HOMO LUMINUS, DE VERLICHTE MENS

Onderwerping van God

 

 

Of er een god bestaat is niet relevant, de mens bestaat, dát is waar het om gaat! Hun aantal neemt gestaag toe (kijk maar eens naar het tellertje) en desondanks zijn velen eenzaam. Als een ander je niet aanraakt kun je dat gelukkig altijd zelf nog. Al blijft het gebrek aan verbondenheid bestaan. Je kunt de leegte vullen met dat wat iedereen vervult die niet alleen wil zijn. Wie gaat met God is nooit alleen.

   Eenzaamheid is ongezond. Bij eenzame mensen is de afweer minder goed ontwikkeld. Compensatie van eenzaamheid door religie is evolutionair voordelig. Geloof in God is een overlevingsstrategie.

   Vrijheid is een groot goed. Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van geloofsovertuiging. De eigen God is altijd de beste. Alleen hoeft niemand dat te weten. Wie zijn eigen God te serieus neemt zal weinig vrienden maken. Zelfspot, het krachtigste sociale bindmiddel na God.

 

 

Halverwege het tweede millennium kregen steeds meer christenen moeite met de onwrikbare standpunten van de kerk en de vervolging en executie van mensen die beweerden dat de wereld misschien wel anders in elkaar stak dan men de afgelopen duizend jaar was gedwongen geweest om te geloven. Of, zoals de Nationale Conventie in 1792 verkondigde bij monde van haar intellectuele lid Nicolas de Condorcet: “Weg met de tirannie van de arglist over de onwetendheid”.

   In de 18e eeuw klonk de roep om redelijkheid en rechtvaardigheid zo krachtig dat een ingrijpende maatschappelijke verandering onafwendbaar was. Verlichtingsdenkers hadden na de Portugese aardbeving in 1755* hun twijfel uitgesproken over het bestaan van een rechtvaardige God en een pleidooi gehouden voor rationeel optimisme. Er werd opgeroepen om zich niet langer door de machthebbers de les te laten lezen.

   De Franse Revolutie maakte een einde aan het autoritaire absolutisme van kerk en staat dat elke vorm van rationele kritiek op de geloofsleer de kop indrukte. Secularisatie leidde tot scheiding van kerk en staat. Democratisering en industrialisering breidden zich als een inktvlek uit over Europa en ontketende een technologische revolutie in de hele christelijke wereld. Het verstand had God onderworpen.

   Maar God was niet dood. Bij vrijwel iedereen, verlichte denkers incluis, heerste en heerst de overtuiging dat God in hen huisde/huist en – alle kerkdienaren ten spijt – Zijn boodschap direct naar hun brein doorsluist zodat ze er kennis van konden en kunnen nemen. Het godsbesef als noodzakelijke voorwaarde voor een zinvol bestaan.*

 

Nu het meer dan twee eeuwen geleden is dat een combinatie van feodale uitbuiting, geestelijke onderdrukking en verlicht denken een maatschappelijke omwenteling teweeg heeft gebracht, zie je dat het geloof in een christelijke God niet is verdwenen maar hooguit een meer persoonlijke aangelegenheid is geworden. Zonder geloof in God kun je eenvoudig niet bestaan. Het lijkt wel een vorm van commensalisme, alleen is het God die in óns woont en niet omgekeerd.  

   Voor de ware gelovige is God een emergent verschijnsel. Was het niet de apostel Paulus die vroeg: “Wie bent u eigenlijk dat u, een mens, iets tegen God zou inbrengen? Vraagt het aardewerk soms aan de pottenbakker: ‘Waarom hebt u mij gemaakt zoals ik er uitzie?’” (Romeinen 9:20).

   Dat maakt God net zo onkenbaar als ons ZELF. Het is er ook al kunnen we er niet bij. We kunnen wel een tijdje zonder, maar het moet niet te lang duren. Sommigen noemen het een zinsbegoocheling, maar wat zou dat? Of God en ons ZELF al of niet bestaan neemt niet weg dat de meeste van ons kracht putten uit een vermoeden van wel. Kennelijk genereren die gedachten onze overlevingsdrang. God als antwoord op onze doodsangst: “Klom ik naar de hemel – U tref ik daar aan. Lag ik neer in het dodenrijk – U bent daar.” (Psalm 139-8).

