (wordt vervolgd)

 

 

 

Als Ceder het pakketje openmaakt vindt hij daarin een brief en een proefdruk van Pacha’s De Kluyt ende Buytenlinge. Namens Het Instituut bedankt Moontrap hem voor zijn genereuze financiële injectie en adviseert hem contact op te nemen met de auteur van het bijgesloten manuscript. Hij verontschuldigt zich voor deze ouderwetse wijze van communicatie maar hij heeft op dat moment geen andere middelen tot zijn beschikking. Hij loopt niet altijd in de (digitale) pas, met z’n bejaarde kop. Pacha wellicht wel maar die is waarschijnlijk moeilijk te bereiken; bezig met één van z’n projecten, heel ver weg. Maar zijn werkzaamheden zouden voor Ceder wel eens een hele openbaring kunnen zijn.

   Genotmiddelen voorzien in een behoefte die ze zelf geschapen hebben. Niemand heeft ze nodig maar niemand kan nog zonder. Snoep is de drug, legaal en lucratief, maar Ceder is niet de enige producent. De concurrentie is moordend. Het is alsof ze een wedstrijd doen en wie het eerst over de streep komt heeft gewonnen. En alleen de winnaar heeft de prijs. Dus elke manier om een stapje vóór te zijn is welkom. Pacha’s nanogels zijn méér dan welkom want ze kunnen heel wat meer dan één stapje opleveren. Ceder ziet zichzelf al als de gevierde keizer op het topje van de suikertaart.

   Totdat Rod hem wakker schudt uit zijn zoete marsepeinzingen. De scherpzinnige COO, die de kleinste oneffenheden op het pad van roem nog in de gaten heeft, helpt hem er aan herinneren dat ze die wonderknikkers eerst nog in hun bezit moeten krijgen. Hoe gaan ze dat aanpakken? Rod mag dan een wat trage start hebben gemaakt, hij is oerpraktisch ingesteld. Als je de pot wil winnen moet je wel genoeg knikkers hebben .

   Nou, die heeft Ceder.

   “We gaan die Pacha een bod doen dat hij niet kan afslaan.”

   In Ceders wereld is voor geld bijna alles te krijgen, als dat niet genoeg is zijn er andere middelen om iemand het mes op de keel te zetten en je zin door te drijven. Wat dacht je wat? Niets is onmogelijk, de wereld in je zak, met de zweep wie niet gehoorzaamt, wie niet weg is krijgt de knoet.

   De COO gaat dit veel te ver, hij weet nog goed hoe zijn eigen warrigheid werd uitgelegd als traagheid. Met knikkers dacht hij meer aan harses, slimme koppen, mensen met verstand. Niet aan geld. Ondanks zijn prominente positie bij Cone International heeft hij zijn wortels nooit verloochend. Om de twee of drie maanden heeft hij een rendez-vous met Juul en Steef. Juul is een jeugdvriendin die getrouwd is met een Amerikaanse oogarts die Rodney heet. Bij elk weerzien grapt ze dat er in haar ogen meer Rods (staafjes) dan Cones (kegeltjes) zijn. Steef is nog een maatje uit de tijd dat ze rondzwierven als daklozen. Nu heeft hij een groot gezin en is, oh ironie, makelaar in woonhuizen geworden. Het waren onafhankelijke geesten die zelf hun levensweg bepaalden.

   Rod Servantes had ook het boek van Pacha gelezen. Hij begreep heel goed dat diens onafhankelijke geest niet eenvoudig te manipuleren was. Sterker nog, je kon de publicatie van zijn boek blokkeren maar of je hem zelf voor je karretje kon spannen viel nog te bezien.

 

*

 

Het mooiste wat Ceder ooit gezien heeft is een documentaire over witte mieren* die Rod voor hem heeft opgenomen. Daarin is een scène dat een groot aantal diertjes gelijktijdig met hun voelsprietjes informatie uitwisselen. Eén dier verlaat de groep om een voedselpakketje op te halen, op hetzelfde moment dat een ander dier aansluit om door te geven waar dat is te vinden. Volgens het begeleidende commentaar is hier wellicht sprake van kwantumverstrengeling: de informatiestroom gaat sneller dan het licht.

   ”Dat wil ik ook!”

   Qua ‘schoonheid des levens’ zijn de witte mieren evenwel geen partij voor Pacho’s nanogels. Die geestverruimende toverballetjes waarmee je, mits je weet hoe ze te gebruiken, andere tijden kunt verkennen zoals hijzelf ooit de snoeptrommels van Mars aan een ‘lijfelijk’ onderzoek had onderworpen: hij had alles geproefd.

   “Dat boek mag niet gepubliceerd worden! Daar zal ik een stokje voor steken. Alleen ik zal er gebruik van mogen maken.”

 

 (wordt vervolgd)

 

Witte mieren zijn eigenlijk geen mieren. Ze zijn meer verwant aan kakkerlakken. De miljoenen diertjes in een kolonie zijn allemaal kinderen van hetzelfde koningspaar dat wel vijftig jaar oud kan worden. Ze communiceren met hun voelsprieten, wisselen daarmee in elk geval chemische informatie uit, misschien nog wel meer. Het zijn net wandelende hersencellen.

