HAÏTIAANSE VOODOO KLOK VAN DE HAND VAN HOUNSI-DANZO
INGEWIJDE KUNSTENARES ELISSA MAITROS (SCULLY ELLY)
SARIMANOKS EMERGENTE DETECTIVE BUREAU
Er wordt al een tijdje gebeld. Zou ze …?
“Annelies?
… …
Oh, sorry. Zeg het eens.
… … … …
Oke. Dan zie ik je daar. Hoi.”
Ik heb een afspraak gemaakt met Arthur. Een oud-collega van BZ. Werkt daar ook niet meer. We zien elkaar af en toe. Hij heeft gevraagd of ik meega. Hij speelt in een soort orkest. Ik hou niet van muziek maar ik ga wel mee. Geeft wat afleiding.
Ik weet niet wat Annelies van muziek vindt maar voor mij heeft het iets raars. Dat één persoon een liedje fluit is nog tot daaraantoe maar dat een hele groep mensen samen, precies op elkaar afgestemd, keurig in de maat en toch allemaal schijnbaar op eigen houtje… dat ze dat fijn vinden… daar begrijp ik helemaal niets van. En mooi vind ik het ook niet. Geef mij maar een merel, die fluit tenminste alléén.
Maar ik ga wel mee.
Mensen die samen zingen. Dat vind ik zó iets onnatuurlijks hebben. Net of ze samen een moordaanslag beramen. Op een gemeenschappelijke vijand die ze uit de weg willen ruimen. Het geeft koude rillingen. Ontroering noemen ze dat. Ik begrijp niet dat iemand zich vrijwillig laat meeslepen.
Maar ik ga wel. Een masochistisch trekje. Heb ik vaker last van, de laatste tijd, sinds Annelies…
De gehoorzaamheid die elk orkestlid zichzelf oplegt, zich onderhorig maken aan iets symfonisch, geen solo, geen schreeuw maar volgzaam, slaafs, inferieur. Ik haat die samenzang. Oh, wat zijn ze het eens met elkaar. Wat een gelijkgestemdheid. Wat een eendracht. Geen wonder dat een individuele luisteraar daardoor geroerd wordt, maar dan wel omdat je er niet bij hoort.
Ik ga. Tot later.