 

Als verlichte geest kun je het bestaan van God in twijfel trekken, zonder dat je bang hoeft te zijn dat iemand daartegen bezwaar maakt. Conform kun je ook het ontstaan van religie als een typisch menselijke aangelegenheid met open vizier tegemoet treden. Daar is ondertussen al heel veel over gezegd, zowel door godgelovigen als door atheïsten. Voor de ene groep opent religie de weg naar openbaring, voor de andere komt het voort uit evolutionaire overlevingsdrang. Doelgerichtheid versus oorzaak.*

   Voor wie scheppingsverhalen te simpel (statisch) vindt is een ontstaansgeschiedenis een ontwikkelingsproces (dynamisch). De evolutie van het menselijk geloof heeft een begin, op zijn vroegst toen de mens ontstond (de vraag of andere primaten geloven laat ik hier buiten beschouwing). In de organische evolutie wordt verondersteld dat een overerfbare verandering door natuurlijke selectie in een betrekkelijk korte tijd een overheersende rol binnen een soort kan spelen: individuen met de nieuwe eigenschap verdringen hun soortgenoten. Mits die eigenschap een betere overlevingskans biedt.

   Dit roept een paar cruciale vragen op. Wat kan de aard van die eigenschap geweest zijn, op welke manier leverde dat voordeel op en was er sprake van een hoofd- of bijproduct?

   Om met dat laatste te beginnen, onder een bijproduct verstaat men in deze context een toevallige erfelijke eigenschap die ‘meelift’ met een essentieel, onmisbaar erfelijk kenmerk. De boodschap is dat de eigenschap (geloof in dit geval) gemist kan worden.*

   Over de vraag hoe religie de kans op overleving vergroot is iedereen het eigenlijk wel eens: het versterkt de band tussen de groep en het individu. Let wel, het sociale gedrag van Homo sapiens bestaat ook zonder religie (net als bij andere sociale dieren is dat erfelijk bepaald), mét religie wordt de groep alleen maar hechter. Hoe hechter die band, hoe beter de groep kan functioneren en hoe meer dat de afzonderlijke leden ten goede kan komen. Een hechte groep kan vijandig staan tegenover een andere hechte groep maar juist uitnodigend tegenover de leden van een lossere gemeenschap die zich daardoor wellicht laten opslokken. Grote groepen domineren over de kleintjes.

   De oorsprong van religie als hechtmiddel kan van puur culturele aard zijn. Als groepen zich eenmaal vestigen en in grootte toenemen, vereist dit administratief beheer. De groep moet bestuurd worden en dat gaat vergezeld met voorschriften, verhalen, verboden e.d. afkomstig van een autoriteit van boven. Kortom, met religie. Een gevolgtrekking van die veronderstelling is, dat religie pas ontstond toen mensen zich vestigden (landbouw), dat nomaden minder spirituele aanleg hebben (daarom zijn ze altijd onderweg) en dat het géén aangeboren kenmerk is.

   Toch bestaat er een breed gedragen vermoeden dat er in het individuele brein van Homo sapiens een ‘constructie’ bestaat die het religieuze denken heeft gegenereerd. Door taal kunnen die eerste indrukken al ruim vóór het ontstaan van landbouw cultureel verspreid zijn, maar nóg eerder moet er een soort ontvankelijkheid zijn geweest. Een mens moet zich toch eerst een beeld van iets hebben gevormd voor dit aan een ander te kunnen doorgeven. Over het tot stand komen van die beelden bestaan uiteenlopende hypothesen. Ze hebben allemaal gemeen dat ze de overlevingsstrategie van het individu ten goede komen.*

   De suggestie dat er eerst een individuele neurologische ontvankelijkheid moet zijn geweest die daarna versterkt wordt door het saamhorigheidsgevoel, veronderstelt dat het ontstaan van religie een tweetrapsraket is: individuele selectie gevolgd door groepsselectie*. Een eenvoudiger en daarmee een aantrekkelijker hypothese is wanneer beide niveaus kunnen worden samengevoegd tot één fenomeen.#