   Ze bouwen hun forten vooral onder de grond, met indrukwekkende metershoge ventilatiepijpen. De bouwwerken zijn keihard, nauwelijks open te breken, net als ons schedeldek dat onze hersenen moet behoeden tegen beschadiging. Daar leven ze in symbiose met bacteriën, eencellige zweepdiertjes en schimmelsoorten, die ze onderhouden in schimmeltuinen (een soort landbouw). Die geheel andere organismen moeten hen helpen om hun plantaardige voedsel (houtstof of cellulose) geschikt te maken voor consumptie (zoals wij de aardappels koken laten zij ze als het ware voorkauwen). Daarnaast houden ze vaak andere termieten als slaven voor fysieke arbeid.

   Er zijn gespecialiseerde kasten van mannelijke en vrouwelijke dieren voor allerlei bezigheden en voor het aansturen van de slaaf gemaakte soorten (of is dat ook symbiose?). Soldaten zijn er niet in de vrijwel ondoordringbare forten. Daarentegen vertonen de hogere kasten een soort samenscholingsgedrag waarbij ze elkaar allemaal met de antennes beroeren. Ze zijn gevrijaard van alle andere werkzaamheden en worden zelfs gevoed en schoongelikt door hun ondergeschikten (dat is althans mijn interpretatie al neigt die naar antropocentrisme). Ik kan me niet onttrekken aan het vermoeden dat hier iets heel bijzonders gebeurt. Dit is wellicht de clou!

Uit: Pacha's De Kluyt ende Buytenlinge (unpubl.)

 

 

De toverbal lijkt sprekend op een nanogel. Maar schijn bedriegt. De bedrieger bedrogen. Al is de leugen nog zo snel ...

 

 

Rod Servantes is geen denker. Hij beschouwt zichzelf meer als een waarnemer. Hij heeft allang gezien dat doctor Pacha regelmatig uit beeld verdwijnt, maar hij kan geen oplossing voor dat probleem verzinnen. Potentiële uitgevers heeft hij kunnen lokaliseren om hen, volgens zijn instructies, van te overtuigen om niet in zee te gaan met deze pseudowetenschapper. Maar hij vraagt zich af of hij daarmee volledig recht doet aan Ceders wensen. Tenslotte gaat het niet om de publicatie van het boek maar om de productie van de nanogels. Voor zover hij heeft begrepen.

   Nanogels voor een eeuwig leven, dat snoepgoed kan de ondergang betekenen van Cone International. Die productie moet onmiddellijk stoppen! Tenzij … tenzij ?

   Luilekkerland zal nooit verdwijnen maar de berg rijstebrij verandert wel in een ander lokmiddel. In cafeïnemeren waarvan je vleugels krijgt, in chocoladeheuvels op Mars, in marahuanavelden langs de tabaksloges, enz. Machtzucht is vergankelijk maar doodsverlangen eeuwig. Who wants to live forever? Je kunt het beste maar gewoon jezelf blijven, het leven nemen zoals het komt zonder te verlangen naar méér. Wie dat toch doet komt bedrogen uit en zal vroeg of laat de tol betalen.

   Voor Ceder Cone bijvoorbeeld. De tol die hij betaalt is dat hij doodgaat, aan het einde van zijn leven, al heeft hij er zijn hele leven naar gestreefd om dat moment te voorkomen. Het zal hem niet lukken. Eigenlijk is hij een meelijwekkende tycoon, een kind dat wordt overgeslagen als de taart verdeeld wordt, al had hij hem zelf gebakken.

 

Maar zo ver is het nog niet. Zijn brein had hem een loer gedraaid. Een te hoge bloedsuikerspiegel, wellicht. Niet alle snoepgoed is onschuldig.

 

Rod Servantes is geen denker. Hij is meer een man of action. Hij moet onmiddellijk contact opnemen met de directie van het IIT in Delhi, met Chakradhar Ashtekar. Alles in het werk zetten om het recept te bemachtigen. Die complotdenker valt vast wel wat op de mouw te spelden. Voor geld is alles te koop. En dat boek mag niet in de openbaarheid komen, het zou anderen wel eens op een idee kunnen brengen. Kan die Pacha niet gewoon verdwijnen? Dat had Ceder hem gevraagd. Kunnen we hem niet in diskrediet brengen? Iets?  Hoever legt hij de grens? 

 

 

Een onheilspellend gebrul golft over de Idistavisovlakte bij de rivier de Wezer in wat nu Duitsland is. Vanuit het nabije woud stromen 50.000 Germaanse krijgers over de bedauwde grasvlakte, die ritmisch met hun speren tegen de schilden bonken en elkaar met strijdkreten ophitsen.

   Enige honderden meters verderop slaat een jonge Romein in blinkend borstharnas en paarse mantel de krijgers gade. Hij heet Germanicus en heeft lang op dit ogenblik moeten wachten. Daarginds in het gewoel op de vlakte staat de Germaanse hoofdman Arminius die verantwoordelijk is voor de slachting van meer dan 18.000 Romeinse soldaten in een hinderlaag zeven jaar eerder, in het jaar 9. En Germanicus heeft zich ten doel gesteld namens Rome wraak te nemen.

