L & B MODEL VARIABELE CONSTANTE
Sinds halverwege de vorige eeuw zijn astrofysici het erover eens dat in de lege ruimte (vacuüm) een zogenaamde nulpuntsenergie heerst. De dichtheid van deze vacuümenergie kan worden afgeleid uit de mate van roodverschuiving van verre objecten, een waarneming die geldt als de bevestiging van een uitdijend heelal.
De dichtheid kan ook theoretisch worden afgeleid aan de hand van bestaande kosmologische modellen. Dat leidt tot een raadselachtige discrepantie: de uitkomsten zijn ongeveer elkaars tegendeel. Aanleiding voor een nieuw model: er is geen sprake van uitdijing, de roodverschuiving heeft een andere oorzaak!
De expansie kort na de oerknal (inflatie) is voor te stellen als het opblazen van een reusachtige ballon. De potentiële energie (elasticiteit) van de opgewekte spanning is in de loop der tijd omgezet in kinetische vacuümenergie. Door waardoor de energiedichtheid van het vacuüm steeds groter werd. De omzetting van elasticiteit in straling nam geleidelijk af terwijl de energiedichtheid van het vacuüm steeds groter werd.
De lichtsnelheid in vacuüm wordt beschouwd als de absolute snelheid en een natuurlijke constante. Hij wordt bepaald door de energiedichtheid en net zoals licht door glas en water trager gaat dan door lucht neemt de snelheid af als de energiedichtheid van vacuüm toeneemt. Metingen vanaf halverwege de 18e eeuw bevestigen dat de lichtsnelheid afneemt.
In het nieuwe kosmologische model wordt de waargenomen roodverschuiving beschouwd als het gevolg van de veranderde lichtsnelheid. Uit de mate van roodverschuiving kan worden berekend dat het licht ooit een veel grotere snelheid moet hebben gehad. Uit extrapolatie van de gegevens blijkt zelfs dat de oerknal veel recenter heeft plaatsgevonden.
Maar dat is natuurlijk speculatie. Toch?