   Eenzaamheidsgevoel wordt vooral geassocieerd met bejaarden, met mensen die veel van hun naasten zijn kwijtgeraakt en alleen achter zijn gebleven. Dat is echter lang niet het hele verhaal. Het gevoel van eenzaamheid treft iedereen al op jonge leeftijd. Het is het gevoel dat je bekruipt zodra je probeert erachter te komen wat je ZELF precies is. En tot de ontdekking komt dat je dat niet lukt. Er is niemand die je kan helpen. Je zelfbewustzijn krimpt tot een minuscule speldenknop. En vervolgens wordt je overweldigd door het gevoel dat je het universum omarmt: jouw ZELF is deZELFde als van ieder ander. Je hoeft je alleen maar te wenden tot die ander. Die heeft precies hetZELFde ervaren. Het is een universeel kenmerk dat ons tot mens maakt. Vanaf het eerste begin.

   Dit hermetische denken#  klinkt buitengewoon zweverig, misschien zelfs poëtisch, maar is het ook toetsbaar? Tsja, dat is een vraag die je bij elk historisch model kunt stellen, of het nou gaat om de verduistering van de middeleeuwen of de Braziliaanse ploftor,  geschiedenis en evolutie zijn in het laboratorium niet na te bootsen. Het gaat dus om argumenteren.

   Het al op vroege leeftijd ontdekken van het ZELF kan iedereen zich herinneren. Evenals het vermoeden dat dit ZELF iets transcendents is, iets goddelijks, dat jou met al het andere verbindt. Dus ook met andere mensen. Niet zelden wordt het beleefd als een ogenblik van kosmisch geluksgevoel, een soort één zijn met God. Om daarna terug te vallen in een gapend gat van eenzaamheid. Vandaar het realistische tegenwicht van de sociale coherentie. Als je dan geen God kunt zijn, dan toch in elk geval een mens onder de mensen.

   Het ontstaan van de spiritualiteit (het geloof in een God) vindt plaats in de neocortex (waar het zelfbewustzijn zetelt). In combinatie met de serotonerge neurotransmissie die een korte roes opwekt, ervaar je vrijwel tegelijkertijd zowel een visioen van het goddelijke als van de verbondenheid met andere mensen. Het achterwege blijven van dat saamhorigheidsgevoel, het blijven steken in de mystieke bewustzijnstoestand, heeft een negatieve invloed op het immuunsysteem. Het eenzaamheidsgevoel leidt tot verhoogde productie van de neurotransmitter noradrenaline, een stof die onder meer de genexpressie van ontstekingsremmers onderdrukt en de productie van cytokinen stimuleert die ziekteverschijnselen in de hersenen veroorzaken. Individuen met een godservaring én met bindingsdrang hebben meer overlevingskans.*

 

Het natuurlijke selectieprincipe waarop de organische evolutie is gebaseerd verloopt slechts langzaam. Implementatie van een aangeboren eigenschap vereist een groot aantal generaties waarbij gedacht moet worden aan een tijdsduur van vele honderdduizenden jaren. Het heeft mogelijk een rol gespeeld bij het ontstaan van de mens (en zijn godsbeeld) maar tijdens zijn verdere culturele ontwikkeling is het niet meer van belang. Daarvoor is de tijdsduur te kort.

   Het bekende ‘wij’ versus ‘zij’ (al bij kinderen aanwezig) is mogelijk zo’n aangeboren eigenschap en wordt ongetwijfeld versterkt door culturele overwegingen. Het groepsgevoel dat mede door religiositeit tot stand kwam, kan verder versterkt worden door tegenover de eigen God (het wij-gevoel) die van de ander te plaatsen. Waarbij God trouwens ook door andere bindmiddelen kan worden vervangen (nationaliteit, politieke kleur, voetbalclub).

 

Tweehonderd jaar geleden zou een verlichte geest die het bestaan van God opvatte als een hersenspinsel in brede kring de kans lopen om te worden gekastijd. Daar hoef-tie vandaag de dag niet bang voor te zijn. Of wel soms? Het hangt ervan af hoe breed die kring is. Een aanzienlijk deel van de mensheid zal hem hardhandig terechtwijzen: blasfemie, heiligschennis, godslastering, er zijn genoeg woorden voor, maar hij kan ze beter voor zich houden, in sommige kringen zijn ze er niet van gediend.