   Rondom de jonge Romeinse veldheer staan ruim 76.000 Romeinse legionairs en hun bondgenoten. Schouder aan schouder wachten ze zwijgend het aanvals­teken af. Bijna drie jaar lang zijn de troepen van Germanicus op veldtocht door de diepe wouden van Germanië gevolgd. Te vuur en te zwaard hebben ze een oorlog gevoerd waarin geen van de partijen de ander genade heeft getoond. Nu lijkt de laatste slag nabij. De Romeinen zijn paraat. Dan komen de Germaanse krijgers in beweging en stormen brullend de vlakte over.

   ‘Zodra Germanicus zag dat de vijand driftig de aanval ingezet had, beval hij de ruiterij om in de flank aan te vallen,’ schrijft de Romeinse historicus Tacitus.

   De slag bij Idistaviso is begonnen.*

 

Wraak is van alle tijden. Ceder kijkt geboeid naar de documentaire over historische bloedbaden. Na de vergeldingsactie van de Romeinen ziet hij beelden van gefrustreerde Duitse soldaten die in 1944 op de terugweg uit bezette gebieden de burgerbevolking van verschillende Franse dorpen op gruwelijke wijze uitmoordden.

   Wraak is van alle volkeren. Een fragment toont een wraakactie van Amerikanen in Chenogne waar ze tientallen jonge Duitsers liquideerden. Er werden machinegeweren opgesteld. Deze jongens moesten dood. Wij pleegden nu dezelfde misdaden als de Jappen en de Duitsers, vertelt voormalig sergeant John Fague van de Amerikaanse eenheid.

   In 2023 doodden Israëlische soldaten er eveneens moordlustig op los. De enige goede Palestijn is een dode Palestijn. De joodse bloeddorst is een antwoord op eeuwenlange onderdrukking, vervolging en uitroeiing. Maar in Guantánamo Bay gedroegen Amerikaanse bewakers zich niet minder wraakzuchtig tegen gevangen moslims.

   In iedereen huist een heuse sadist. Iemand die uit verveling vliegen de vleugeltjes uittrekt. Sadisme verdrijft saaiheid, lekker pesten tot het eng wordt. Maar die grens legt lang niet iedereen. De beelden tonen jouwende kinderen en het silhouet van een gehangene. Het beeld vloeit over in dode lijven die bungelen aan boomtakken terwijl de commentaarstem heeft plaatsgemaakt voor de zangstem van Billy Holliday met Strange Fruit.

   Wellicht wat sentimenteel maar het toont hoe groepsgevoel een vrijbrief kan zijn voor moord. Er is geen bevel nodig, je eigen bloeddorst is voldoende. Niet de zogenaamd verantwoordelijken maar het ordinaire voetvolk draagt schuld!

   Fado en Tyler werden vlak bij hun huis door een groep leeftijdgenoten doodgeschopt nadat op de sociale media was opgeroepen om vreemdelingen uit te roeien. Eén van de daders verklaarde dat Fado een ‘rare gast’ was en dat hij het lekker vond om die snuiters op te ruimen, vooral als daartoe werd opgeroepen. Op de vraag van de rechter of hij geen spijt had antwoordde hij verbaasd: ‘Ze hadden er toch om gevraagd?’

   Tijdens de begrafenis van Tyler verbleekt het scherm en verschijnt er een tekst in beeld:

 

  Dans la vie on ne fait pas ce que l'on veut,

mais on est responsable

de ce que l'on est

Jean-Paul Sartre

 

'In het leven doen we niet wat we willen, maar zijn we verantwoordelijk voor wie we zijn’. Inderdaad, iedereen is verantwoordelijk voor zijn/haar eigen daden. Het is absurd dat sadistisch schorem (in de gevangenis, op het slagveld of gewoon op straat) wegkomt met doodslag en alleen hun meerderen (commandanten, directeuren, ultrarechtse partijleiders) op het schavot worden gedaagd. Rod zou ook niet een van mijn concurrenten de kop inslaan, al zou ik hem nog zo dwingend vragen dat te doen.

   Rod Servantes had inderdaad niets moordzuchtigs in de zin. In plaats daarvan wilde hij Pacha zien te overtuigen dat het beter was om diens boek te vernietigen dan te publiceren. Dan zou Cone International erop toezien dat Pacha’s team in Delhi niets zou overkomen en dat hijzelf ongestoord verder zijn gang kon gaan. Een aardigheidje voor Ceder Cone werd natuurlijk wel op prijs gesteld.

 

 

 

 

De muziek die je hoort is Bitches Brew van Miles Davis feat. Wayne Shorter, Bennie Maupin, John McLaughlin, Chick Corea, Joe Zawinul, Dave Holland en Harvey Brooks, voorafgegaan door Night Watcher van Eternal Eclipse en afgesloten met Time it's Time van Talk Talk. Daarna volgt Roger Waters' en Ron Giesins ecoview uit 1969 (Grantchester Meadows en Several Species of Small Furry Animals Gathered Together in a Cave and Grooving with a Pict)