   Minder moeite heeft de schare van orthodoxe engerlingen met de wrekende doodseskaders: “iedereen moet kunnen zeggen wat-ie wil, niemand hoeft een blad voor de mond te nemen en wie het gore lef heeft met z’n vuile jatten aan onze waarden te komen, moet niet raar opkijken als ze worden afgehakt.” 

  

Het verlichte denken propageert vrijheid, maar hoe zit het met de verantwoordelijkheid? In zijn ‘categorisch imperatief’ stelt de filosoof van het vrije denken,  Immanuel Kant (mens, durf te weten) dat niemand hoeft te dansen naar de pijpen van een ander, dat elk mens in staat is zijn eigen keuzes te maken en te handelen in vrijheid als een zelfstandig individu. Kant verwachtte dat wie bewust is van zijn vrijheid automatisch ook de verantwoordelijkheid zou dragen voor zijn handelen in vrijheid. Dat is echter een ideaal beeld gebleken. Waar de handelingsvrijheid de norm is geworden, wordt de verantwoordelijkheid nogal eens uit het oog verloren.

   Dat is bijvoorbeeld het geval met de vrijheid van meningsuiting. Iedereen moet kunnen zeggen wat-ie wil, ongeacht wat anderen daarvan vinden. Als iemand beweert dat alles naar de sodemieter gaat omdat niemand meer een blad voor de mond hoeft te nemen, dan kun je het daar al of niet mee eens zijn, maar meer ook niet. Als iemand een scheldtirade afsteekt tegen de klimaatsceptici of de spot drijft met hen die geloven dat de aardse woestijnen in een weide- en rivierenlandschap zullen veranderen, hoeft niemand daar aanstoot aan te nemen. Maar wat te doen als het individu zich uitspreekt tégen de vrije meningsuiting zelf?

   Voor Kant was zo’n dilemma in strijd met het zedelijk bewustzijn. In de 18e eeuw was het collectieve verantwoordelijkheidsbesef zo vanzelfsprekend dat de individuele vrijheid van de één zich nooit zou uitspreken tegen de individuele vrijheid van de ander, meenden de idealistische verlichtingsfilosofen. Waarschijnlijk komt dat door de mate waarin de samenleving doordrenkt was met het geloof in God. Men beriep zich nog op de autoriteit van boven. Zin en betekenis werden gedomineerd door het onberekenbare toeval. Verantwoordelijkheid was geen attribuut van onmondige mensen (net zo min als vrijheid trouwens). In de geïndividualiseerde wereld van 200 jaar later is dat wel anders. Verantwoordelijkheid nemen wordt nu veeleer gezien als een individuele plicht dan als een collectief automatisme.

   Vrijheid van meningsuiting ontkent zichzelf door een ander de mond te willen snoeren. Het is of je tegen iemand zegt dat-ie alles mag geloven, behalve leugens. Voor de één de waarheid is voor de ander bedrog. Ook de halve waarheid is frauduleus. En wie het hardst schreeuwt, heeft gelijk. Of kan het anders? Is het mogelijk om in één klap de dictatuur van de zakkenvullers én de dystopie van de populisten te ontmaskeren?

 

Politieke redelijkheid vereist dat iedereen zijn/haar zegje mag doen. Is het dan  rechtvaardig als de zwijgers niet worden gehoord? Als alleen de sprekers het woord voeren, wat doen de stommen er dan nog toe? Hoe ‘samen’ is de samenleving eigenlijk? Haar democratische structuur moet dat garanderen, maar houdt tegelijk de onrechtvaardigheid in leven. ‘Samen’ is toch eerder ‘wij’ en ‘zij’. Het meest voor de hand liggende alternatief om de stillen het woord te geven is loten. In plaats van stemmen.#.

 

In sommige kringen is ‘de vrije wil’ op hol geslagen, en laat men zich door horden als betamelijkheid en respect niet tegenhouden. Andere gezelschappen hebben ‘de vrije wil’ zelfs nooit van stal gehaald. Zij zijn volledig doordrongen van het godswezen dat hun lotsbestemming bepaalt, net zoals de meeste mensen 2½ eeuw geleden. Hun levensloop ligt vast, ze mogen dankbaar zijn voor het genoeglijke en moeten in het kwaad berusten. Niet alleen hun leven is in handen van God, ook hun lichaam is Zijn eigendom. Zelfmutilatie, plastische chirurgie, zelfs tatoeëringen en piercings zijn heiligschennis en dus godslasterend. Je wil het niet geloven met al die oorlogen die in naam van God gevoerd zijn maar je zelf het leven benemen wordt als moord beschouwd (evenals abortus en euthanasie).

   Ook de volgelingen van het rationele denken, de verlichte geesten zelf, zijn vaak bloedserieus als het gaat om hun eigen gelijk. Hun zelfgenoegzaamheid verhindert hen om in te zien dat niet iedereen het met hen eens is en weerhoudt hen ervan om hun fundamentele afhankelijkheid van anderen te aanvaarden. Het is of ze zijn blijven steken in een autistisch mensbeeld van fysiek gescheiden werelden terwijl onze mondiale samenleving juist een enorme groepsoverlap vertoont. Hun boodschap van redelijkheid zal pas werkelijk aanslaan als ze de nodige terughoudendheid in acht nemen, zichzelf kwetsbaar opstellen, enige zelfspot uitdragen. Door te tonen dat je niet feilloos bent en ook de waarheid niet in pacht hebt, maakt je kwetsbaar maar ook innemend.

   Homo luminus mag dan God hebben onderworpen, de mensen zelf zijn de afgelopen tweehonderd jaar nauwelijks veranderd. Allemaal dezelfde soort kuddedieren, met hetzelfde verlangen om te overleven en dezelfde angst om alleen achter te blijven, menen sommigen.#  De ware onderwerping van God is als men beseft dat er veel meer dan één God is. Bij voorkeur net zo veel als er mensen zijn op aarde. Zonder dat die zich terugtrekken in de eenzaamheid van het ZELF. Met God valt niet te spotten, met mensen gaat dat juist bijzonder goed.

 

 

Gerelateerde Nederlandstalige literatuur

Karen Armstrong. In de naam van God. De Bezige Bij, 2014

Joachim Duyndam, Rob Buitenweg, e.a. De autonome mens. Sun, 2007

Bas Heijne. Onredelijkheid. De Bezige Bij, 2008

Victor Lamme. De vrije wil bestaat niet, Bert Bakker, 2011

David van Reybrouck & Thomas d’Ansembourg. Vrede kun je leren. De Bezige Bij, 2017

Jean-Jacques Rousseau (vert. Bert van Roermund). Het maatschappelijk verdrag. Boom, 2015

Paul Smit. Verlichting voor luie mensen. Samsara, 2013

Roos Vonk. Liefde, lust en ellende. Scriptum Psychologie, 2013

 

Niet alleen de grootte van de wereldbevolking, maar ook tal van andere zaken in real time: http://www.worldometers.info/nl/
Marie Jean Antoine Nicolas de Caritat (1743-1794) ontleende zijn titel Markies van Condorcet aan de stad Condorcet in het zuiden van de Drôme. Hij zat bij de Jezuïeten in Reims en het Collège de Navarre in Parijs en hij studeerde wiskunde aan het Collège Mazarin in Parijs.

In 1765 publiceerde hij Essai sur le calcul intégral. Vanaf 1769 was hij lid van de Académie des Sciences gedurende welke tijd hij verscheidene belangrijke stukken schreef, zoals zijn publicatie in 1772 over de integraal rekening dat lovend werd ontvangen.

Kort daarna ontmoette Condorcet de econoom Turgot die beleidsambtenaar was ten tijde van Lodewijk XV. In 1774 werd Turgot benoemd tot algemeen controleur van de financiën onder koning Lodewijk XVI en hij benoemde Condorcet tot algemeen controleur van Financiën.

In 1776 werd Turgot uit zijn functie ontheven en Condorcet bood zijn ontslag aan. Dit werd echter geweigerd en hij bleef tot 1791 in functie.

In 1777 werd Condorcet benoemd tot Secretaris van de Académie des Sciences. Op aanraden van Voltaire en d’Alembert had hij zich toegelegd op het schrijven van necrologieën om daarmee zijn kans op benoeming te vergroten. Dat vruchtbare advies had zijn wiskundige productiviteit echter ernstig beknot.

Zijn publicaties gingen voornamelijk over kansberekening en logica met als belangrijkste verhandeling een Essay on the Application of Analysis to the Probability of Majority Decisions (1785). Dit stuk is van grote invloed geweest op de ontwikkeling van de waarschijnlijkheidsleer.

Het is beroemd geworden door de ‘Paradox van Condorcet’: het is mogelijk dat de meerderheid de voorkeur geeft aan optie A boven optie B, een meerderheid geeft de voorkeur aan optie B boven optie C, maar een meerderheid geeft de voorkeur aan optie C boven optie A (met andere woorden, de voorkeur geven aan (prefereren) is geen overgankelijk werkwoord).

Condorcet schreef de biografieën Vie de M Turgot (1786) en Vie de Voltaire (1789) waarin hij zich een medestander toonde van Turgots economische inzichten en Voltaires bezwaren tegen de kerk. In 1986 werkte hij ook aan zijn ideeën over differentiaal- en integraalrekening met een nieuwe benadering van de oneindigheidsbepaling, maar dit werk is nooit gepubliceerd.

Bij het uitbreken van de Franse Revolutie kwam Condorcet op voor het vrijheidsideaal. Hij werd gekozen als de Parijse vertegenwoordiger in de Assemblée législative waar hij een ministerspost kreeg. De door hem ingediende staatkundige onderwijsplannen werden aangenomen.

Tegen 1792 was Condorcet een belangrijke spreekbuis van de Republikeinen geworden. Hij sloot zich aan bij de gematigde Girondijnen en betoogde als tegenstander van de doodstraf dat het leven van de koning zou worden gespaard.

Toen de girondijnen uit de gunst raakten en de radicale jakobijnen onder leiding van Robespierre het overnamen, verzette Condorcet zich krachtig tegen de nieuwe, haastig geschreven grondwet, die was opgesteld om degene die onder zijn eigen verantwoordelijkheid was ingevoerd te vervangen. Dat was niet verstandig en er werd dan ook een bevel tot zijn arrestatie uitgevaardigd.

Condorcet dook onder en schreef het interessante filosofische werk Esquisse d'un tableau historique des progrès de l'esprit humain (1795). In maart 1794 vermoedde hij dat zijn schuilplaats in Parijs door de vijand in de gaten werd gehouden en hij voelde zich er niet langer veilig. Hij ontvluchtte Parijs maar werd drie dagen later gearresteerd en op 27 maart 1794 gevangen gezet. Twee dagen daarna werd hij dood gevonden in zijn cel en niemand weet of hij een natuurlijke dood is gestorven of dat hij is vermoord of zelfmoord heeft gepleegd.

 

 

De zwaarste aardbeving uit de geschiedenis, op 1 november  1755 in Lissabon, heeft niet alleen in geologische maar ook in morele zin voor veel beroering gezorgd. Zie bv. https://pieterserrien.be/2015/11/01/260-jaar-geleden-aardbeving-lissabon-1-november-1755/

Hoewel de Verlichting aan de 18e eeuw wordt toegeschreven als reactie op het dogmatische geloof in het Woord Gods (de Bijbel), zijn beide vertegenwoordigd in de huidige tijd. Nog altijd leeft bij velen de onaantastbare waarheid van heilige schriften en veel intellectuele vrijdenkers hebben weliswaar geleerd om kritisch te denken maar geloven heimelijk toch in een god.

De doelgerichte of teleologische benadering wordt alleen in pragmatische kwesties gehanteerd. In metafysische zin wordt doelgerichtheid in strijd geacht met de Pijl van de Tijd, die in één richting wijst, van verleden naar toekomst. Alleen oorzakelijkheid (causaliteit) wordt als een realistisch fenomeen opgevat. Daarmee samenhangend is de tegenstelling tussen entropie en negentropie of syntropie.

De entropie is een maat voor waarschijnlijkheid en neemt altijd toe (van de meest onwaarschijnlijke singulariteit naar de meest waarschijnlijke ontaarding of chaos) en de syntropie is precies het omgekeerde (te beginnen bij God?). Het concept heeft een sterk religieuze connotatie.

Neurowetenschappers beschouwen religie niet zelden als een bijproduct van essentiële hersenfuncties. Uit recent onderzoek blijkt dat religie geïntegreerd is in hersennetwerken die vooral voor sociale cognitie worden gebruikt, in plaats van dat ze specifiek voor het geloof in God bedoeld zijn.

Een neurowetenschappelijke verklaring op basis van Darwinistische principes stelt ons in staat om het geloof weg te redeneren als een schadelijke misleiding. In zijn boek God als misvatting stelt Richard Dawkins dat het (christelijk) geloof een geestelijk virus is dat de hersenen goedgelovig maakt: door natuurlijke selectie ontwikkelen kinderen de neiging om te geloven wat hun ouders en stamoudsten hen vertellen. Gehoorzaamheid op basis van vertrouwen is waardevol om te overleven. De keerzijde is slaafse goedgelovigheid. Het onvermijdelijke bijproduct is kwetsbaarheid door infectie met een geestvirus (geloof in God).

Enkele hypothesen over het ontstaan van spirituele beelden met selectievoordeel:

1 De neocortex (nieuwe hersenen) is verantwoordelijk voor o.m. logisch redeneren en verbeelden. Waarnemingen die men niet kan verklaren worden toegeschreven aan fantasiefiguren (demonen). Deze hebben mogelijk kwaad in de zin. Via het oudere limbische systeem wekt dit angst op die leidt tot de wens naar lijfsbehoud. Het gevolg is een vluchtreactie (onbewuste overlevingsstrategie).

2 Het interpreteren van omgevingssignalen en de reactie daarop is een mengeling van ‘gevoel’ en ‘verstand’. Angstgevoelens vanuit het limbische systeem (zie 1) prikkelen ons zelfbewustzijn in de frontaalkwab (neocortex) maar ook in het evolutionair oude serotonerge systeem. Dit kleine systeem (slechts enkele duizenden neuronen) is betrokken bij een groot aantal fysiologische functies zoals slapen, eten, seksualiteit en agressie maar heeft daarin alleen een modellerende functie. Door meer serotonine afgifte neemt de predatorische agressie toe (gunstig is tijdens de jacht) en wekt tegelijkertijd tegenovergestelde emoties (interspecifieke vredelievendheid) waardoor een emotioneel dilemma ontstaat dat leidt tot een roes van religieuze extase. De gewelddadige activiteit (doden om te eten) werd zodoende een natuurlijke religieuze activiteit.

3 Vechten en doden voelen als een zelfbevestiging die ook tijdens rituelen worden ervaren. Het cultiveren van de extase kan opzettelijk worden opgewekt met behulp van kruiden, rituelen en psychische concentratie waarmee de serotonerge neurotransmissie wordt beïnvloed. Bij de eerste mensen leidde dat na verloop van tijd tot sjamanisme waaruit later alle religies ontstonden. Niet iedereen bereikte de extatische roes even makkelijk. Verhoogde seksuele activiteit onder invloed van het serotogene systeem zorgde voor een groter aantal nakomelingen bij hen die het snelst in extase raakten.

Natuurlijke selectie als één van de belangrijkste mechanismen van organische evolutie wordt wel opgedeeld in verschillende categorieën. Naast de rol van omgevingsfactoren kunnen geslachtskenmerken een rol spelen (seksuele selectie) of de familieband (verwantenselectie). Groepsselectie werd een halve eeuw geleden naar het rijk der fabelen verwezen maar met moderne modellen is aangetoond dat bij sociale dieren de eigenschappen van een individu het succes van zijn groepsgenoten kan bevorderen en dat er eigenschappen zijn die niet direct bijdragen aan het succes van dat individu maar wel gunstig zijn voor de groep waartoe hij behoort.

In onze huidige samenleving heeft het evolutionaire concept ‘overlevingskans’ net zo weinig betekenis meer als bijziendheid of diabetis. Het gaat om meer dan 40 000 jaar geleden, nog voor het ontstaan van gesproken taal, dat de individuele godsbeleving een gevoel van eenzaamheid teweegbracht die de leden (kinderen) van de sociale groep nader tot elkaar bracht. Verondersteld wordt dat depressiviteit, zelfmutilatie en erger samenhangen met eenzaamheid door onthechting. Het moet niet worden uitgesloten dat het eenzaamheidsgevoel ontstaat door een te sterk besef van het ZELF of door een emotioneel dilemma dat het gevolg is van een te evenwichtige (!) neurotransmissie van het serotenerge systeem.

De achtergrondinformatie is over het algemeen Engelstalig. Zie bijvoorbeeld:

Borg J, Andrée B, Soderstrom H, Farde L.The serotonin system and spiritual experiences. Am J Psychiatry. 160: 165-169, 2003

Walter Burkert Religion and the sacred. Harvard University Press, 1996

John Cacioppo & William Patrick. Loneliness: human nature and the need for social connection. W.W. Norton & Co., 2008

Steven W. Cole, John P. Capitanio, Katie Chun, Jesusa M. G. Arevalo, Jeffrey Ma, John T. Cacioppo. Myeloid differentiation architecture of leukocyte transcriptome dynamics in perceived social isolation. Proceedings of the National Academy of Sciences, 2015; 201514249

John Cookson. The neurological origins of religious belief. http://bigthink.com/going-mental/the-neurological-origins-of-religious-belief

Laursen HR, Henningsson S, Macoveanu J, Jernigan TL, Siebner HR,Holst KK, Skimminge A, Knudsen GM, Ramsoy TZ, Erritzoe D. Serotonergic neurotransmission in emotional processing: New evidence from long-term recreational poly-drug ecstasy use. J Psychopharmacol. 2016

Matt Rossano. The religious mind and the evolution of religion. Rev.Gen.Psych.10: 346-364, 2006

Stephen Sanderson. Adaptation, evolution and religion. Cogn.Sc.Religion 38: 141-156, 2011

University of Chicago. "Loneliness triggers cellular changes that can cause illness, study shows." ScienceDaily. 2015. www.sciencedaily.com/releases/2015/11/151123201925.htm

 

Het scheermes van Ockham (latijn: lex parsimoniae, de wet van de spaarzaamheid) is een principe dat zegt dat een gebeurtenis (of fenomeen) verklaard moet worden met zo min mogelijk aannames, waarbij elke veronderstelling die geen verschil maakt voor de verklaring, wordt geschrapt

Het hermetisch denken gaat uit van de ondeelbare samenhang tussen God, Kosmos en Mens. Uitgangspunt is het principe ‘Zo boven, zo beneden’. God drukt zich uit in de wereld of de Kosmos (‘als zijn zoon’), en in de mens (‘als zijn kleinzoon’, zegt Hermes). De Mens weerspiegelt in zich de wereld, die zich als een (micro) kosmos vormt rond een vonk of vlam van zuivere Geest, die goddelijk en onaantastbaar is. Lees meer: http://stichtingrozenkruis.nl/

Twijfel aan de democratie in zijn huidige vorm neemt toe. Zo is de Vlaamse schrijver David Van Reybrouck, gangmaker achter het Belgische burgerinitiatief voor democratische vernieuwing G1000, zeer geporteerd voor loting als alternatief voor verkiezingen, een systeem uit het antieke Athene dat nog tot de Franse Revolutie her en der in Europa werd toegepast.                                                                                                                             Heere Heersema jr. in Trouw, mei ‘16

David van Reybrouck. Tegen verkiezingen. De Bezige Bij, 2016. 

"Mensen zijn extreem beïnvloedbaar - je kunt ze zelfs zover krijgen een einde aan hun leven te maken. Doe gezellig mee, iedereen doet het, is de boodschap; er worden BN'ers ingezet die al getekend hebben voor een 'waardig levenseinde'. Het is precies de giftige mix van appelleren aan angst, kuddegedrag en het gebruiken van positieve begrippen als 'mooi' en 'waardig', die ertoe leidt dat mensen zelf voor zo'n oplossing kiezen,” aldus hersenonderzoeker en hoogleraar V. Lamme in de Volkskrant van december 2016.

Victor Lamme. Waarom. Mind and Brain, 2016